Spring naar de content
bron: pexels

Gelukkig tot de laatste snik

Een halve eeuw lang onderzocht Ruut Veenhoven (81) het menselijk welbevinden. Belangrijkste conclusie: je kunt je eigen geluk flink omhoog krikken. Zelf geeft de terminale ‘geluksprofessor’ zijn leven nog steeds een acht. ‘De gemiddelde Fransman zit ruim een punt lager.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

Wie professor Ruut Veenhoven achter zijn computer bezig ziet, zou niet denken dat hij in een terminale levensfase zit. Energiek en opgewekt tikt hij voort aan zijn World Database of Happiness, een door hem opgericht digitaal archief over wereldwijd geluk.

Ruim een halve eeuw nu verzamelt de 81-jarige socioloog, lijdend aan de ziekte van Kahler, onderzoeksgegevens over menselijk geluk. Eerst als student, daarna als hoogleraar sociale condities voor menselijk geluk aan de Erasmus Universiteit, en nu als emeritus. De ‘geluksprofessor’, zoals hij in de wandeling heet, spreekt overigens liever van ‘levensvoldoening’ dan ‘geluk’, omdat die eerste term duidt op iets van meer blijvende aard, terwijl geluk ook een voorbijgaande piekervaring kan zijn.

Zijn laatste onderzoek ging over het geluk van transgender personen. Hij voerde het uit samen met zijn kleinzoon Jos Veenhoven, die zelf een transitie doormaakte. “Transgenders zijn minder gelukkig dan de gemiddelde Nederlander, net als homo’s trouwens,” vertelt Veenhoven in zijn werkkamer op de universiteit. “Maar na hun transitie neemt hun geluk toe, zij het tijdelijk. Pas op oudere leeftijd wordt de winst -constanter. Precies, dan hebben we het over levens—voldoening.”

Sowieso zijn ouderen, met name 65-plussers, -gelukkiger dan mensen van middelbare leeftijd, doceert Veenhoven. “Dat komt voornamelijk omdat ze meer keuzevrijheid hebben, vooral de vrijheid om te ontsnappen aan levenssituaties die niet bevallen.”

Je hoort oudere mensen weleens zeggen: geluk, daar had je het vroeger nooit over. Je deed je werk en je plicht en dat was het.

“Je hebt het pas over geluk als je je óngelukkig voelt. Bovendien heeft denken over ongeluk alleen zin als je er iets aan kunt veranderen. Dat was vroeger vaak niet mogelijk, waardoor er niets anders op zat dan het leven te nemen zoals het kwam.”

Vrouwen werden moeder, mannen traden in het spoor van hun vader, zes dagen werken en zondags naar de kerk.

“En wat deden ze in de kerk?”

Slapen?

“Ha, als je gelukkig was, ja. Was dat niet het geval, dan kwam je er voor je troost. Het lijden kreeg betekenis in de kerk: de pijn is niet voor niets, want de ziel wordt gelouterd, zodat je straks jubelend voor Gods troon kunt staan. Met andere woorden: zo meteen wordt het allemaal stukken leuker. Glorificering van het lijden, noem ik dat.”

Waren mensen vóór de komst van het christendom zoveel gelukkiger?

“Antropologisch onderzoek laat zien dat bepaalde groepen jagers-verzamelaars redelijk gelukkig waren. Ook verkeerden ze in betere gezondheid dan de bewoners van de latere landbouwsamenlevingen. De uitvinding van de ploeg bracht meer productie, dus meer voorraad, maar ook roversbendes die elkaar de tent uit vochten. Er werden veel schedels ingeslagen, waardoor de levensverwachting – ondanks de toegenomen voedselvoorraad – niet steeg. Of men ging dood aan andere onplezierige zaken, zoals besmettelijke ziektes, veroorzaakt door het wonen op een vaste verblijfplaats in combinatie met veeteelt. Anders gezegd: in de middeleeuwen bevond het geluksgevoel zich op een dieptepunt. De katholieke kerk reageerde daarop met, zoals ik eerder zei, een glorificering van het lijden.”

