Spring naar de content

Help, ons stroomnet is verstopt!

Senioren die moeten uitwijken naar een chaletpark omdat er in hun nieuwe appartement geen stroom is. Bedrijven die niet kunnen uitbreiden. Plannen voor zonneparken die sneven. Het elektriciteitsnet slibt dicht, en dat heeft ingrijpende gevolgen. Zo dreigt de energietransitie vertraging op te lopen. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Een bijzonder woonzorgconcept waarin starters en ouderen samenwonen en elkaar helpen. Met onder meer een huisartsenpraktijk, fysiotherapie en een zwembad. Wonen in Living-Inn, een nieuwbouwcomplex met 370 appartementen in Nijmegen-Noord waar gemeenschapszin voorop staat, sprak Chris en Thea Fuchten (68) wel aan. Dus huurde dit al veertig jaar in een Nijmeegse volkswijk woonachtige stel er een appartement. 

Hun koophuis ging juli vorig jaar in de verkoop.

Best spannend, je eigen huis verkopen, aldus Chris tegen De Gelderlander. Temeer omdat het nieuwe appartement al op 1 november zou worden opgeleverd. Voor de woning vonden ze vrij snel kopers. Maar hun nieuwe flat was begin november nog niet beschikbaar. Oorzaak: het ontbreken van elektriciteit voor algemene faciliteiten als de liften, de verlichting in de gangen en de voorzieningen voor brandveiligheid. In een wooncomplex waarvan sommige appartementen op de twaalfde verdieping liggen een behoorlijke uitdaging. 

Bij Chris en zijn vrouw sloeg de stress toe. Wat te doen? Ze zochten en vonden een chalet op een vakantiepark, in de hoop dat er snel een oplossing zou worden gevonden. Die is er inmiddels. De verhuurder huurde een dieselaggregaat en een grote batterij, waardoor het duo en de huurders van de andere 76 appartementen die op 1 november zouden worden opgeleverd halverwege januari alsnog in het nieuwe appartement konden.

Volgens de netbeheerders kan het wel vijf tot tien jaar duren voordat alle problemen zijn opgelost

Waarom er begin november nog geen stroom was voor de gemeenschappelijke voorzieningen? Living-Inn BV, de verhuurder, wijst naar Liander. Deze regionale netbeheerder, verantwoordelijk voor het aanleggen en onderhouden van het gas- en elektriciteitsnet in onder meer Friesland, Noord-Holland, Gelderland en Flevoland, kaatst de bal desgevraagd terug.

Volgens Liander was 1 november sowieso niet haalbaar geweest, vanwege de verstopping van het elektriciteitsnet. Pas medio februari is dit euvel verholpen, aldus de netbeheerder.

Chris en Thea Fuchten mogen van geluk spreken. Het elektriciteitsnet slibt dicht. Dat heeft grote gevolgen voor projecten zoals de uitbreiding en verduurzaming van bedrijven, de bouw van nieuwe woonwijken en de aanleg van parken met zonnepanelen of windmolens. De grotendeels oranje en rood gekleurde kaart van Nederland waarop Netbeheer Nederland, de brancheorganisatie voor elektriciteits- en gasnetbeheerders, bijhoudt waar bedrijven, woonwijken en andere grootverbruikers momenteel geen aansluiting meer kunnen krijgen, is illustratief; oranje betekent voorlopig geen stroom beschikbaar, rood: helemaal geen stroom beschikbaar.

Voor particulieren en andere kleinverbruikers bleven de gevolgen van de netcongestie lange tijd nagenoeg onzichtbaar. Maar inmiddels gaat er bijna geen week voorbij of de media maken gewag van nieuwe incidenten – huizen die niet kunnen worden opgeleverd, stroomuitval, nieuwe warmtepompen die niet kunnen worden aangesloten, extreem lange wachttijden voor laadpalen en zonnepanelen.

