Spring naar de content

Falcone en Borsellino, de anti-maffiarechters

In aanloop naar de uitspraak in het Marengo-proces schetst antropoloog en criminoloog Hans Werdmölder, auteur van het boek De Zaak Ridouan T., in een vierdelige serie de opkomst van de maffia in Nederland. Deze week het derde deel over de vermoorde maffiabestrijders Giovanni Falcone en Roberto Borsellino. Plus: welke lessen kunnen de Nederlandse maffiabestrijders trekken uit de methode-Falcone?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans Werdmölder

‘Onderzoek doen naar de maffia valt te vergelijken met het oversteken van een mijnenveld,’ zijn de profetische woorden van Giovanni Falcone (1939-1992) in een gesprek met de Franse journaliste Marcelle Padovani. ‘En wij praten erover waar het maar kan,’ grapt hij. 

Eind jaren tachtig en begin jaren negentig was Giovanni Falcone een baanbrekend onderzoeksrechter. Hij werkte nauw samen in een pool met andere maffiabestrijders, onder wie zijn studievriend en collega Roberto Borsellino. Door zijn vele gesprekken met Tomasso Buscetta en andere spijtoptanten had Falcone geleerd zich te verplaatsen in de levens van de maffiosi. De maffiosi zijn, aldus Falcone, te herkennen aan het gedrag van haar leden, het belang dat wordt gehecht aan de maffiafamilie, de bijzondere rituelen en gebruiken en aan haar code van gehoorzaamheid en zwijgen. Het gebruik van geweld en intimidatie is altijd nadrukkelijk aanwezig. Als magistraat en toegewijd onderzoeker moet je op zoek gaan naar belangrijke clues; dat zijn kleine aanwijzingen zoals bankafschriften, vliegtickets, foto’s en vingerafdrukken, die kunnen leiden tot het vaststellen van veel bredere verbanden. ‘Elk detail heeft zijn betekenis en houdt verband met andere gebeurtenissen in een logisch patroon,’ zegt Falcone in het interview met Padovani. Het concept ‘follow the money’ leidt bovendien tot onvermoede en soms opmerkelijke verbanden. En verder moest je boeven met boeven vangen. Dat was de geboorte van het idee van ‘de kroongetuige’. Iemand die van binnenuit de organisatie kan vertellen wie, hoe en wanneer de maffia werkt. Kroongetuigen zijn vooral nodig om te bepalen wie achter de schermen aan de touwtjes trekt. Zijn werkwijze zou bekend worden als de ‘methode-Falcone’.  

Op 23 mei 1992 werd de 52-jarige Falcone, samen met zijn vrouw en drie lijfwachten, met hun zwaar gepantserde witte en blauwe Croma’s opgeblazen. De bomaanslag met 100 kilo trotyl, verstopt in een afwateringsbuis, sloeg een gat als een maankrater op de snelweg van het vliegveld naar Palermo. Giovanni Brusca, de ‘Christenverdelger’, was degene die op de knop had gedrukt waardoor de superzware bom ontplofte. Op grond van DNA-sporen van de ter plekke gevonden sigarettenpeuken werd bewezen dat Brusca degene was die de afstandsbediening had bediend. Twee weken later onderging zijn vriend en mede-maffiabestrijder Paolo Borsellino (1930-1992) hetzelfde lot. Hij werd midden in Palermo opgeblazen met een op afstand bediende autobom. De opdrachtgever voor deze moorden was de toenmalige maffialeider Salvatore Totò Riina.  

Op 23 mei 1992 werd de 52-jarige Falcone, samen met zijn vrouw en drie lijfwachten, met hun zwaar gepantserde witte en blauwe Croma’s opgeblazen.