Hoe bent u op het idee gekomen om het menselijk geluk te gaan bestuderen?

“De Club van Rome heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Die kwam in 1972 met het rapport De grenzen aan de groei, waarin werd gepleit voor meer welzijn in plaats van steeds maar meer welvaart. Een jaar later kwam in Nederland het progressieve kabinet-Den Uyl aan de macht, dat welzijn vertaalde in meer buurthuizen en bibliotheken. Ik dacht: ja, maar dat zijn toch ook gewoon goederen en diensten? Alleen koop je ze in de winkel van vadertje Staat. Gaat het niet veel meer om welbevinden in plaats van welzijn? Hoe goed voelt men zich? Daar wilde ik naar op zoek. Ik had zo’n donkerbruin vermoeden dat mensen ook best gelukkig zouden kunnen zijn zónder buurthuis.”

Het schijnt hier en daar te zijn gelukt.

“Zie je wel!”

U moet in de jaren zeventig toch wel een vreemde eend in de academische bijt zijn geweest. Sociale wetenschappers waren linkse jongens en meisjes die de maatschappij wilden hervormen. En dan kwam u met zoiets particuliers en ‘burgerlijks’ als het menselijk geluk.

“Inderdaad, progressieve academici streefden naar gelijkheid, nationalisatie van de grond, afschaffing van het kapitalisme, enzovoort. Sommigen dachten zelfs dat het in de Sovjet-Unie stukken beter was dan hier. Maar wat ik onderzocht had ook wel degelijk met de samenleving te maken: hoe gelukkig voelen mensen zich in hun maatschappelijke omstandigheden? Dat was mijn onderzoeksvraag. Worden ze bijvoorbeeld gelukkiger als je de inkomens verder nivelleert? Privé merkte ik in die tijd dat lang niet iedereen om me heen gelukkig was. Veel medestudenten bijvoorbeeld leden behoorlijk onder het leven, ofschoon ze zich in een bevoorrechte positie bevonden. Een van hen pleegde zelfs zelfmoord. Een aansporing temeer om met mijn geluksonderzoek te beginnen. Misschien keken sommige wetenschappers mij raar aan, dat zou kunnen, maar mijn werk werd getolereerd. Er heerste grote academische vrijheid in die tijd.”

Het lijden kreeg betekenis in de kerk: de ziel wordt gelouterd, zodat je straks jubelend voor Gods troon kunt staan

Uw eerste paper behandelde de basale vraag: is geluk wetenschappelijk te onderzoeken? U kreeg het moeilijk uitgegeven?

“Nou, de ene professor vond het niks, maar de andere zei: moet je publiceren. Dat lukte in 1970 in de Sociologische Gids. Als ik het nu teruglees, vind ik het een nogal wijsneuzig doctorandussenstuk. Maar goed, door de pers werd het gretig opgepikt. Journalisten hadden een beter idee van wat in de maatschappij leefde dan menig wetenschapper.”

Om even bij uw eerste paper te blijven: is het moeilijk om geluk wetenschappelijk te kwantificeren? Het gaat immers niet om falsifieerbare formules zoals in de wis- en natuurkunde of vaststaande feiten zoals in de geschiedenis, maar om een gevoel.

“Je vindt geluk niet terug in je lichaamssappen, dat klopt. Maar je kunt het wel degelijk meten, bijvoorbeeld met de vraag: hoeveel voldoening put je uit je leven als geheel? En welk cijfer plak je daar dan op? Ik geef toe dat het lastig is om te kiezen tussen een zeven of een acht, maar tussen een vier of een negen moet toch lukken. Geluksgevoel is heel goed academisch te bestuderen, net als pijn.”

Hoe belangrijk is het dat mensen gelukkig zijn?

“Het is natuurlijk allereerst belangrijk voor de mensen zelf. Wie wil er nou ongelukkig zijn? Geluk blijkt ook goed voor de gezondheid: gelukkige mensen leven beduidend langer. Pensioenfondsen vinden dat dan weer een minder gelukkige zaak, maar soit. Ook voor de naasten is het fijn als iemand gelukkig is. Gelukkige mensen zijn aardiger, en betere ouders en partners. En ten derde: ook de maatschappij vaart er wel bij. Gelukkigen zijn productiever, houden zich beter aan de regels, zijn politiek beter geïnformeerd en gematigd.”

