Spring naar de content

Ciao bella. Elegie voor mijn ouwe trouwe lieve lobbes Jamba

Terugkijkend op 2023 was er een gebeurtenis die Don Arturo het meeste aangreep: de volkomen onverwachte dood van zijn lievelingshond Jamba.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Gewoontegetrouw is mijn laatste preek van het jaar steeds een geestig bedoeld jaaroverzicht. Maar terugkijkend op 2023 was er een gebeurtenis die mij het meeste aangreep: de volkomen onverwachte dood van mijn lievelingshond Jamba, in april. 

Eind december vorig jaar had ik haar bloed en urine nog laten testen en was er niks aan de hand. Ze was wel wat mat, maar ze at goed, we zwommen dagelijks in de oceaan, maakten lange wandelingen door het natuurgebied waarin ik woon en Jamba speelde vrolijk met andere honden. 

Ik kwam thuis na een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk en normaliter was ze door het dolle heen als ze mij weer zag. Nu gebeurde er niets. Ik riep haar een paar keer en eindelijk verscheen ze bovenaan de trap van mijn werkruimte, keek mij hulpeloos aan en verdween weer naar het bankje naast mijn bureau, waar ze het liefste lag. 

Het was zondag en de volgende dag gingen Carrie en ik meteen in alle vroegte met Jamba naar de dierenkliniek in Olhão. Daar kreeg ze diverse scans en het slechtnieuwsgesprek met de dierenarts, twee uur later, overrompelde me volkomen. Jamba was opgegeven, een kwestie van een dag, hoogstens een paar dagen. Leverkanker, uitgezaaid naar de longen. Een doodvonnis. Ik had amper tijd om de mokerslag te verwerken, want er moest een datum worden geprikt voor de euthanasie. Mijn eerste reactie was: ‘volgende week maandag’. Natuurlijk wilde ik Jamba nog zo lang mogelijk bij ons houden, het afscheid uitstellen. Maar in die week kon er van alles misgaan met Jamba, waarschuwde de dierenarts. Dan moesten Carrie en ik onverhoopt met de doodzieke hond naar de dierenkliniek in Olhão rijden, en Jamba alsnog laten euthanaseren in een klinisch, kaal hokje, op een metalen tafel, onder fel neonlicht. Bovendien is onze kliniek in het weekeinde gesloten, en dan zouden we in geval van nood naar het dierenziekenhuis in Faro moeten rijden. Dat is het laatste wat een hond wil, dat gezeul. 

Het is waanzin en totaal egoïstisch als een lijdend dier langer in leven moet worden gehouden ter troost en rouwverwerking van de baasjes.

De dierenarts suggereerde dat het wellicht het beste voor Jamba was om haar meteen te laten inslapen, maar dat vonden we op z’n zachtst gezegd wat abrupt. “Dan maar over twee dagen”, zei ik met tranen in mijn ogen, in de hoop dat ze thuis geen complicaties zou krijgen en alsnog met vreselijke pijnen aan haar einde zou komen. 

Ik prikte een datum: woensdagmiddag, half drie. Het was afschuwelijk. Een vreselijke beslissing, maar vooral uit liefde voor Jamba. De euthanasie ging stomtoevallig plaatsvinden precies op de dag dat ze 13 jaar geleden geboren werd in Paraguay, in een nest van zeven. Jamba is Guarani voor zwart. Onze dierenarts Mario had drie jaar eerder ook Raya, het oudste zusje van mijn Paraguayaanse roedel, laten inslapen. Raya had kreeg nierfalen door zware pillen tegen leishmaniasis en had veel pijn in de laatste dagen van haar leven. Het is vreselijk om een dier pijn te zien lijden. Raya, genoemd naar het witte streepje op haar kop, was een taaie. Ze overwon leishmaniasis en hobbelde ondanks zware artrose elke dag over het strand met haar twee zusjes. Harco de Rolstoelman uit Rotterdam schonk mij toen een karretje dat was ingesteld op de maten van Raya. Ze maakte één proefrit en besloot dat ze niet als een invalide door het leven wilde gaan. Haantje de voorste, altijd vrolijk, maar ook een dominante genderbender: pissen tegen een boom met een poot omhoog. Ineens wilde ze niet meer naar buiten. Verdrietige, hulpeloze ogen. Eten uitkotsen. Extreem veel drinken en pissen. Het begon mij te duizelen toen Mario uitlegde wat er allemaal mis was met Raya. Haar nieren functioneerden amper nog, vermoedelijk het gevolg van het jarenlang slikken van allopurinol tegen leishmaniasis. Ik denk nog vaak terug aan haar lijdensweg en heb daarvan geleerd dat ik, als het moment daar is, razendsnel moet handelen. Het is waanzin en totaal egoïstisch als een lijdend dier langer in leven moet worden gehouden ter troost en rouwverwerking van de baasjes. 

