Spring naar de content
bron: matthias giesen

Scheuren in de democratie

In november vieren we in de stemlokalen het feest van de democratie. Maar de effectiviteit en populariteit van deze staatsvorm neemt af. Stroperigheid, apathie, desinformatie, netwerkcorruptie en extreemrechts zijn vlekken op haar blazoen. Wat kunnen we hieraan doen?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

De tijd dat democratie gold als een virus dat voorbestemd was om de wereld te veroveren is voorbij. Met al haar omslachtige overlegrondes en partijpolitieke geharrewar is de staatsvorm minder populair dan voorheen; de voortvarendheid om urgente problemen als ongelijkheid, klimaat en vergrijzing te lijf te gaan lijkt te ontbreken. Ook lijkt ze niet langer het vanzelfsprekende eindstation van de landen in het niet-democratische kamp. En daarbij: volgens een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut uit 2021 vindt ook ‘een aanzienlijk aantal Nederlanders dat voor de aanpak van urgente problemen de democratie soms opzijgeschoven mag worden’.

Er is steeds meer bewijs voor de stelling dat de democratie wereldwijd in de verdediging is gedrongen. Oekraïne maakt weliswaar de indruk te hunkeren naar Navo- en EU-lidmaatschap, om zo bij de westerse, democratische familie te behoren, maar veel grotere en invloedrijkere landen als India, Brazilië en Zuid-Afrika hebben een heel andere familie op het oog. Zij verbinden zich juist liever aan autocratische reuzen als Rusland en China, in het Brics-verband. En in Afrikaanse staten die van oudsher met Frankrijk verbonden zijn, zoals onder meer Mali, Senegal, Burkina Faso en Niger, zie je zelfs dat het volk geneigd is elke militaire macht te verwelkomen die zich tegen de oud-kolonisator keert, hoe hard de Fransen ook roepen pal te staan voor mensenrechten en democratie. Wat ons eigen zelfvertrouwen betreft: wie ziet het Westen nog met hetzelfde soort bravoure en militaire machtsvertoon verre landen binnenvallen, zoals eerder deze eeuw Irak, Afghanistan en Libië? 

De groeiende invloed van theoretisch geschoolden ten opzichte van praktisch geschoolden is een zorg.

Frank Wanders, senior onderzoeker bij stichting ProDemos

Nota bene: zelfs binnen de Europese Unie zijn er landen als Polen en Hongarije die zich sterk genoeg voelen om met de grondbeginselen van de democratie – zoals vrije pers en de scheiding der machten – aan het morrelen te slaan. Ondanks dreigementen vanuit Brussel om hen daarvoor te straffen met de inhouding van tientallen miljarden aan subsidies. Extra bewijs voor de afnemende aantrekkingskracht van de democratie leverde onlangs het Slowaakse electoraat, dat in groten getale op ex-premier Robert Fico stemde, een Poetin-vriendelijke en anti-Brusselse nationalist die zich laat inspireren door de Hongaarse premier Viktor Orbán. 

Wat er ook aan democratie mankeert en hoezeer ze op het internationale toneel ook aan het verzwakken is, volgens Frank Wanders, senior onderzoeker bij stichting ProDemos, ‘het Huis voor democratie en rechtsstaat’, gaat het dicht bij huis zo slecht nog niet. Recente enquêtes tonen volgens hem aan dat de steun ervoor onder de Nederlandse bevolking nog massaal is en ogenschijnlijk stevig verankerd: “Mensen vinden het heel belangrijk dat je ruimte hebt om te kiezen in je leven, en democratie biedt daar verreweg de beste garantie voor. Maar,” waarschuwt Wanders, “in een enquête je voorkeur uitspreken voor de democratische staatsvorm is iets anders dan zelf een actieve bijdrage leveren aan het gezond en vitaal houden van die democratie.” Ofwel, op hoeveel actieve steun kan de democratie daadwerkelijk rekenen? En in hoeverre zit er onder de sociaal wenselijke enquête-antwoorden een enorme bulk onverschilligheid? Of onvrede? 

Zo vindt Wanders het geen overbodige luxe om de verschillen in democratische betrokkenheid tussen mensen met verschillende opleidingsniveaus nauwkeurig in de gaten te houden: “Als het om de stabiliteit van de democratie gaat, is de groeiende invloed van theoretisch geschoolden ten opzichte van praktisch geschoolden een zorg. Zelfs waar gepoogd wordt de democratie weer terug in de handen van de mensen zelf te leggen, zoals in burgerraden, zie je dat theoretisch geschoolden met hun kennis van regels en achtergronden sneller schakelen en dingen voor elkaar krijgen dan praktisch geschoolden. Met andere woorden: ook als je mensen formeel in een gelijkwaardige positie plaatst, is er geen garantie dat hun even grote zeggenschap tevens leidt tot een even groot gevoel van serieus genomen worden en gelijke resultaten. Die ongelijkheid zie je op alle niveaus in de samenleving. En als je daar niets aan doet, kan daaruit een reëel gevaar ontstaan.” 