Toch bestaat een aanzienlijk deel van het leven uit ongeluk: ziekte, echtscheiding, overlijden.

“Klopt, maar kennelijk valt ermee te leven. De gemiddelde levensvoldoening in Nederland staat op 7,9. Veel ongeluksfactoren zijn tijdelijk. Je bent in de rouw, maar komt er overheen. Je bent ziek, maar wordt weer beter. Veel mensen klimmen naar verloop van tijd toch weer naar een zeventje of een acht. Slechts enkelen blijven hangen bij een drie of een vier. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen met ernstige psychische problemen.”

Ruut Veenhoven zet z’n computer aan en zoekt in de World Database of Happiness hoe gelukkig de Nederlanders de afgelopen decennia zijn geweest. “Kijk,” zegt hij, wijzend naar de grafiek, “bij de eerste serieuze meting in 1975 gaven we onszelf gemiddeld een 7,2. Dat is in de loop der jaren gestegen naar om en nabij de acht. Maar zie hier, de recessie van de jaren tachtig. Dan is het een 7,1. Ook corona heeft een flinke douw gegeven. Maar inmiddels zitten we, zoals gezegd, alweer op een 7,9.”

Hoe komt het dat Nederlanders zo gelukkig zijn?

“Dat heeft te maken met onze welvaartsmaatschappij, die tevens een meerkeuzemaatschappij is. We hoeven het leven niet meer te nemen zoals het zich aandient. Als je vader zegt: jongen, word toch boekhouder, dan kun je gewoon antwoorden: nee pa, ik word journalist. Je hoeft niet meer verplicht naar de kerk en ook kinderen krijgen is geen must meer. Er zit natuurlijk ook een keerzijde aan al die vrijheid: de welbekende keuzestress. Maar in de meeste gevallen geldt: door de keuzevrijheid komen mensen terecht in een leven dat bij hen past.”

U heeft uw leven lang gepleit voor het accepteren van vrijwillige kinderloosheid. Wat heeft dat met geluk te maken?

“Kinderen moeten gewenst zijn, anders moet je er niet aan beginnen, ook al is de maatschappelijke druk nog zo groot. Niet voor niets ben ik jarenlang voorzitter geweest van de Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking: het is in het belang van kind noch ouder als de baby ongewenst is. Minder kinderen krijgen is bovendien beter voor het milieu. Daar hebben we weer de maatschappelijke component. Ja, ik heb kunnen meewerken aan het doorbreken van het taboe op vrijwillige kinderloosheid, zeker. Nu werd dat in de loop der jaren ook stukken makkelijker, omdat er een hele horde vrouwelijke journalisten aantrad die net zomin als ik geloofde in zoiets als het moeder-instinct. Zelfs een tutblad als Margriet ging erover schrijven.”

Gelukkigen zijn productiever, houden zich beter aan de regels, zijn politiek beter geïnformeerd en gematigd.

Hebben we een obsessie met geluk? Het lijkt wel een plicht om gelukkig te zijn, als we de media mogen geloven.

“Die druk is er zeker, net zo goed als de druk om gezond te zijn. Op zichzelf zit ik daar niet zo mee, want door die druk nemen we de adviezen ook wel serieus.”

Behoort het ook tot uw geluksfilosofie dat, om de Vlaamse psychiater Damiaan Denys te citeren, ‘lijden geen negatieve onderbreking van het leven is, maar juist onlosmakelijk met het bestaan verbonden’.

“Zeker. Ik zeg weleens: van een paar blauwe plekken word je gelukkiger dan van louter paradijselijke ervaringen. Door tegenslagen weet je beter wie je bent en wat je wel en niet aankunt. In mijn onderzoek noem ik dat levensvaardigheid. Dat betekent dat je lef hebt, maar ook weet hoe de wereld in elkaar steekt. Levensvaardigheid is samen met omgeving en keuzevrijheid een belangrijke voorwaarde voor geluk.”

