Spring naar de content
bron: Kors van Bennekom/Nederlands Fotomuseum

Adèle Bloemendaal: beschaafd & ordinair

In Aaah! Dèle – Herinneringen van haar cabaretpooier schrijft Jacques Klöters over zijn belevenissen met de markante cabaretière en zangeres Adèle Bloemendaal (1933-2017). Een voorpublicatie. ‘Ik heb nu eenmaal misdadige trekjes.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jacques Klöters

“Zeg cabaretpooier, wanneer bel je me weer eens, godverdommen!” Adèle Bloemendaal op het antwoordapparaat. Ze wilde een nieuwe show gaan maken, ik was weer aan zet. “Moesten we niet eens een programma maken van grote culturele betekenis, gepaard aan een prettige inkomensstroom? Kom eens langs in moeders keukentje, dan doe ik je een lucratief voorstel. Ik heb gesproken met een zakenkundig persoon die me een interessante constructie voorlegde. Als jij nou werkt voor mijn project, dan verwerf je recht op een verblijf in mijn appartement op Bonaire. Dan hoef je ook geen belasting te betalen…”

Adèle Bloemendaal was een rol die werd gespeeld door Adèle Hameetman, een meisje uit een gewone Amsterdamse familie. Ze begon die rol te spelen in het begin van de jaren vijftig, en stopte er zestig jaar later mee, toen ze een klein, bleek, gedwee vrouwtje was geworden dat niet meer kon praten en dat ik af en toe bezocht in het verzorgingshuis Flesseman. 

Als Adèle Hameetman was ze haar leven begonnen op de Bloemgracht in de Jordaan. Als mevrouw Hameetman eindigde het op de Amsterdamse Nieuwmarkt. Maar daartussenin stond Adèle Bloemendaal in volle lengte in het volle licht, een personage dat deed alsof ze de zonde zelf was. Ze werd er niet alleen populair mee, maar ook geliefd, wat veel meer wil zeggen. Geliefd bij het brede publiek vanwege haar uitzinnig komische Jordaanse typetjes en gezangen. Geliefd bij de theaterbezoekers omdat ze zulke mooie literair getinte programma’s bracht met teksten van Willem Wilmink, Hans Dorrestijn, Jan Boerstoel, Flip Broekman en Frans Mulder. Haar componisten waren Harry Bannink, Ruud Bos, Frans Ehlhart en Martin van Dijk, kortom de besten. 

Ik mocht meehelpen bij het maken van een aantal van die programma’s en leerde Adèle Bloemendaal goed kennen. Een enkele keer kreeg ik Adèle Hameetman te zien, de puber, het dronken lor, de uitgeputte moeder die haar kind miste en, ten slotte, de zieke bejaarde die niet meer praten kon.

Op 5 april 1987, nadat ze haar medewerkers weer eens in de steek had gelaten en met een financiële puinhoop achtergelaten had, schreef ik in mijn dagboek: “Misschien moet ik ooit nog eens een biografie schrijven van Adèle.”Ik had op dat moment al veel met haar meegemaakt en de verhalen die ik gehoord had, wezen op een bizarre persoonlijkheid. Ze droeg een ploertendoder in haar handtas en was dol op processen, advocaten, Henk van der Meijden, penoze, wapens en zo. Haar hele carrière miegelde van mysterieuze vormen van contractbreuk. Jenny Arean had me verteld dat Adèle vroeger altijd ‘zwanger’ raakte en afzegde, maar dat je later nooit iets hoorde van een kind. 

Kijk, de daad is leuk hoor Jacques, die staat me beslist niet tegen, maar de randvoorwaarden zijn heel belangrijk voor me.

Adèle Bloemendaal

Adèle had zeker aspiraties om een prachtig literair getint programma te maken, ze kon ook zeer gedisciplineerd zijn, maar er was iets in haar dat soms de overhand kreeg en koos voor de drank of voor een vette schnabbel waar ze alles voor liet vallen, omdat dat snelle geld haar vrij maakte. “Ze wil dan niet meer naar Winschoten gaan voor een optreden, nee liefst meteen naar de VS, naar haar zoon die haar alles is. Als die haar ooit laat vallen, heeft ze niemand meer,” schreef ik.