Binnen maffiakringen stond ‘oom Riina’ bekend vanwege zijn roekeloze en gewelddadige karakter. De filosofie van Riina, alias ‘Het Beest’, was als iemand pijn aan zijn vinger heeft, kun je beter zijn arm afhakken, want dan weet je zeker dat het over is. Riina’s optreden was de directe aanleiding voor de ‘tweede maffiaoorlog’, begin jaren tachtig. Riina had nooit iets geleerd op school, maar hij was intelligent en moeilijk voor een gat te vangen. Vanwege zijn geringe lengte, 1.58 meter, luidde zijn andere bijnaam ‘De Korte’. Totò Riina (1930-2007) groeide op in een arm boerengezin te Corleone. Het bergstadje Corleone (letterlijk vertaald ‘het hart van de leeuw’) ligt in het stoffige achterland van Sicilië. Het heeft meer dan honderd kerken en is al decennialang de broedplaats van een groot aantal maffialeiders. Riina verloor zijn vader en broertje toen die in 1943 buskruit probeerden te ontfutselen uit een niet ontplofte Amerikaanse granaat. In de jaren zeventig trouwde hij met Antonietta ‘Ninetta’ Bagarella, een lerares Italiaans, wiens vader en broers tot de hoogste maffiakringen behoorden. Het stel kreeg vijf kinderen, twee zonen volgden de voetsporen van hun vader en belandden ook achter de tralies. Tot zijn arrestatie in 1993 was Riina capo dei capi,  baas der bazen, van de Cosa Nostra. Gedurende zijn bewind als maffialeider werd een groot aantal moorden, zowel binnen als buiten de kring van de maffia, gepleegd. 

De maffiosi kregen pas een echte machtsbasis in Sicilië en daarbuiten door omkoping, corruptie en intimidatie van politici. De ‘plundering van Palermo’, de periode (eind jaren vijftig en begin jaren zestig) dat complete historische wijken werden afgebroken, was alleen mogelijk door de aanstelling van malafide figuren als wethouder en burgemeester. De afbraak leverde 4.205 nieuwe bouwvergunningen op, voor 80 procent op naam van amper vijf door de maffia gecontroleerde ondernemingen. Hier zat de latere maffialeider Binno Provenzano achter. Als reactie op de vele en lange veroordelingen in het Maxiproces (1986-1987) verklaarde Totò Riina de oorlog aan de Italiaanse staat. Hij gaf de opdracht tot een reeks bomaanslagen op treinen, stadspleinen, kerken en musea op het vasteland van Italië. De onderzoeksrechters, Falcone en Borsellino, moesten op bevel van Riina ook uit de weg worden geruimd. Eerder waren al elf rechters, onder wie Rocco Chinnici, Cesare Terranova en Lenin Manusco, bij aanslagen omgekomen.

De onderzoeksrechters, Falcone en Borsellino, moesten op bevel van Riina ook uit de weg worden geruimd. Eerder waren al elf rechters, onder wie Rocco Chinnici, Cesare Terranova en Lenin Manusco, bij aanslagen omgekomen.

De moorden op beide onderzoeksrechters in 1992 maakten in heel Italië veel emoties los. ‘Ik schaam mij een Italiaan te zijn,’ liet de filosoof Noberto Bobbio op Rai Uno horen. Ook gewone burgers kwamen massaal in opstand. Op de dag van de begrafenis van Falcone, zijn vrouw en drie lijfwachten hingen in heel Palermo witte lakens over de balkons en uit de ramen. De witte lakens waren een anti-maffiateken. Er vond ook een landelijke staking plaats. Tijdens de begrafenis viel een regen van muntjes neer op de zwarte pakken van de hoogwaardigheidsbekleders uit Rome. ‘Assani’, ‘buffoni’ en moordenaars werd er massaal geroepen. De mensen op straat wilden deze corrupte politici niet meer. Tijdens de rouwdienst in de overvolle kathedraal van Palermo, waar Falcone’s favoriete muziek Dies Irae van Giuseppe Verdi werd gezongen, richtte de 21-jarige weduwe van de omgekomen lijfwacht zich tot de maffia: ‘Ik, Rosaria Schifani-Costa, weduwe van agent Vito Schifani, richt me tot de mensen van de maffia en dat zijn zeker geen christenen. Jullie zitten hier ook in de kerk. Weet dat ook voor jullie de mogelijkheid tot vergeving bestaat. Ik vergeef jullie. Maar jullie moeten op je knieën. Op je knieën moeten jullie naar me toe kruipen. Hebben jullie de moed om te veranderen?’ Haar opzienbarende woorden maakten veel indruk, ook op sommige maffiosi. Schefani’s oproep leidde tot nieuwe pentiti, onder wie maffialid Santino Di Matteo. Di Matteo betaalde voor zijn medewerking aan justitie wel een zeer hoge prijs. Totò Riina besloot zijn dertienjarige zoon te ontvoeren met het doel dat het maffialid zijn belastende verklaringen zou intrekken. Dat gebeurde niet. De jongen werd 799 dagen vast gehouden, gemarteld en uiteindelijk gewurgd. Het dode lichaam werd opgelost in zoutzuur, de zogeheten lupara bianca (‘de witte wolf’). Een eervolle begrafenis was ook niet meer mogelijk, dat was de ultieme wraak. Brusca, ‘Het Zwijn’, zou ook de dood van Giuseppe de Di Matteo op zijn geweten hebben. Met deze opzienbarende moord werd ook een oude maffiacode gebroken om vrouwen en kinderen met rust te laten. In 1993 werd maffialeider Salvatore Totò Riina gearresteerd. Voor het leiding geven aan een misdadige organisatie en het opdracht geven van zo’n 150 moorden kreeg hij zesentwintig keer levenslang. Vanaf 1993 tot aan zijn dood zat hij vast en 24 uur per dag onder cameratoezicht. Eén keer per maand mocht hij – gefilmd en achter plexiglas – bezoek van familie ontvangen. Zijn strategie van moord en verderf heeft de maffia als organisatie veel schade berokkend. Spijt heeft Riina echter nooit gehad. ‘Ze zullen me nooit breken, al geven ze me 3000 jaar cel,’ waren zijn woorden.  