Jagua, de vader van Raya, Tita en Jamba, stierf aan de gevolgen van leishmaniasis in Paraguay. Ik schreef toen: “Mijn trouwe vriend is dood. De afgelopen nacht sliep Jagua nog naast mij, zachtjes kermend, met zijn kop op mijn borst. Hulpeloos keek hij mij aan, alsof hij afscheid van me nam. De andere honden kwamen een voor een aan hem snuffelen. De afgelopen weken waren een lijdensweg, al zijn haar was uitgevallen, hij zat onder de korsten en was broodmager. We waren naar vier verschillende dierenartsen geweest, twee zeiden dat hij doodziek was en dat we hem moesten laten inslapen. De andere twee schreven hem loodzware en peperdure medicijnen voor die eigenlijk voor mensen bestemd waren met ernstige nierziektes. Het middel bleek erger te zijn dan de kwaal. Vanmorgen begon hij te trillen, hij kotste bloed, keek mij wanhopig aan, zijn gejank ging door merg en been. Paula rende naar buiten om een taxi aan te houden, geen enkele chauffeur wilde Jagua meenemen. Pas toen ik met een biljet van honderdduizend guaraní zwaaide, vonden we een bereidwillige chauffeur. Die scheurde naar dierenarts Raul Tuma, alias El Turco. Samen met de chauffeur droegen we Jagua de praktijk binnen en legden hem op een operatietafel. Tuma luisterde naar zijn hart en zei dat Jagua aan het sterven was. Paula schreeuwde het uit, ik aaide Jagua wanhopig over zijn enorme kop. Zijn ogen draaiden weg, hij kotste mij onder en liep leeg op de tafel. Na een paar stuiptrekkingen was hij dood. Verbijsterd liep ik naar Paula, omhelsde haar en begon te grienen als een kind. We namen afscheid van Jagua, Tuma zei dat hij voor het lijk zou zorgen. We bleven nog vijf minuten naar Jagua staren, ik prevelde wat, wist niet meer wat ik moest zeggen. ‘Dag lieve Jagua, dag ouwe reus, heb het fijn in de hondenhemel,’ fluisterde Paula.” 

Ik mis ze allemaal: Jagua, Fabia, Bibi, Raya en Jambia. Maar Jamba was de echte Benjamin. 

Meteen die maandagavond na het doodvonnis voor Jamba begon ik met het graven van de droeve kuil in de achtertuin, naast het graf van Raya. Het ritueel gaf me troost. Woensdagmiddag arriveerde Mario met zijn assistent en zijn infuus des doods, en er viel een steen van mijn hart toen Jamba vredig insliep in mijn armen. Dokter Mario moest bijna huilen toen hij Jamba zag, want hij kreeg herinneringen aan Raya. Hij vertelde mij dat honden heel goed hun pijn kunnen verbergen als ze ziek zijn. Ik merkte aan Jamba wel dat ze ‘s avonds licht begon te grommen wanneer de andere honden op ons bed klommen, maar meer ook niet. Lieve stoere Jamba. Gelukkig had ik ruim achtenveertig uur om afscheid van haar te nemen. Nog even strandwandelen, in zee zwemmen: het alledaagse patroon. Zo wilde ik me haar herinneren. Met Mario droeg ik Jamba in een laken met rode rozen als motief, naar haar graf, dat ik eigenhandig gedolven had. Bij het afscheid van Mario zei ik: “Je bent een beste vent, maar voorlopig hoef ik je niet meer te zien, amigo.” 150 euro afgetikt, en 20 euro fooi, daar waren hij en zijn assistent erg blij mee. Mario vertelde me nog dat het zelfmoordpercentage onder dierenartsen in Portugal enorm hoog is, hoger dan in welke beroepsgroep dan ook. De zelfdodende veterinarios gebruiken hetzelfde spul als waarmee ze dieren laten inslapen. Ik heb maar geen grapje gemaakt in de trant van: ‘die zelfdoding onder dierenartsen zal vermoedelijk niets te maken hebben met hun financiën want als er iets duur is in Portugal, is het wel de dierenkliniek’. Mario moest vreselijk lachen toen ik zei dat hij beter niet in Beja kon gaan werken, want dat spookstadje in de Alentejo heeft het hoogste zelfmoordpercentage van Portugal. 