Daar zal het niet bij blijven. Het elektriciteitsnet zal de komende jaren alleen maar verder verstopt raken. Al was het maar omdat de vraag naar en het aanbod van stroom door de energietransitie sterk zal blijven toenemen. En omdat netbeheerders verplicht zijn iedereen die daarom vraagt aan te sluiten. Volgens de netbeheerders kan het wel vijf tot tien jaar duren voordat alle problemen zijn opgelost.

Hoe heeft het zover kunnen komen? En: wat wordt eraan gedaan?

Was de verstopping van het elektriciteitsnet te voorzien? Ten dele. De energietransitie is niet nieuw. Ingegeven door toenemende zorgen over de gevolgen van de klimaatverandering begon de overheid al vlak na de millenniumwisseling met het verstrekken van subsidies voor duurzame energieprojecten.

Belangrijke keerpunten daarbij: de invoering van de energie-investeringsaftrek (EIR) in 2001 en de MEP-regeling (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) in 2003. De EIR bood bedrijven belastingvoordelen voor investeringen in energiebesparende technologieën; de MEP was bedoeld voor de stimulering van projecten voor de opwekking van hernieuwbare energiebronnen zoals wind- en zonne-energie en biomassa.

De MEP is in 2008 opgevolgd door de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE), een regeling om de productie van schone, duurzame energie en CO₂-reducerende projecten te stimuleren. Daarnaast kwamen er tal van andere subsidies voor de opwekking van duurzame energie en de transitie van gas en andere fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen zoals de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE), voorheen de Postcoderoosregeling, en de Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP). Die laatste regeling is voor de aanschaf van elektrische auto’s.

In eerste instantie bleef het effect van al deze regelingen beperkt. Maar mede door het Energieakkoord (2013), het Van Gas Los-programma (2018), bedoeld om woningen en gebouwen van het gas te halen, het Klimaatakkoord (2019) en de energiecrisis door de Russische inval in Oekraïne nam het beroep op deze fiscale stimuli en daarmee de elektrificatie vanaf 2017 exponentieel toe.


Capaciteitskaart afname elektriciteitsnet, 11 januari 2024

‘Subsidie-confetti’, zo omschrijft Hans-Peter Oskam, directeur beleid en energietransitie bij Netbeheer Nederland, deze ontwikkeling. Cijfers illustreren dit. Aan SDE-subsidies bijvoorbeeld was de overheid in 2022 acht keer zoveel kwijt als in 2011 – 11,9 miljard euro versus 1,5 miljard euro. De met hernieuwbare energiebronnen als windmolens en zonnepanelen opgewekte hoeveelheid stroom steeg navenant. Alleen al op hun daken wekten particulieren in 2022 ruim zestien keer zoveel energie op als acht jaar daarvoor.

Een versnelling die de netbeheerders niet op tijd hebben zien aankomen, schreven Oskam en Dick Weiffenbach, algemeen directeur van Netbeheer Nederland, eind 2022 al in een opiniestuk op Energeia, een nieuwsbron voor de energiesector. De energietransitie veranderde volgens beide bestuurders in relatief korte tijd van een ‘kabbelend beekje’ in een ‘kolkende rivier’.

Een ontwikkeling die zich wel laat verklaren maar ‘niet rechtvaardigt dat de netheerders te weinig lawaai hebben gemaakt toen de eerste tekenen van netcongestie zich aandienden, in 2018 de eerste golf van grote zonneparken echt op gang kwam en het net op sommige plekken klem kwam te zitten’, aldus Oskam en Weiffenbach. 

Opmerkelijk, deze mea culpa. Temeer omdat de netbeheerders niet de enigen zijn die de snelheid van de energietransitie hebben onderschat. Daarnaast waren er nogal wat obstakels om te kunnen investeren in verzwaring en uitbreiding van het elektriciteitsnet.

