Spring naar de content
bron: anp

Sporttypes II: de eeuwige tweede, de grappige sporter en de vrouwelijke sporter

Frank Heinen schrijft in de maand juli over verschillende sporttypes: typeringen van mensen in en rond de sport. Deze week: de eeuwige tweede, de wereldtopper in een zonderlinge sport, de grappige sporter en de vrouwelijke sporter.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De eeuwige tweede

De eeuwige tweede kent zijn plek. Dat weerhoudt hem er overigens niet van te streven naar hoger, dat hoort nu eenmaal bij zijn taakomschrijving. ‘We gaan voor goud’, zegt ie. Vergeefs.

Thuis en bij zijn ouders heeft de eeuwige tweede tientallen bekers en bokalen liggen. Overal hangen medailles. Alles zilver. Niet dat zijn ouders niet trots zijn: ze zijn hartstikke trots. Misschien net iets trotser op de zus van de eeuwige tweede, die dokter is geworden, maar toch.

Een relatie heeft de eeuwige tweede niet, omdat zijn partners altijd iemand tegenkomen die nog nét wat leuker is. Ze willen wel vrienden blijven, want echt: aan hem lag het niet.

De eeuwige tweede is er wel eens voor naar de huisarts geweest, maar daar kwam hij er niet tussen, omdat er steeds nieuwe noodgevallen vóór moesten. Zo is de eeuwige tweede ook al eens de 100.001ste bezoeker van een supermarkt geweest, heeft hij drie keer op 1 cijfer na de Lotto gewonnen en levert hij spaarkaarten consequent een dag te laat in.

Eén keer werd de eeuwige tweede geen tweede. Op die dag werd er een speciale bonus voor de nummer twee uitgeloofd, hij is vergeten waarom. Die dag werd hij derde. Op het erepodium was toen, door die enorme bonus, voor hem helaas geen plek meer.

De wereldtopper in een zonderlinge sport

De wereldtopper in een zonderlinge sport leeft tussen hoop en vrees. Enerzijds hoopt hij vurig dat het grote publiek doorkrijgt dat zijn zonderlinge sport veel minder zonderling is. Als een missionaris schrijft hij scholen, Olympische Comités, kranten en tv-programma’s met de vraag of hij zijn zonderlinge sport mag komen voordoen.

Dit mag nooit.

Mensen vinden zijn sport te ingewikkeld, te zonderling of ze denken dat hij een grap maakt.

Ondertussen wint de wereldtopper in een zonderlinge sport de ene medaille na de andere. ’s Nachts, na weer een zege, droomt de wereldtopper in een zonderlinge sport wel eens van erkenning voor zijn talent. Hij droomt dat hij miljoenen inspireert om hetzelfde te gaan doen als hij, dat de zonderlinge sport razendsnel een doodnormale bezigheid wordt, eerst hip, dan mainstream, dat de sponsors zich in lange rijen voor zijn deur opstellen. En nét voordat uitkomt dat hij alleen een wereldtopper kon zijn toen zijn sport nog door niemand anders werd beoefend, wordt de wereldtopper in een zonderlinge sport tevreden wakker.

De grappige sporter

Hoe goed is de grappige sporter precies? Niemand die het weet. Het doet ook niet ter zake. De grappige sporter is grappig. Dat is ruim voldoende. Alles wat we moeten weten. Bijna alle sporters zijn beter, en bijna alle grappenmakers grappiger. Maar het is om de combinatie die het ‘m doet.

De grappige sporter heeft ooit eens iets grappigs gezegd. Dat was een opwelling, maar: een grappige opwelling. Iedereen weet nog wat het was. Waar de grappige sporter ook komt, overal vragen ze ‘m dat ene grappige nog eens te herhalen. Zelfs in herhaling is de grappige sporter grappig. Sinds die ene opmerking wordt de grappige sporter bij het minste of geringste voor de microfoon getrokken. De mensen thuis moeten bij voorbaat al lachen. Wie er op gaat letten, ziet hoe grappig de grappige sporter er eigenlijk uitziet, en hoe komisch hij beweegt. De hoop op nieuwe grappen blijkt ijdel. De grappige sporter is niet grappig op bestelling. Vaak is hij ernstig en to the point en slim, dat valt tegen.

Vroeg of laat komt de dag dat de grappige sporter niet meer grappig gevonden wordt. Er zullen zelfs mensen zijn die zich afvragen of de grappige sporter ooit echt grappig is geweest. Een enkele zuurpruim zal zijn kans schoon zien en overal rondbazuinen dat hij de grappige sporter nooit grappig heeft gevonden. Die dag zal de voormalig-grappige sporter opgelucht en serieus ademhalen.

De vrouwelijke sporter

‘Kijk, ik beschouw jou als vrouwelijke sporter ook gewoon een sporter. Daarnaast ben je ook vrouw, maar daar gaat het niet om. Het gaat om de sport. Dat je vrouw bent, en dus geen man, moeten we gewoon negeren. Nou ja: niet negeren, je kunt vrouwen niet negeren omdat ze sporten, en zeker mooie vrouwen niet, en dit ís een mooie vrouw, maar ze is in de eerste plaats sporter. Nou ja: in de eerste plaats ben je natuurlijk vrouw, een mooie vrouw, en in de tweede plaats sporter, topsporter, een echte topper, als sporter én als vrouw. Niet dat dat laatste ter zake doet, maar waarom zou ik het niet mogen benoemen? De vrouwelijke sporter is ook een mens tenslotte. Een hartstikke leuk mens, zelfs, in jouw geval.

Bovendien zeg ik altijd: je kunt er niks aan doen. Nou ja: je kunt er wel wat aan doen, maar dat schijnt een enorm gedoe te zijn.

Veel mensen – mannen vooral – zeggen dat ze eigenlijk nooit naar vrouwelijke sporters kijken, vanwege een enorm gebrek aan kracht, snelheid en coördinatie. Persoonlijk vind ik dat ontzettend kortzichtig: veel vrouwelijke sporters sporten als mannen, en ze zien eruit als vrouwen. Win-win, lijkt me. Toch? Soms vraag ik me eerlijk gezegd wel eens af waarom we überhaupt nog mannensport uitzenden. Ik kan geen goeie reden bedenken. Afschaffen, zeg ik. Leve de vrouw. Wel mannelijke coaches natuurlijk, anders weet niemand welke kant-ie op moet rennen. Nee, dat is een geintje ja. Maar wat ik vragen wou: je bent wereldkampioen, al een maand van huis – wat vindt je vriend daarvan?’