Omdat gewenning aan democratie in potentie tot grootschalige onbetrokkenheid leidt, probeert ProDemos het democratisch bewustzijn op een zo hoog mogelijk peil te houden. De stichting wil ervoor zorgen dat de democratie – die de neiging heeft steeds complexer te worden – toegankelijk blijft, met extra inspanning voor de praktisch geschoolden. “We drukken politieke partijen op het hart om hun partijprogramma’s in een zo behapbaar mogelijke vorm te publiceren, opdat het voor zoveel mogelijk kiezers duidelijk is waar die of die partij voor staat. We moeten voorkomen dat het aan de voorkant al misgaat en kiezers al niet eens begrijpen welke kant een partij op wil.” 

Ondanks de door het Verwey-Jonker Instituut gedetecteerde bereidheid om democratie onder bepaalde omstandigheden even in de prullenbak te gooien, schuilt het gevaar voor de Nederlandse democratie niet zozeer in een toenemende voorkeur voor autocratische ideeën of een luider wordende roep om een sterke leider, analyseert Wanders, maar in groeiende apathie. “Grote groepen hebben nauwelijks nog binding met de politiek en doen niet veel meer dan afwachten wat er uit de beleidsmachines komt rollen.” Deze groep is in de omvangrijke, polderlandse rapportencultuur bekend komen te staan als ‘de afgehaakten’. 

In een interview met de Vlaamse krant De Morgen omschreef romancier Tommy Wieringa de genoemde apathie onlangs niet eens meer als behorend tot een bepaald volksdeel, maar als een algemeen verschijnsel: “Een verworvenheid die je zelf niet hebt verworven, voelt niet als een verworvenheid, maar als een goedkoop geschenk uit de Action. Ik ben bang dat de democratie en de rechtsstaat in toenemende mate zo ervaren wordt.”

Wanders: “Om die apathie tegen te gaan of de groei ervan af te remmen is het een belangrijke taak voor ProDemos om onophoudelijk discussies aan te jagen. En om vanuit een politiek neutraal standpunt het belang van democratie te benadrukken, alsook van het up-to-date houden van die democratie. Al zit er wel een natuurlijke grens aan het experimenteren met nieuwe vormen van inspraak. Wanneer je erin slaagt een groep betrokken burgers bij een experiment te betrekken en ze denken inderdaad enthousiast mee, stoppen er energie in, dan is het essentieel dat er ook echt iets met hun inspanning gedaan wordt. Zo niet, dan bereik je het tegenovergestelde. Dan wakker je het cynisme juist verder aan.” 

Wie zich in de literatuur over de stand van de democratie verdiept, ontwaart grofweg twee denkrichtingen. De ene, als positief-progressief te omschrijven denkrichting gelooft in de speciale plek die de liberale democratie nog altijd in de wereldorde inneemt. Het volgt de politiek filosoof Francis Fukuyama ruim dertig jaar na de val van de Berlijnse Muur in zijn overtuiging dat liberale democratie de beste garantie is om een vrije, solidaire, creatieve, welvarende samenleving tot stand te brengen. En dat deze staatsvorm het daarom waard is om koste wat kost te verdedigen. 

De bestseller How Democracies Die (2018), van de Harvard-academici Steven Levitsky en Daniel Ziblatt, kun je lezen als een geactualiseerde handleiding voor het bewaren van die door Fukuyama bewierookte liberale democratie. Aan de hand van historische voorbeelden over onder meer Hitler-Duitsland, het Venezuela onder Hugo Chávez en het kapen van de Republikeinse partij door de Tea Party, brengen de auteurs de lezer bij hoe je antidemocratische krachten buiten de deur kunt houden. Een van die middelen is het welbekende ‘cordon sanitaire’, waarbij democratische partijen categorisch weigeren samen te werken met in hun ogen ondemocratische partijen. 

Ook in Nederland wordt de sterkte van dit cordon voortdurend getest. Aan vrijwel iedere lijsttrekker wordt snel na zijn of haar aantreden de vraag gesteld of hij of zij bereid is met PVV en FVD samen te werken. Vanuit de visie van Levitsky en Ziblatt is elke ‘ja’ op die vraag ongewenst, misschien zelfs immoreel, want een verzwakking van het cordon. Ze gaan nog een stap verder: idealiter wordt het cordon door zoveel mogelijk kiesgerechtigden omarmd en gepraktiseerd, opdat democratievijandige medeburgers en partijen bijtijds worden ingesloten. Enigszins dramatisch noteren Levitsky en Ziblatt in hun slothoofdstuk: “Democracy is a shared enterprise. Its fate depends on all of us.