Heeft de overheid ook een taak? Premier Rutte heeft herhaaldelijk gezegd: “De overheid is geen geluksmachine.” Bent u het daarmee eens?

“Nee. Het is juist een belangrijke opdracht van de staat om een gelukkig leven te stimuleren. Bij gezondheid vinden we rijksbemoeienis normaal, waarom bij geluk dan niet? In een aantal landen staat zelfs in de grondwet dat de overheid het geluk moet dienen. Overigens vind ik dat de Nederlandse regering het niet slecht doet op het gebied van geluksbevordering: er is veel keuzevrijheid en er wordt flink geïnvesteerd in de ggz. Dat laatste is een behoorlijke determinant van volksgeluk.”

Toch is Rutte, volgens velen, wonderwel geslaagd in zijn beleidsvoornemen om geen geluk te verspreiden.

“Hola, maar dan moeten we even onderscheid maken tussen hoeveel voldoening mensen in hun eigen leven scheppen en hoe tevreden ze zijn met Nederland. En dan komen we op een heel merkwaardig sociologisch fenomeen: met mij gaat het goed, maar met ons gaat het slecht, om Paul Schnabel te citeren. Dat gevoel heeft geleid tot grote politieke implicaties: mensen haken af of stemmen PVV.”

Als ik u iets mag opbiechten, professor Veenhoven: ik word soms doodongelukkig van andermans geluk. Zondagmiddag slenteren over de keukenboulevard…

“Ha, vermoedelijk worden die mensen zelf best gelukkig van het gezamenlijk kopen van een mooi kookeiland. En wie weet ontlopen ze daarmee wel het verplichte voetbal kijken bij kleine Piet. Maar ik begrijp geloof ik wel wat u bedoelt. Voldoening met je leven als geheel vergt meer dan een gezellige middag. Het gaat om bekommerd geluk. Tevreden zijn over je eigen leven, maar je bewust zijn van risico’s. Dat is een gezonde levenshouding.”

Aan de andere kant: maken de media ons niet geestesziek? Niet alleen onze toekomst is inktzwart – klimaatcrisis en Derde Wereldoorlog –, ons verleden deugde ook al niet: kolonialisme en slavernij.

“Ik moet eerlijk zeggen: als ik mijn krant – de NRC – opensla, verdrink ik inderdaad in de ellende. De nieuwsselectie is deels evolutionair bepaald: mensen lezen liever over dingen die misgaan dan over dingen die goed gaan. Nu we zo gelukkig zijn, hebben we ook veel te verliezen. Maar er speelt nóg iets, dat zijn de maatschappijverbeteraars. Die pompen met behulp van communicatieadviseurs allerlei negatief nieuws rond, met als doel bepaalde zaken op de agenda te krijgen of te houden. Met overigens als positief gevolg dat de maatschappij er vaak door verbetert. En daardoor gaat onze levensvoldoening weer een tikje omhoog.”

Volgens het World Happiness Report uit 2023 staat Nederland op de vijfde plaats van de gelukkigste landen. Bent u daar tevreden over?

“Eh ja, maar het kan beter.”

De top drie bestaat uit Finland, Denemarken en IJsland. Is het toeval dat dat allemaal Scandinavische landen zijn?

“Nee, geen toeval. Het zijn alle drie individualistische landen met een grote keuzevrijheid, gecombineerd met een vrij sterke verzorgingsstaat. Dat geeft stabiele samenlevingen die het individu de ruimte bieden om te kiezen wat bij hem past.”

Tanzania is het ongelukkigste land ter wereld. De inwoners geven zichzelf gemiddeld maar een 3,8 voor hun levensgeluk, tegen de Finnen een 8. Vanwaar al dat ongeluk in Tanzania?

