Spring naar de content
bron: anp

Tom Dumoulin en de ziel op een kier

Frank Heinen kijkt niet alleen graag naar Tom Dumoulin, hij luistert ook graag naar hem. “Wanneer hij spreekt over trainingen en precies dát doen wat nodig is, klinkt hij als een wetenschapper. Of nee, meer een uitvinder vlak nadat twee goedjes die hij proefondervindelijk bij elkaar heeft gegooid beginnen te knetteren.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Het liefst zou je Tom Dumoulin willen zijn, of anders Annemiek van Vleuten. Maar nog nét iets liever Dumoulin. Als je moest kiezen tussen jezelf, een exemplaar vol mankementen en zwakheden, niet níet gelukt maar toch bij lange na niet zo gelukt als Tom, en de ander, koos je de ander. Maar je bent Tom Dumoulin niet, en dat is maar goed ook, anders kon hij ‘m niet zijn. Tom Dumoulin is een meer dan uitstekende Tom Dumoulin. The best man for the job, wat jou betreft.

Het is ook een tijdje wat minder gegaan, tussen jou en Tom. Geef het maar toe. Zo af en toe verdween hij uit je gedachten. Hij was niet fit, er deugde van alles niet. In zijn hoofd, in zijn benen, in de ploeg. Zijn wenkbrauwen zakten door hun hoeven, en dat is diep, bij Tom Dumoulin, even diep als bij Bert wanneer Ernie midden in de nacht begint te drummen.

De blik van Tom Dumoulin als het niet naar wens gaat. Brrr.

Het is afgrijselijk hoe snel uitzonderlijk normaal wordt. Tweede in de Giro, tweede in de Tour. Je herinnert je nog dat je eerst dacht: knap. En al gauw daarna: waarom geen eerste? Waarom niet net een beetje harder getrapt?

Een jaar later: vierde in de eerste Giro-tijdrit. In het tijdperk-Stef Clement was je er toeterend door de straat voor gegaan. Die tijd was voorbij. Nu dacht je: kunst, vierde. Daar blijf ik niet voor thuis. Vierde. Dat lukt mij op een goeie dag ook nog wel. Zo snel went uitzonderlijk. Giro gewonnen, tweede in de Tour – kom eens met wat nieuws. Verras me. Kom op Van Gogh, nou weten we het wel, met die zonnebloemen.

Later verdween hij van de radar. Of in elk geval: van de jouwe. Niet als ster (want sterren verdwijnen niet zo snel van de radar), wel als renner om dagelijks over na te denken. Je verlegde je aandacht naar anderen, naar Steven en Mathieu en naar God weet wie. Je dacht: wanneer hij terugkomt, áls hij terugkomt, dan meld ik me wel weer. Het laatste wat je je van ‘m herinnerde, was die knie vol bloed, en die wenkbrauwen op half zeven.

Het was even geleden dat je hem voor het laatst had willen zijn.

Hoewel hij al binnenkort officieel een jaar uit koers zal zijn, is Dumoulin al weer een tijdje terug op ieders radar. Sinds zijn overstap naar Jumbo – Visma officieel beklonken is, weten ze hem weer te vinden. De journalisten, de podcastmakers, de stukjesbakkers. En jij, jij ook. Hij klinkt anders. Opgewekter, energieker, ja, lichter.

Zo snel went uitzonderlijk. Giro gewonnen, tweede in de Tour – kom eens met wat nieuws. Verras me.

Hij klinkt als iemand die op een dag heeft gedacht: ik gooi de gordijnen open. Stof stoof op in de ochtendzon, het was nog een zootje binnen, maar dat gaf niet. Zondag kwam er een podcast van het Algemeen Dagblad online. Thijs Zonneveld en Hidde van Warmerdam spraken bijna twee uur met Dumoulin.

Je luisterde. Je hoorde dingen die je al vaker had gehoord – dat hij niet naar de Rabo-profploeg mocht omdat zijn plekje door Jetse Bol werd ingenomen, dat hij in zijn eerste profjaren ging skiën in de winter, dat hij eigenlijk nooit wielrennen keek, en dat hij zijn eerste tijdrit won op een geleende fiets.

En dat hij helemaal niet de aap op de rots wil zijn. Liever een klein aapje, voegde hij eraan toe. Een klein aapje dat de Tour wint.

Er zat ook nieuws tussen. 

Dat hij geen idee had wie Armstrong was, toen die in 1999 door Boogerd werd verslagen in de Gold Race. Waarom hij niet op Strava zit. Dat hij zo graag de klim van Teuven naar Sippenaeken rijdt. En dat hij eigenlijk nooit eigen overwinningen terugkijkt. 

Ook niet stiekem. Vindt-ie sneu.

Je weet niet zeker of ‘overzelfbewustzijn’ bestaat – Word kent het in elk geval niet – maar áls het bestaat, dan lijdt Tom Dumoulin er een beetje aan.

Wanneer hij spreekt over trainingen en precies dát doen wat nodig is, klinkt hij als een wetenschapper. Of nee, meer een uitvinder vlak nadat twee goedjes die hij proefondervindelijk bij elkaar heeft gegooid beginnen te knetteren. Een jongen die zich niets leukers kan voorstellen dan de wiskunde-Olympiade, in het lijf van een langlaufer.

Toen hij deze winter werd bezocht door een onbekende kwaal en last-minute van het rooster moest worden geschrapt, heeft hij gewanhoopt. Dat vertelt hij gewoon, dat hij urenlang zijn klachten zat te googelen. ‘Wat wanhopige neigingen,’ noemt hij dat.

Je kent bijna niemand die dat zomaar vertelt. Hij wel.

Je kent überhaupt niemand die zo voortdurend bezig is zichzelf te doorgronden.

Altijd als Tom Dumoulin spreekt, zet hij zijn ziel op een kier.

Alleen al daarom is het, zolang je niet kunt kijken naar hoe hij fietst, de moeite waard te luisteren als hij spreekt. 

Word lid van HP/De Tijd