Wat te denken van de starre regulering? Het toezicht op de netbeheerders berust bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Die baseert zich daarbij op Europese en op Nederlandse regels. Betaalbaarheid van elektriciteit stond daarbij lang met stip op één. Betaalbaarheid die mede wordt bepaald door de vaste kosten die de netbeheerder gebruikers in rekening brengt voor het beheer van en de aansluiting op het net.

Dat de ACM daarop focuste was niet zo gek. Netbeheerders zijn monopolisten. Volgens het non-discriminatiebeginsel zijn ze verplicht iedereen die dat wil aan te sluiten, indachtig het principe first come, first serve, maar ze zouden daar ook voor kunnen vragen wat ze willen – er is geen concurrentie. Onafhankelijk toezicht op de vaste tarieven is daarom essentieel.

Keerzijde hiervan: netbeheerders konden alleen investeren in uitbreiding en verzwaring van het net wanneer daar concrete aanvragen voor nieuwe aansluitingen en/of stroomtransport tegenover stonden. Waren er geen nieuwe aanvragen, dan mochten zij deze investeringen niet doorberekenen in de tarieven. Met dit ‘ontmoedigingsbeleid’ was er voor netbeheerders geen prikkel om proactief te investeren in uitbreiding van het net.

Of, in de woorden van Danny Benima, sinds 2019 de financiële man in het bestuur van Stedin, samen met Enexis en Liander een van de drie grootste netbeheerders in Nederland: “Als je in de achteruitkijkspiegel naar de toekomst kijkt, wordt het lastig.”

De netbeheerders hebben daarover wel bij de ACM aan de bel getrokken. Onder meer in 2016 tijdens een hoorzitting. Maar ze kregen nul op het rekest. Mede omdat netbeheerders volgens de toezichthouder wel degelijk ruimte hadden voor dergelijke ‘bijzondere investeringen’, maar daar volgens een woordvoerder ‘geen gebruik van hebben gemaakt’.

Hoe het ook zij: feit is dat de toezichthouder zich pas na het Klimaatakkoord in het openbaar hard heeft gemaakt voor meer ‘leveringszekerheid’ – lees: het tegengaan van netcongestie. In de vorm van twee brieven aan de minister – respectievelijk in 2020 en in 2022. 

Je kunt niet lukraak Nederland vol zetten met elektriciteits-stations en maar kabels trekken.

Danny Benima, chief financial officer netbeheerder Stedin

Tegelijkertijd blijft de ACM hameren op de betaalbaarheid. Zo publiceert de toezichthouder in zijn jaarverslag steevast wat hij de consumenten aan kosten heeft bespaard door streng toe te zien op de efficiëntie bij netbeheerders. In 2022 en de jaren daarvoor was dat volgens de ACM ruim 300 miljoen euro.

Tweede hindernis: de financiering van de investeringen in de verzwaring en uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het gaat hierbij om miljarden euro’s. Dat geld hebben de netbeheerders niet voorhanden. Om daar bankleningen voor te krijgen moeten zij beschikken over voldoende eigen vermogen: bezittingen minus schulden.

Dat is voor de regionale netbeheerders een stevige uitdaging. Zij zijn merendeels in handen van provincies en gemeentes. Met uitzondering van TenneT, de beheerder van het hoogspanningsnet, de ruggengraat van het elektriciteitsnet. TenneT is geheel eigendom van het Rijk.

Om meer eigen vermogen aan te trekken hebben deze regionale netbeheerders maar twee mogelijkheden: extra geld ophalen bij de aandeelhouders of de tarieven verhogen.

Beide opties waren lange tijd een no go – hogere tarieven omdat de ACM daarbovenop zat, aankloppen bij de provincies en gemeentes omdat zij gewend waren aan de jaarlijkse dividenduitkeringen van de netbeheerders. Die vormden een fundament onder hun begroting. 