“Zó cabaretpooier, wanneer bel je me weer eens, godverdommen!”Die middag al zat ik aan de keukentafel te brainstormen. Adèle was in trainingspak en zag er knapperig vers uit. Ze had vlug een alfalfa-tuinkerssalade voor me bereid. Ik werkte in die weken met Toon Hermans aan een show en die zei: “Jij werkt toch voor Adèle? Ik zag haar laatst op een affiche, zo strak als een bodybuilder, ze zal toch ook wel tegen de vijftig zijn ondertussen?” Vijfenvijftig, zei ik. “Dan moet je zeggen dat ze moet uitkijken dat ze niet ontploft. Ze ziet eruit als een te hard opgepompte rubberboot!”

Ik vond haar buitengewoon aantrekkelijk, zei haar dat ook en vroeg meteen of ze nog voldoende aandacht van de mannen kreeg. 

“Van de week nog. Ik kwam de straat in, een uur of twee ’s nachts, had gewerkt, liep met een kostuum over de arm, een boeket bloemen en een tas. Komen er drie gastjes op me af en die beginnen van ‘neuken! neuken!’ tegen me. Ik sta stil. Ik zeg: ‘Broek uit en laten zien! Nu!’ Ze wisten niet hoe hard ze weg moesten lopen.”

Zoals gebruikelijk bespraken we de boeken die we de laatste tijd gelezen hadden. Adèle las vooral Amerikaanse romans. Ze vroeg ook naar jonge toneelregisseurs van wie ik nog nooit gehoord had, wist namen van zingende breakdancers. Moeder was helemaal op de hoogte van wat hip en cool was. “Ik hoor die dingen van de vriendjes van mijn zoon. Die zitten dan hier aan tafel een beetje te blowen. Mooie jonge knullen, gek van geiligheid word ik daar soms van, maar ja, daar kun je je moeilijk op storten.”

“Nou, op dat thema is een heel pornogenre gebaseerd,” zei ik, terwijl ik een pluk kattenpluis van mijn broek veegde. “Doe je het nog weleens?” Te weinig, vond ze. Ze moest ervoor naar het buitenland, want in Nederland was ze te bekend. “Dat schrikt af. Dan liggen ze met Adèle Bloemendaal in bed, dat is te groot, te heftig voor de meeste mannen. Ik ben te bekend, ik sleep te veel met me mee. In het buitenland kennen ze me niet, daar gaat het allemaal veel makkelijker. Het is goddomme al maanden geleden dat ik het gedaan heb. Ik moet zelf meer initiatief nemen, anders komt het er niet van.”

“Zal ik daar eens een conference over schrijven?” vroeg ik. “Over je seksuele leven en dat je lekkere jonge mannen wil aanranden?” Dat wilde ze graag, en dan moest ook het verhaal erin van die captain van de Air France, die ze in Cagnes-sur-Mer… “Vertel!”

“Nou, gewoon, ik zat in een restaurant te eten in Cagnes, alleen, en toen kwam een ober me vertellen dat daar verderop een meneer zat die me een glas champagne wilde aanbieden. Ik zag de man zitten, het was er een uit de A-klasse, een heerlijkheid, smullie! Ik kreeg er de geile goesting van. ‘Een glas? Mag het een flés champagne worden,’ zei ik, ‘en dat we die dan samen naar binnen bubbelen?’ Dus die man komt erbij zitten. We hebben een heel gesprek over Proust en over Céline en over voortijdige zaadlozingen en hij laat wat oesters komen. ‘Zouden ze hier ook een theedoek hebben?’ vraag ik. ‘Hoezo?’ ‘Nou, dan kunnen we met de fles en de oesters naar het strand, en aan het water picknicken.’ ‘Geweldig idee!’ Hij bestelt nog een paar dozijn oesters, een nieuwe fles en een theedoek. ‘Maar ik kan niet lopen hier,’ zei ik. ‘Mijn voetjes zijn niet gemaakt voor het hete asfalt van de boulevard en die stoute steentjes van het strand!’ Dus die man draagt mij de zaak uit. Ik zit op z’n nek met in één hand een fles champagne en in de andere een groot bord oesters in een theedoek. Kijk, de daad is leuk hoor Jacques, die staat me beslist niet tegen, maar de randvoorwaarden zijn heel belangrijk voor me.”