“Het is eigenlijk een mislukte staat. Mensen zijn daardoor sterk afhankelijk van hun familie. Ze leven in een sociale kooi: lekker warm, maar ook heel onvrij. Je familie bepaalt dat jij met schele Truus moet trouwen, want haar familie heeft geld. Tja, dan gaan er toch wel wat puntjes van je geluksscore af. Geen wonder dat Tanzanianen zo gelovig zijn, want religie biedt troost. In veel westerse landen speelt geloof geen grote rol meer, omdat het leven er over het algemeen goed is. Wel zijn kerkelijke mensen nog net iets gelukkiger dan niet-kerkelijke. Dat zit niet zozeer in geloof en ritueel als wel in het horen bij een club. Vergelijkbaar met een voetbalvereniging.” 

Levensvaardigheid is samen met omgeving en keuzevrijheid een belangrijke voorwaarde voor geluk.

Wat is het belangrijkste dat u de afgelopen halve eeuw heeft ontdekt?

“Dat geluk te beïnvloeden valt, net als gezondheid, en dat je van die mogelijkheid vooral ook gebruik moet maken. Op het persoonlijke vlak bevorder je je geluk door te kiezen voor een levenswijze die bij je past. Heb je daartoe in Afrika niet de mogelijkheid, verlaat dan je land, zou ik zeggen. Welnu, je ziet het de Afrikanen massaal doen. Zeker is dat een Tanzaniaan in Amsterdam minder gelukkig zal zijn dan de gemiddelde Amsterdammer, maar in elk geval een stuk gelukkiger dan in Tanzania.”

Komt het ook voor dat mensen zeggen: ik ben eigenlijk wel gelukkig genoeg, laat de rest van dat geluk maar zitten. Anders gezegd: is er een eindstation op de eindeloze tramlijn naar voldoening?

“Tuurlijk, je ziet het toch ook. Geluk wordt pas een vraag als je het niet hebt. Zelfde als met gezondheid. Voel je je prima, dan ben je gelukkig. En dat is genoeg.”

Je hoort om je heen dat je altijd moet blijven werken, ook na je pensioen. Maar uit uw onderzoeken blijkt dat je van nietsdoen juist gelukkig wordt. Hoe verfrissend!

“Klopt. De meeste mensen veren op als ze niet meer naar hun baas hoeven, en ze tijd krijgen om iets leuks te doen, bijvoorbeeld postzegels verzamelen of keukenboulevards aflopen. Ikzelf ben op mijn 81ste een uitzondering op de regel: ik werk door zolang ik kan.”

Hoe zit het eigenlijk met uw eigen geluk?

“Ik ben behoorlijk gelukkig, waarmee ik me overigens niet onderscheid van de meeste Nederlanders. AOW’ers, zoals ik, zijn zelfs vaak nog een graadje gelukkiger dan mensen van middelbare leeftijd, omdat die veel ballen tegelijk in de lucht moeten houden, en niet weg kunnen uit een levenspatroon dat niet meer bevalt. Natuurlijk heb ik ook minder gelukkige periodes gekend. Tijdens mijn echtscheiding bijvoorbeeld.”

En nu tijdens uw ziekte? U heeft de ziekte van Kahler, een vorm van bloedkanker.

“Ja, de ziekte is vier jaar geleden vastgesteld, en dat is zo ongeveer de levensverwachting na diagnose. Het zou dus over enkele maanden afgelopen kunnen zijn. De statistieken tonen aan dat de kwaliteit van leven bij deze ziekte lang op een goed niveau blijft, maar dan steil naar beneden gaat. Op dat moment wil ik euthanasie; de wens daartoe heb ik al vastgelegd. In de tijd die ik nog heb, probeer ik mijn database netjes achter te laten, zodat andere wetenschappers erop kunnen voortborduren. Tot mijn verbazing heb ik geen moeite met mijn aanstaande dood. Om uw vraag te beantwoorden: ja, ik voel me nog steeds gelukkig. Misschien ietsje minder dan toen ik nog gezond was, maar ik geef mijn leven nog steeds een acht. En dat is nog altijd ruim een punt meer dan het gelukscijfer van de gemiddelde Fransman: zeven-min.” 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.