Spring naar de content
bron: anp

De adem van Joost Zwagerman

Max Pam las de autobiografische roman De langste adem van Arielle Veerman – de ex-vrouw van Joost Zwagerman – en vraagt zich af: heb ik hem eigenlijk wel goed gekend?

Gepubliceerd op: door Max Pam

Niets is wat het lijkt, zeker niet bij mensen – figuren zou ik moeten schrijven – die met grote regelmaat in de media verschijnen. Boudewijn Büch was zo iemand. Ik mocht hem graag, voor zover je dat kunt zeggen van iemand bij wie je nooit dicht in de buurt kon komen. 

Was Joost Zwagerman ook zo iemand?

Ook hem mocht ik graag, hoewel ik mij zeker niet tot zijn intimi kon rekenen. Maar ik sprak hem met enige regelmaat, vaak ik in het Amsterdamse café Wildschut, waar wij samen koffie dronken. Die bijeenkomsten duurden doorgaans niet al te lang, want Joost had altijd haast. Ergens die dag wachtte nog wel een mediaklusje dat hij even moest opknappen. 

Een enkele keer is Joost bij ons thuis geweest. Op een keer belde hij aan voor iets dringends – ik weet bij god niet meer voor wat – en trof mijn gezin aan rond de eettafel. De knusheid die wij toen uitstraalden, maakte zo’n grote indruk op hem dat hij mij nog de volgende mailde om te vertellen hoe graag hij ook zoiets wilde. Dat verbaasde me wel, want hij had zelf toch ook een gezin waar hij zich in huiselijkheid kon onderdompelen. 

Of toch niet? 

Vanaf onze eerste ontmoeting, vertelde hij over zijn huwelijksperikelen, dat hij van plan was het met zijn vrouw Arielle weer goed te maken, en dat een scheiding nergens voor diende. Hij citeerde graag Martin Bril die eens had gezegd: “Een scheiding? Nooit! Dat kan ik niet betalen.”

Joost was een obsessieve schrijver. Tussen 2000 – het jaar dat ik hem leerde kennen – en 2015 – het jaar van zijn dood – ontving ik zo’n tweeduizend (2.000) mails van hem. Ik schreef hem altijd terug. Ik vermoed dat ik niet de enige ben die deze aantallen mails van Joost heeft ontvangen. Sommige van die mails waren niet meer dan kattenbelletjes, andere waren uitgebreide verhandelingen over zaken die hem bezig hielden en weer andere waren roddels over het literaire leven.

Ik herinner mij dat de dichter Menno Wigman – inmiddels ook dood – bij het horen van Joost zijn doodsbericht reageerde met ‘Goddank!’

Eigenlijk was ik van plan nooit over onze correspondentie te schrijven, maar uit leven van mediafiguren als Joost Zwagerman komt als vanzelf zeer veel op straat te liggen. Privacy is voor hen en voor hun omgeving niet het eerste waar men naar op zoek is. Het kon daarom niet anders dat ook het boek De langste adem van Arielle Veerman, de ex-echtgenote van Joost, zou verschijnen. Ik las het met veel belangstelling, en zeker ook met gevoelens van ontroering, en nam op de koop toe dat op het titelblad ‘autobiografie roman’ wordt vermeld. Zoiets betekent ongeveer: alles wat hierin staat is waargebeurd, maar wie zich beklaagt over het waarheidsgehalte zal te horen krijgen dat hij (of zij) niet zo moet zeuren, want het is maar een roman.

Het boek – ik houd het op non-fictie – geeft in veel opzichten een andere kijk op de Joost zoals hij zich aan mij voordeed. Zeker waar het zijn huwelijksperikelen betreft. Na zijn scheiding beklaagde Joost zich in Wildschut vaak over zijn ex. Zij zou hem financieel helemaal uitkleden en hij moest zich tegen haar wapenen tot aan de Hoge Raad. De langste adem geeft een wat ander beeld, namelijk dat van iemand die zich onder zijn financiële verplichtingen probeert uit te wurmen. Wie hier gelijk heeft, durf ik niet zeggen, maar dat de hoofdpersoon in deze onaangenaamheden ook in staat was tot stalking, zodanig dat een rechter hem zelfs een gebiedsverbod oplegde – dat staat overigens niet in het boek – laat wel zien dat Joost ook een heel andere kant had.

Ik herinner mij dat de dichter Menno Wigman – inmiddels ook dood – bij het horen van Joost zijn doodsbericht reageerde met ‘Goddank!’, een reactie die ik destijds nogal lamentabel vond, maar die ik inmiddels beter begrijp. Ook Wigman behoorde tot het vijandelijke kamp dat door Joost continu werd bestookt. Hij voelde voortdurend Joost zijn adem in zijn nek. 

Gelukkig ben ik nooit echt bij de vijandelijkheden betrokken geraakt en daarom heb ik met Joost altijd een vriendschappelijke band kunnen onderhouden. We hadden veel gemeen. Zowel Joost als ik zijn er destijds bij NRC Handelsblad uitgegooid, vrijwel zeker omdat men ons daar te rechts vond, wat in ons geval betekende dat wij ons niet wilden aansluiten bij wat Joost ‘de toonmatigingsbrigade’ noemde. Tot hen behoorden degenen die het islamdebat wilden pacificeren en die er daarom geen moeite mee hadden Ayaan Hirsi Ali te laten vallen in haar strijd tegen het moslimfundamentalisme. Joost en ik kwamen daardoor rechtstreeks te staan tegenover Anil Ramdas en anderen ‘kardinalen van de linkse kerk’. In die polemiek rustte Joost overigens pas, toen hij het gevoel kreeg dat hij het pleit had gewonnen. Het kostte hem wel zijn column bij NRC Handelsblad. Maar net als ik vond hij onderdak bij de Volkskrant, waar we door de toenmalige hoofdredacteur Pieter Broertjes zeer werden gewaardeerd. 