Waar de positief-progressieve denkrichting liberale democratie nog steeds als moreel superieur meent te kunnen propageren, is de kritisch-conservatieve denkrichting veel en veel somberder. Volgens deze stroming is de liberale democratie afgedwaald van de volkswil en in handen gekomen van een hoogopgeleide klasse van managers, die modellen belangrijker vinden dan mensen en politieke correctheid prefereren boven wat kiezers echt vinden en denken. Deze doctrine ziet het hardnekkige populisme niet als iets gevaarlijks of kwaadaardigs, maar als het logische gevolg van een veel te technocratische samenleving, die bij het bieden van veiligheid (de politie), gezondheidszorg (ziekenhuizen, zorgverzekeraars), huisvesting (woningcorporaties) en onderwijs (megascholen) efficiency en grootschaligheid tot afgodsbeelden maakte. 

De stem van de hoge inkomens wordt beter gehoord. Dat is een vorm van democratische ongelijkheid.

Afke Groen, directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting

Met zijn populaire boek De verweesde samenleving heeft Pim Fortuyn dit systemische falen in kaart proberen te brengen en het wees-zijn van de moderne burger als kernprobleem van de samenleving geponeerd. (Wij leven in een tijd zonder richting, zonder ideologieën, zonder aansprekende ideeën, zonder vaders en moeders.”) En filosoof Ad Verbrugge deed het onlangs nog iets uitgebreider en diepgaander met zijn pil De gezagscrisis, waarin de auteur, net als Fortuyn, de systeemwereld als boosdoener aanwijst: “Ons land begint in toenemende mate vast te lopen (–) op grond van modellen en algoritmes.” De kritisch-conservatieven halen het dan ook niet in hun hoofd om de democratie te willen exporteren of als maatstaf van moraliteit op te voeren, zoals de positief-progressieven dat wél doen. 

“Misschien is het veelzeggend voor deze tijd dat progressieve mensen de democratie willen beschermen en conservatieve mensen er kritiek op hebben,” zegt Afke Groen, directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting en hoofdredacteur van Idee, een aan D66 gelieerd tijdschrift over het sociaal-liberalisme. 

Ze herkent de ongelijke verdeling van de liefde voor democratie, zoals Wanders die beschreef. Maar ze voegt eraan toe dat die niet alleen loopt langs de as van theoretisch en praktisch geschoolden, maar ook langs die van hoge en lage inkomens: “Tussen die laatste groepen heerst eveneens ongelijkheid. Het deel van de kiezers dat naar de stembus gaat is onder mensen met hoge inkomens twintig procent hoger dan onder die met lage inkomens. De stem van de hoge inkomens wordt dus beter gehoord, en dat is een vorm van democratische ongelijkheid. Dit verschijnsel moet je wat mij betreft niet benaderen vanuit het individu, dat maar al te makkelijk als ‘dom’ wordt weggezet. Nee. Dat we er kennelijk niet in slagen inspraakmogelijkheden, burgerraden en andere manieren van participatie even aantrekkelijk te maken voor mensen met hoge als mensen met lage inkomens, is wat mij betreft de betere conclusie. Dus is de uitdaging om het anders te organiseren: op zo’n manier dat mensen met lage inkomens zich uiteindelijk in even grote percentages bij de stembus melden. Zodat er meer democratische gelijkheid ontstaat.”

Een andere potentiële scheur in onze democratie is de ideologische eenvormigheid. Staat de ene partij werkelijk voor een andere samenleving dan de andere? Of streven ze allemaal, met nauwelijks waarneembare verschillen, naar hetzelfde type neoliberale maatschappij? De bekende aan de Erasmus Universiteit Rotterdam verbonden socioloog Willem Schinkel ergert zich al jaren aan het alternatiefloze karakter van het politieke landschap, culminerend in zijn uitspraak dat ‘alle partijen min of meer D66 zijn geworden’. 

Deze klacht komt niet alleen uit academische kring: in het Nationaal Kiezersonderzoek uit 2021 staat beschreven hoezeer partijen inderdaad op elkaar zijn gaan lijken, en hoe moeilijk ze voor gewone kiezers inhoudelijk uit elkaar te houden zijn. Afke Groen erkent dit probleem en wil als directeur van het wetenschappelijk bureau van D66 graag een oplossing aandragen: het stembusakkoord. Ofwel, een voorafgaand aan de verkiezingen gepresenteerde overeenkomst waarin partijen de voorkeur uitspreken om met elkaar in een coalitie te stappen, dus: samen min of meer een blok te vormen. De identificatie met een ideologische richting zou hierdoor vergemakkelijkt worden en het kiezen zelf tot op zekere hoogte vereenvoudigd tot óf een progressieve stem (D66, PvdA/GroenLinks, SP) óf een conservatieve (VVD, CDA, BBB, NSC). 