De bloederige moorden op Falcone en Borsellino bracht de maffia als organisatie bijna aan de afgrond. Het publiek keerde zich openlijk tegen de maffia. De Italiaanse overheid volgde met een ferme reactie onder de naam Operatie Schone Handen. Meer dan dertig jaar lang had de christendemocraat Giulio Andreotti, via zijn rechterhand Salvo Lima, de maffia de hand boven het hoofd gehouden. De Italiaanse samenleving bleek bovendien doordrenkt van grootschalige corruptie, zowel binnen de politieke partijen als in het zakenleven.

De Italiaanse samenleving bleek bovendien doordrenkt van grootschalige corruptie, zowel binnen de politieke partijen als in het zakenleven.

Na de arrestatie van Totò Riina nam Bernardo Provenzano, met een klein intermezzo, de leiding van de organisatie over. Onder zijn bewind kwam weer rust binnen de maffiagelederen. Binno Provenzano, ook afkomstig uit Corleone, predikte een vreedzame oplossing voor de geschillen en ging pas in het uiterste geval over tot geweld. Ogenschijnlijk liet de maffia op Sicilië niets meer van zich horen. Maar dat was slechts schijn; afpersing, de handel in drugs en andere criminele praktijken gingen gewoon door. Deze periode staat nu bekend als Pax Mafiosa.

Provenzano hield zich lange tijd verscholen in een boerderij ver weg op het Siciliaanse platteland. Eens in de week kreeg hij bezoek en werd dan voorzien van eten, kleding en andere benodigdheden. Omdat Provenzano elke vorm van directe communicatie vermeed, kon hij 43 jaar lang uit handen van justitie blijven. Provenzano hield zijn maffia-imperium in stand door het versturen van pizzini. Dat waren kleine getypte briefjes met beknopte boodschappen en opdrachten. Die boodschappen waren doorgaans onderverdeeld in ‘kwesties’. De  pizzini ondertekende hij met ‘Alessio’. Ze werden opgerold en met een stukje plakband verzegeld. Zo’n rolletje papier was gemakkelijk te verbergen en door te geven. Drie ‘postbodes’, een aangetrouwde neef, diens vader en een herder zorgden voor de fourage en de communicatie met de achterban. De vrienden en relaties van Provenzano werden aangeduid met cijfers van twee tot en met 164, hijzelf was ‘numero uno’. Voor de namen van bepaalde personen gebruikte hij een lettercode, waarbij de cijfers verwijzen naar letters in het alfabet. Soms waren in de pizzini passages van Bijbelteksten opgenomen, waarin hij Jezus Christus bedankte. Een pizzino ging van hand tot hand en deed er wel vier dagen over om een afstand van twintig kilometer te overbruggen. 