Dit geldprobleem speelde vooral bij Stedin. Dat is deels terug te voeren op de nog relatief prille historie van deze vooral in de Randstad opererende netbeheerder. Anders dan Liander en Enexis, die al sinds de invoering van de splitsingswet in 2009 op eigen benen staan, zag Stedin pas in 2017 het licht.

Dat had ook gevolgen voor de financiële positie van deze netbeheerder. Niet alleen heeft Stedin daardoor minder lang kunnen sparen, bij de splitsing is het bedrijf karig bedeeld, aldus chief financial officer Benima: “Wat ik aantrof was een bedrijf dat er financieel niet zo goed voor stond. We hadden naar rato minder geld meegekregen dan destijds bijvoorbeeld Enexis of Liander.”

Voor Benima en zijn team een zware dobber: “We zijn heel hard bezig geweest om te werken aan die bewustwording bij gemeentes, bij provincies, bij de rijksoverheid en bij de ACM. Het is natuurlijk lang zo geweest dat de geldstromen één kant uit gingen, vanuit de netbeheerder naar de aandeelhouders. Als je dan een keer geconfronteerd wordt met een verzoek de andere kant uit – daar zijn de gemeentes niet echt voor geëquipeerd. De ene zei: waar is mijn dividend? De andere: de rekening voor de burger moet laag blijven. En de landelijke politiek stapelde ambitie op ambitie.”

De smeekbedes hadden resultaat. Bestaande aandeelhouders fourneerden de afgelopen jaren zo’n 450 miljoen euro. Om de nood te ledigen kwam ook de staat over de brug. In ruil voor een belang van ruim 11,9 procent verstevigde het Rijk het eigen vermogen eind november vorig jaar met 500 miljoen euro. In totaal is dit genoeg om de tot en met 2026 geplande investeringen in het net van ruim 3 miljard euro te kunnen financieren.

Geldgebrek, de focus op betaalbaarheid en de subsidietsunami waren niet de enige oorzaken. Misschien wel de allerbelangrijkste: het ontbreken van inzicht in waar, waarin en wanneer te investeren. Mede ingegeven door de snelgroeiende en wisselende ambities.

Oskam: “In het begin was er door extra vraag en aanbod jaarlijks behoefte aan zo’n 2 tot 3 procent extra capaciteit. Dat kon je nog wel goed in kaart brengen. De afgelopen jaren heeft de elektrificatie zo’n vlucht genomen, dat we niet meer wisten waar en wanneer welke infrastructuur gereed moest zijn. Tegelijkertijd denken mensen: als ik nu in een willekeurig weiland een zonnepark of datacentrum bouw, steek ik gewoon de stekker in het stopcontact. Daar moeten we volgens mij met zijn allen vanaf.” 

Dat is ook de mening van Stedin-bestuurder Benima en Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en een expert op het gebied van de werking van de energiemarkt.

Benima: “Je kunt niet lukraak Nederland vol zetten met elektriciteitsstations en maar kabels trekken. Je wilt weten: wat wordt de energiemix? Hoe groot wordt biogas, hoe groot wordt waterstof of kernenergie? Waar wordt wat gebouwd? Waar wordt wat opgewekt? Pas aan de hand daarvan kun je de vraag naar transportcapaciteit bepalen en gaan bouwen.”

Mulder spreekt in dit kader van een ‘koperen plaat’. “In de markt wordt verondersteld dat het elektriciteitsnet een koperen plaat is (koper is een zeer goede warmte- en elektriciteitsgeleider en wordt daarom veel gebruikt in de elektronicawereld – red). Je kunt overal stroom krijgen of leveren en marktpartijen mogen doen alsof er geen technische belemmeringen in het transport zijn. Maar vanwege het toenemende gebruik van het net wordt deze veronderstelling steeds minder houdbaar.”