“Het stembusakkoord kan het politieke midden helpen de vicieuze cirkel van een krimpende achterban, inhoudelijke vervlakking en gedwongen consensus te doorbreken,”schreef Afke Groen met enkele medeauteurs onlangs in de NRC. “De Nederlandse democratie is gebaat bij een strijd tussen alternatieve coalities of ‘blokken’, met verschillende visies op Nederland.” Het promoten van stembusakkoorden lijkt een vrij technische zet van D66, maar uiteindelijk gaat het om de bezwering van een existentiële crisis: het voorkomen of uitstellen van een verdere inkrimping van het politieke midden, of – zoals Afke Groen en haar medescribenten het in de NRC formuleren – ‘dat extreme partijen op de flanken een aantrekkelijkere uitvalsbasis worden’. 

Een andere scheur in de democratie, waarover het laatste woord nog lang niet gezegd is, is de onenigheid rond desinformatie en de vrijheid van meningsuiting. Moet een democratische overheid onbeperkt ruimte blijven bieden aan alle meningen, ook de meest abjecte? En tot welk niveau van controle mag een rechtsstaat gaan in het monitoren van mediaplatforms, onder het mom van bestrijding van desinformatie? De verhitte discussies over de door velen als Europese censuur ervaren Digital Services Act (DSA) en de druk op politiek Den Haag om omroep Ongehoord Nederland (ON) uit de NPO te kegelen zijn er prangende voorbeelden van. Het gaat om fundamentele kwesties aangaande de vrijheid van informatie, waarover niet snel consensus zal ontstaan. Daarom zullen ze aanjagers zijn van verontwaardigde berichten op sociale media en aanhoudende bronnen van polarisatie en wantrouwen jegens de gevestigde instituties.

Als u, tot slot, de gedachte wilt koesteren dat in een democratisch bestel iedereen evenveel kansen heeft om invloed uit te oefenen, dan is het verstandig de Volkskrant van 30 september jl. niet open te slaan. Daarin valt te lezen hoe vastgoedmagnaat en VVD-sympathisant Cor van Zadelhoff feestjes organiseert die bedoeld zijn om bemiddelde ondernemers in contact te brengen met VVD-politici, om ze vervolgens te verleiden (succesvol, zo blijkt) om forse bedragen te doneren aan de partijkas. Op die feestjes wordt ‘toegang naar de macht gekocht’, meent politicoloog André Krouwel, iets dat indruist ‘tegen het belangrijke, democratische principe van gelijke toegang tot de macht’. 

Volgens Willeke Slingerland, lector weerbare democratie aan de Saxion Hogeschool in Enschede, zijn dergelijke feestjes het topje van de ijsberg en wordt vooral de lokale politiek in Nederland gedomineerd door ‘netwerken die tot wederzijds voordeel kunnen leiden’. Ze wijst erop dat Nederland al jaren door de VN en de Raad van Europa op de vingers wordt getikt vanwege het regelen van voorbehouden bij internationale anti-corruptieverdragen, zogenaamd om ‘informele processen’ (lees: lobbyen), de smeerolie van onze complexe democratie, te beschermen. 

Nederland wordt al jaren door de VN en de Raad van Europa op de vingers getikt om het regelen van voorbehouden bij anti-corruptieverdragen.

Mogelijk is onze democratie door de hier opgesomde scheuren veel breekbaarder dan we nu vermoeden, zeker als we daarbij bedenken dat minder dan drie procent van de kiesgerechtigden lid is van een politieke partij. Maar de Mr. Hans van Mierlo Stichting heeft – naast het stembusakkoord – nog een plan bedacht: het democratisch donatietegoed. Groen: “Dat houdt in dat elke burger van Nederland jaarlijks aan het slot van de digitale belastingaangifte vijf euro kan doneren aan een politieke partij naar keuze. Zo verbreed je de basis van de democratie en zorg je voor een gelijker speelveld tussen meer- en minderbedeelde mensen.” 

Hoewel het donatietegoed door velen wordt gezien als een vorm van staatssteun aan partijen die toch al gesubsidieerd worden, verdedigde D66-Kamerlid Joost Sneller het plan onlangs met verve op Radio 1: “Mensen die de democratie te duur vinden, realiseren zich niet goed wat dalend vertrouwen in de democratie kost.”

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.