Nu is alleen Tita nog over van de drie Paraguayaanse zusjes. Het is het einde van een tijdperk. Twaalf geleden vloog ik van Paraguay naar Madrid met mijn honden Fabia, Raya, Tita, Jamba en Bibi, en mijn toekomstige ex Paula. Na een tussenstop van acht uur op de luchthaven Viru Viru, in Santa Cruz in Bolivia, vlogen we door naar Madrid. Het treintje van vijf reiskooien met daarin de hysterische blaffende beesten trok veel bekijks. De kleine Bibi vonden we op een dag vastgebonden aan de voordeur van ons huis in Asunción. Het beestje had een enorm gezwel aan haar vagina; haar baasje had kennelijk geen geld over voor een chemokuurtje. Ze werd morrend geaccepteerd door onze huisroedel en domineerde binnen een maand mens en dier. Aan de zenuwslopende reis naar Madrid ging een logistieke en financiële nachtmerrie vooraf, met hondenpaspoorten, vaccinaties, corrupte dierenartsen en vijf peperdure kooien die we in Argentinië moesten kopen. “Je bent gek dat je die stinkhonden meeneemt,” zei de Duitse buurman in Asuncion, “stuur ze toch de jungle in…” 

Maar mijn honden zijn mijn kinderen en ze moesten en zouden mee naar Portugal. Tijdens de vlucht naar Madrid hoorden we de honden onder ons blaffen. Ik was bang dat ze zouden doodvriezen in het laadruim. De ontlading in Madrid was groot, maar de vreugde was van korte duur. Bibi, die ondankbare hond, ontsnapte na twee dagen. Mama Fabia, die ik ooit het leven redde in de jungle en die binnen de kortste keren zwanger was van Jagua, brak uit haar kooi tijdens de reis van Madrid naar de Algarve en is waarschijnlijk overreden op de snelweg. Paula was de volgende die verdween. 

Ik mis ze allemaal: Jagua, Fabia, Bibi, Raya en Jambia. Maar Jamba was de echte Benjamin. 

Dertien jaar sliep ze aan mijn voeten, ze was mijn allertrouwste en allerliefste vriendje. Ciao bella.

De laatste foto van Jamba:

P.S. Een van de meest liefdevolle en troostrijke gedichten over honden, en het verlies ervan, is van Rudyard Kiplin: The Power of The Dog. 

There is sorrow enough in the natural way
From men and women to fill our day;
And when we are certain of sorrow in store,
Why do we always arrange for more?
Brothers and Sisters, I bid you beware
Of giving your heart to a dog to tear.

Buy a pup and your money will buy
Love unflinching that cannot lie—
Perfect passion and worship fed
By a kick in the ribs or a pat on the head.
Nevertheless it is hardly fair
To risk your heart for a dog to tear.

When the fourteen years which Nature permits
Are closing in asthma, or tumour, or fits,
And the vet’s unspoken prescription runs
To lethal chambers or loaded guns,
Then you will find—it’s your own affair—
But… you’ve given your heart to a dog to tear.

When the body that lived at your single will,
With its whimper of welcome, is stilled (how still!).
When the spirit that answered your every mood
Is gone—wherever it goes—for good,
You will discover how much you care,
And will give your heart to a dog to tear.
We’ve sorrow enough in the natural way,
When it comes to burying Christian clay.

Our loves are not given, but only lent,
At compound interest of cent per cent.
Though it is not always the case, I believe,
That the longer we’ve kept ’em, the more do we grieve:
For, when debts are payable, right or wrong,
A short-time loan is as bad as a long—
So why in—Heaven (before we are there)
Should we give our hearts to a dog to tear?

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.