Zowel Joost als ik zijn er destijds bij NRC Handelsblad uitgegooid, vrijwel zeker omdat men ons daar te rechts vond, wat in ons geval betekende dat wij ons niet wilden aansluiten bij wat Joost ‘de toonmatigingsbrigade’ noemde.

In die 2000 mails die ik van Joost heb ontvangen, correspondeerden wij over talloze onderwerpen. Over zijn Boekenweekgeschenk Duel en over Theo van Goghs film Vals Licht, over het verschil tussen schepte en schiep, en over de lichamelijke en geestelijke overeenkomsten tussen Michaël Zeeman en Bas Heijne. Er was altijd wel iets om te lachen. 

Twee onderwerpen zijn mij bijgebleven, waar Joost bijna obsessief over bleef corresponderen. 

De moord op Theo van Gogh trok hij zich persoonlijk aan. In 2004 presenteerde Joost het VPRO-programma Zomergasten, waarvan ik lange tijd redacteur was geweest. In de aflevering met zomergast Ayaan was Submission opgenomen, de korte film die zij zojuist samen met Theo van Gogh had gemaakt en die voor Mohammed Bouyeri de aanleiding zou worden om Van Gogh te liquideren. In een brief in Van Goghs buik gestoken, had B. laten weten dat hij nog liever Ayaan had doodgestoken, maar dat hij haar niet te pakken had kunnen krijgen. 

Bij Joost had zich in de jaren daarna de dwanggedachte ontwikkeld dat Van Gogh mogelijk was blijven leven als die aflevering van Zomergasten niet live was uitgezonden. In dat geval, zo luidde ongeveer zijn redenering, had men van te voren de nodige veiligheidsmaatregelen kunnen nemen, zowel voor Van Gogh en Ayaan, als voor hem als presentator en zijn studio-crew. Nu liep met name Van Gogh onbeschermd rond, maar ook voor de anderen was de situatie allerminst prettig en soms zelfs beangstigend geweest.  

Met deze argumenten, die al gauw als verwijten klonken, was Zwagerman naar de VPRO gestapt, maar daar had de leiding alles weggewuifd. Zomergasten was altijd live geweest, dat was nu eenmaal de formule. Joost moest maar niet met die schuldgevoelens rondlopen, want hij was helemaal niet verantwoordelijk voor de moord. Het schijnt toen hoog te zijn opgelopen. In elk geval vroeg Joost aan mij, als voormalig Zomergasten-redacteur, of er in het verleden wel eens een aflevering was opgenomen. Ik ging op zoek, maar kwam tot de conclusie dat alle eerdere Zomergasten live waren uitgezonden. Dat vertelde ik Joost, maar die wilde zich daar niet bij neerleggen. Hij bleef zoeken, tevergeefs. Lang heeft hij nog vol verontwaardiging geprutteld over het onrecht dat hem door de VPRO was aangedaan. Die Zomergasten-aflevering met Ayaan heeft sindsdien als een molensteen van schuldgevoelens om zijn nek mee gehangen.

Langzaam moet toen al het idee in zijn hoofd zijn gerijpt dat het leven te zwaar voor hem was, en dat beter zou zijn om God over hem te laten waken.

Ook een andere kwestie heeft ergens op de achtergrond meegespeeld bij zijn tragisch einde. Joost had steeds last van zijn rug. Hij bezocht verschillende fysiotherapeuten, maar die konden hem niet helpen en maakten het – naar zijn gevoel – alleen maar erger. Ook hier dreigde hij met rechtszaken. Tenslotte werd bij hem de ziekte van Bechterew geconstateerd, een soort ontstekingsreuma. Voor Joost leek het alsof de wereld verging. De inmiddels vergeten schrijver Ab Visser leed eraan en was daardoor aan het eind van zijn leven helemaal krom gaan lopen. Ab Visser werd ‘de Quasimodo van de Nederlandse literatuur’ genoemd. Dat vooruitzicht was Joost een gruwel. 

Maar zoals vaak overdreef Joost in zijn verdriet. Tegenwoordig is Bechterew een ziekte die goed te behandelen valt. Je kunt er oud mee worden en vrouwen met Bechterew kunnen zonder bezwaar kinderen krijgen. Je moet alleen regelmatig ontstekingsremmers slikken. 

“Kop op, Joost”, schreef ik.

Omdat Bechterew ook in mijn familie voorkomt, kon ik hem gemakkelijk verwijzen naar het Leids Academisch Ziekenhuis, waar men een specialistische afdeling heeft op dit gebied. Ik geloof dat Joost er ook heen is gegaan, maar of men hem daar heeft aangenomen, is mij onbekend. Langzaam moet toen al het idee in zijn hoofd zijn gerijpt dat het leven te zwaar voor hem was, en dat beter zou zijn om God over hem te laten waken.

De langste adem
Arielle Veerman
Prometheus
€19,99

Word lid van HP/De Tijd