Adèle begon me vervolgens een heel verhaal te vertellen over haar wilde tijd in het Amsterdam van de jaren vijftig. Daar moest de nieuwe show over gaan. Ze had zich voorbereid op onze sessie, vellen volgeschreven met uitdrukkingen, namen en gebeurtenissen uit die tijd op de Zeedijk. De jazzclub Casablanca, café ’t Mandje van Bet van Beeren, waar lesbische vrouwen dansten maar ook hoeren, pooiers, snorrers, orgeldraaiers, showbusiness-figuren, helers, dieven, heel de rafelrand van het toenmalige Amsterdam. “Hou je poten thuis vuile flikker! Hij heb me bij me gemacht!” acteerde ze met overslaande stem, terwijl ze haar handen beschermend sloeg over de plek waar bij Amsterdamse mannen hun ‘gemacht’ zit.

Ze ging verder. Over de travestiet Nanne, heler Frits van de Wereld, Stompie Klootoog, Cor Koeiekut en tal van andere schilderachtige klanten van ’t Mandje. Ze vertelde dat in Casablanca moderne jazz te horen was, vermengd met Caribische klanken. De zwijgzame zwarte saxofonist Kid Dynamite liet er zeelui, Amerikaanse militairen, nozems, kunstenaars en beroemdheden als passerende filmsterren, politici, societyfiguren en zakenlui dansen op zijn opwindende muziek. Het uitgaansleven en de jazz en de werelden van misdaad en prostitutie waren met tal van draden met elkaar verbonden op ‘De Dijk’. “En toch,” zei Adèle, “ook al zat de buurt vol met criminelen en randfiguren, als ik terugkijk, overheerst de gedachte aan de onschuld en de zorgeloosheid van die tijd.”

Adèle wekte ook verlangens op bij de meiden. Schitterend figuur, prachtige kop, altijd perfect gekleed. Onafhankelijk.

Eigenlijk wilde ik wel graag een vriendschappelijker contact met Adèle, maar daar had ze mij niet voor. Al op de trap naar haar bovenetage begon ze over het werk. Nu zaten we in de auto terug van een zakelijke bespreking en ging het gesprek weer over zaken. We waren bij tv-producent Belbo geweest, die de televisieserie Beppie zou gaan maken waarin Adèle ging spelen. Belbo had interesse getoond in de theatershow die we aan het voorbereiden waren en wilde die te zijner tijd ook opnemen. 

“Dat ze er een tv-ding aan vast willen koppelen, vind ik wel geilmansdorp,” zei Adèle, die in het gesprek bij Belbo op het kantoor nogal chaotisch was overgekomen en te lang over onbelangrijke details had doorgepraat. “Hoe deed ik het?”

Ik zei dat ze het fantastisch gedaan had, en dat ze als was in haar handen waren geweest. 

“Dan zetten we door met Belbo. Koste wat kost! Al zal ik met een geit of een oude herdershond moeten neuken! Wil jij met ze praten of regelen wij samen jouw financiën? Ik heb een zeer lucratieve constructie voor je bedacht.”

Ik zei dat ik zelf wel met Belbo zou praten over mijn honorarium. Ik was er in de loop van de jaren achter gekomen dat Adèle eigenlijk niets van zaken wist en daar heel rommelig en paniekerig in was. Ze had een obsessie met geld en ging er slordig mee om. 