Tot de kring van Provenzano behoorden ook hoog opgeleide personen, die boven elke verdenking verheven stonden.   Macht, zo had Provenzano al doende geleerd, bestaat niet uit het geven van bevelen en orders. Je toont past ware macht als je goed geïnformeerd en in staat bent opdrachten te verpakken in een ‘augurio’ (wens), oordeel of indruk. De nederigheid in zijn verstuurde berichtjes droop er soms van af, aldus Andrea Camilla in Het ABC  van de maffia (2007). Provenzano, alias ‘de Boekhouder of ‘de Accountant’, toonde aan dat het wel degelijk mogelijk was zaken te doen in het verborgene en zonder wapengekletter. Enige intimidatie, op de achtergrond, bleef wel noodzakelijk  Op een eenmaal genomen besluit kwam hij nooit terug. Het waren geen overhaaste beslissingen, vaak verpakt in adviezen,  die ook de onwilligste maffioso moest naleven. Zo hield hij een ijzeren greep op zijn organisatie. Op 11 april 2006, op 73-jarige leeftijd, werd Provenzano opgepakt. Vanaf 1963 was hij op de vlucht, de politie beschikte slechts over een jeugdfoto. Zijn laatste periode als maffialeider verbleef hij op een afgelegen boerderij in Montagna dei Cavalli, nabij Corleone. Hij was bezig op een typemachine een brief te schrijven aan een vriendin toen de plaatselijke herder aanklopte en zo’n vijftig zwaar bewapende politiemannen de boerderij binnenstormden. De bendeleider toonde zich volledig verrast. Hij reageerde met een gebaar van ergernis en mompelde, maar wel zo dat iedereen het horen kon: ‘Voi non aspete’ (Jullie weten niet wat je doet). Dat zinnetje moet worden begrepen als: ‘door mij te arresteren, openen jullie de doos van Pandora.’ Immers, hij had  binnen de maffia voor orde en rust gezorgd. In een Milanese gevangenis, ver weg van zijn geliefde Sicilië, leed hij aan de ziekte van Parkinson. Binno Provenzano overleed op 83-jarige leeftijd aan kanker. Hij werd vanuit de San Martino kerk in Corleone begraven. 

Het Centro Internazionale di Documentazione sulla Mafia e del Movimento Antimafia (C.I.D.M.A.) oftewel het No-Mafia Museum te Corleone besteedt uitgebreid aandacht aan Falcone en Borsellino. Met de komst van het anti-maffia museum in december 2000 wilde de burgemeester van Corleone, na de loden periode van de jaren tachtig en negentig, het negatieve imago van het stadje ombuigen. Op het entreebiljet, met de tekeningen van beide magistraten verwikkeld in een amicaal gesprek, staat in het Italiaans de volgende tekst: ‘Spreek over de maffia, praat erover op de radio, televisie en kranten, máár PRAAT EROVER. Daaronder in cursief: ’En wij doen het!  De woorden zijn uitgesproken door Paolo Borsellino. In een grote zaal staan, naast de twee bustes van Falcone en Borsellino en een foto van Rosaria Schifani-Costa, alle dossiers opgesteld van de monsterprocessen tegen de Siciliaanse maffialeiders van eind jaren tachtig, begin jaren negentig. De twee magistraten worden in Italië nog steeds volop geëerd. De internationale luchthaven van Palermo is als eerbetoon vernoemd naar beide rechters.

Met de komst van het anti-maffia museum in december 2000 wilde de burgemeester van Corleone, na de loden periode van de jaren tachtig en negentig, het negatieve imago van het stadje ombuigen.