Daar komt nog eens bij dat de plannen om de klimaatverandering te beteugelen nogal eens veranderen. Oskam geeft een voorbeeld: “Tot en met 2016 gingen er jaarlijks miljarden euro’s naar de bijstook van biomassa in kolencentrales. In het najaar van 2016 zei de Tweede Kamer van de een op de andere dag: wij stoppen met het subsidiëren van deze bijstook; wij kiezen massaal voor wind en zon. Of wij al die nieuwe wind- en zonneparken maar even wilden aansluiten.”

Sinds het Klimaatakkoord lijkt het tij gekeerd. Landelijk, maar ook op provinciaal en op regionaal niveau hebben overheden geïnventariseerd en in kaart gebracht waar in de komende jaren grote energieprojecten zijn gepland als grote wind- en zonneparken, nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen en industrieën die willen verduurzamen. 

Met andere woorden: de netbeheerders weten beter waar, wanneer en in welke mate ze de energie-infrastructuur moeten verzwaren of uitbreiden. Voor de netbeheerders reden de investeringen flink op te schroeven. Vanaf 2025 tot en met 2030 investeren zij gezamenlijk jaarlijks zo’n 8 miljard euro in het net. Een verdubbeling ten opzichte van de huidige investeringen.

Maar daarmee is de netcongestie voorlopig nog niet verholpen. De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een tijdrovend proces. Benima: “Het realiseren van een groot station vergt in totaal zo’n zeven jaar. Het bouwen duurt twee jaar, de voorbereiding, inclusief het verkrijgen van de benodigde vergunningen, nog eens zo’n vijf jaar. Een zonnepark staat er binnen een jaar; zonnepanelen op het dak heb je er binnen een paar weken op liggen. Dus je loopt voortdurend achter de feiten aan.”

Daar komt nog eens bij dat de aannemers die deze ‘grootste verbouwing van Nederland’ – dixit: Netbeheer Nederland – moeten gaan klaren, kampen met een groot gebrek aan personeel. Mede door de vergrijzing dreigt er voor deze gespecialiseerde infrabouwers de komende jaren een tekort van zo’n kleine twintigduizend monteurs en andere vaklieden.

In de tussentijd hebben de netbeheerders tal van plannen bedacht om de pijn van de netcongestie te verzachten. Congestiemanagement is een van de troeven. Daarbij vragen netbeheerders onder meer grote gebruikers zoals bedrijven om bij dreigende overbelasting van het net de vraag tijdelijk te verlagen tegen een financiële vergoeding. Dat gebeurt vooralsnog op basis van vrijwilligheid, maar werkt nog onvoldoende. Voor demissionair minister Rob Jetten reden de Tweede Kamer in oktober te laten weten dat hij vanwege de ernst van de situatie nadenkt over onorthodoxe maatregelen, zoals een verplichting voor bedrijven om in de piekuren minder stroom af te nemen.

Ook wil de bewindsman voor Klimaat en Energie voorrang voor projecten met een ‘zwaarwegend maatschappelijk belang’, zoals ziekenhuizen, hulpdiensten en nieuwe woonwijken. Een wetsvoorstel daarvoor ligt nu bij de Raad van State en gaat daarna naar het parlement.

Lovenswaardig, al deze plannen, maar het blijven lapmiddelen. Verzwaren en uitbreiden blijft de remedie om de congestie een halt toe te roepen. Zeker is dat de verstopping de energietransitie en de economische groei zal vertragen, zelfs al slagen de netbeheerders erin om al hun ambities waar te maken.

In de branche wordt daarom ook wel gesproken van een ‘maakbaarheidsgat’: het verschil tussen wat er aan netuitbreidingen nodig is om de klimaatdoelen te halen en wat de netbeheerders kunnen realiseren. Minister Jetten heeft de netbeheerders gevraagd dit gat te kwantificeren. Aan dit verzoek hebben zij inmiddels voldaan. Een gat van zo’n 25 procent in 2030, voorzien de netbeheerders.

Wordt vervolgd.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.