Het optreden van een groot aantal spijtoptanten binnen de maffia, de ontwikkeling van een getuigenbeschermingsprogramma, het verscherpt gevangenisregime (dat nu bekend staat als ‘artikel 41-bis’) en de oprichting van het Nationaal Directoraat Antimafia waren belangrijke omslagpunten in de bestrijding van de maffia. De rol van Falcone en zijn vriend en collega Borsellini waren in dit proces beslissend, mede omdat Falcone vanuit zijn nieuwe functie in Rome ook nog in staat was een soort Italiaanse FBI op te richten. In 2002 veranderde de regering Berlusconi het decreet van 41-bis in een permanente wet. Nederland kan nog veel leren van de Italiaanse lessen. De maffia als geheime criminele organisatie bestaat nog steeds. Ze is springlevend, ook al wil men het in het huidige Sicilië graag anders doen geloven. Het megasucces van de kassakraker The Godfather helpt daar ongetwijfeld bij. Die beelden bevestigen het romantische beeld van de maffia. In de toeristenwinkeltjes van Palermo en Taormina is de indrukwekkende tronie van The Godfather, grandioos gespeeld door Marlon Brando, nadrukkelijk aanwezig op de uitgestalde theekoppen, eetborden en keukenschorten. Een van Don Vito’s uitspraken, ‘We doen hem een aanbod dat hij niet kan weigeren’, is zelfs opgenomen in het dagelijkse taalgebruik. In bepaalde eetgelegenheden op Sicilië wordt een cocktaildrankje, met een bittere smaak, als Il Padrino geserveerd. Dat is het beeld van de maffia, een geheime organisatie van ‘mannen van eer’, dat men ter plekke graag wil koesteren. Niet een geheime organisatie die beschikt over leven en dood.

Welke lessen zijn te trekken met het oog op het grote Marengo-proces, waarvan de uitspraak wordt verwacht op 27 februari aanstaande? Mijn boek over Taghi – De zaak Ridouan T. – laat zien met welk gemak Taghi en zijn organisatie konden beschikken over leven en dood. Taghi c.s. konden lange tijd onder de radar blijven van de Nederlandse politiële en de justitiële autoriteiten. Pas door het toepassen van structureel geweld ten aanzien van zijn rivalen en ondergeschikten, kwam de drugsbaron onder de aandacht van zijn latere bestrijders.

Taghi c.s. konden lange tijd onder de radar blijven van de Nederlandse politiële en de justitiële autoriteiten. Pas door het toepassen van structureel geweld ten aanzien van zijn rivalen en ondergeschikten, kwam de drugsbaron onder de aandacht van zijn latere bestrijders.

Taghi had zijn licht kunnen opsteken bij Totò Riina, die door het toepassen van bruut geweld alle krediet verloor bij het gewone publiek en zelfs bij zijn eigen manschappen. De maffialeider kreeg te maken met spijtoptanten, die zich als ‘mannen van eer’ niet meer herkenden in de door Riina opgelegde methoden en bevelen. Ook de kroongetuige in het Ramola-proces, Nabil B., keerde zich tegen zijn baas Taghi als gevolg van het feit dat hij mogelijk zou moeten ‘gaan slapen’. Een andere les die valt te trekken is dat kroongetuigen in dit soort grote drugsgerelateerde processen, waarbij verdachten niet willen praten en zwijgen als het graf, absoluut nodig zijn. Dat is de bekende omertà, de zwijgplicht. Als reactie is de maffia steeds meer gaan werven onder directe familieleden, die zijn immers het meest te vertrouwen. In het geval van het Ramola-proces waren de getuigenissen van Nabil B. absoluut nodig als ondersteunend bewijs, want de gehackte PGP-berichten waren op zich onvoldoende. Dit geeft nog eens aan hoe smart en verstandig maffialeider Binno Provenzano was om de communicatie met zijn ondergeschikten en andere maffialeden niet te laten plaatsvinden via de computer of per PGP-telefoon maar door middel van pizzini, de korte briefjes met geheime boodschappen. Zijn methode was in dit opzicht revolutionair en werd ook toegepast door de huidige Hamas-leiders, een van de redenen dat de Israëlische veiligheidsdienst totaal verrast werd door de gewelddadige overval op 7 oktober j.l. De Israëliërs hadden voor hun informatie over het reilen en zeilen van de Hamas volledig vertrouwd op hoogwaardige afluistertechnieken. 

Wat de Nederlandse bestrijders aangaat kunnen zij nog leren van de ‘methode-Falcone’. Je inleven in de verdachten en hun organisatie, opsporen van verdachten via het ‘follow the money’-traject en rigoureuze afzondering, met een check van de onafhankelijke rechter, van de belangrijkste verdachten.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.