“Ik word gek van ellende als ik geen zicht op werk heb,” zei ze. “Het komt door mijn keuze om zonder man door het leven te gaan. Die mannen konden niet leven in mijn schaduw. Ja sorry, maar ik ben nu eenmaal geen vlek. Als ik zonder werk zit, dan denk ik: waarom heb ik geen man? En als ik werk of werk in het vooruitzicht heb, dan heb ik daar geen last van.”

Ze praatte graag over seks en over geld. Haar adviseurs waren niet zelden penozefiguren. Waar ze die vandaan had? Uit het luxebordeel Yab Yum bijvoorbeeld. 

“Nee, ik ga daar niet heen voor de seks, moeder is eerder een oplichtster dan een hoer. Daar moet je niet van schrikken, Jacques, ik heb nu eenmaal misdadige trekjes en daar is Yab Yum een heel aangename omgeving voor. Ik hou van af en toe lekker ordinario zijn. Ik was er eens met Rijk de Gooyer en Tonio Hildebrand en toen had ik Gerard Cox meegenomen. Nou, Gerard was verbijsterd. Een balletje gehakt wil er bij hem wel in, maar een lijntje coke… de brave man raakte helemaal in paniek. 

Momenteel heb ik een beetje een kwestie met Yab Yum, sinds ik op een nogal slordige nacht een Japanse klant van ze wilde versieren. Een mooie, lange Japanner, zeldzaam exemplaar. Ik zeg: ik vind u prachtig, ik wil u kopen voor een paar uur. Fout natuurlijk. Ik geef het toe. Ik zei tegen Theo Heuft, de directeur: ‘Theo… amende honorable!’ Maar ja, weet die überpooier veel? Ik heb nu al zin in Belbo. Wat vind jij Jacques, zal ik me nog een keertje laten liften voor de show of is een onderkincorrectie goed genoeg?”

Vijfentwintig jaar later. Adèle Bloemendaal, bekend van radio en tv maar ook als de strenge meesteres van het literaire cabaret, bestond niet meer. Wat had ik altijd van haar genoten op de televisie, als ze de gezellige vaste klant was van het volkscafé of de tegenspeelster van Johnny en Rijk. Ik had haar bewonderd in de smaakvolle en vernieuwend vormgegeven televisieprogramma’s van Rob Touber, waarin ze de ironisch kijkende zangeres werd van literaire liederen. 

Op het toneel was ze in alles wat ze deed aantrekkelijk. Ze had een uiterst aparte zangstem en een manier van praten die onvergetelijk is. Ook buiten het theater wekte ze verlangen op bij de kerels, en tegelijkertijd was ze een van de boys: roken, drinken en nachtbraken. Boksgala’s bezoeken, sportwagens rijden, F. Scott Fitzgerald lezen.

Ze wekte ook verlangens op bij de meiden. Schitterend figuur, prachtige kop, altijd perfect gekleed. Onafhankelijk. Eigen carrière, geen man, toch een kind opvoeden. Meningen. Minnaars. Reizen. Strijdbaarheid. 

In haar solo-shows bracht ze alles samen wat ze geleerd had. Ze was daarin beschaafd en ordinair tegelijkertijd. Ze werkte met de grootste talenten en zocht de mooiste liedjes uit. Ik ben er trots op dat ik voor haar mocht werken; ze haalde het beste in me boven. Ik voelde me die laatste jaren vaak tekortschieten en dacht steeds dat ik haar nodig weer eens bezoeken moest. 

De laatste keer dat ik haar zag, bracht ik een gedichtenbundel van Ida Gerhardt mee. Ze griste hem uit m’n handen en begon gretig te lezen. Ik zag aan haar onverschillige of juist ontroerde gelaatstrekken dat ze heel goed begreep wat ze las.

Ze werd tot het laatst toe omringd door lieve, trouwe en zorgzame vrienden die veel voor haar over hadden en die mevrouw Hameetman regelmatig bezochten. Ze hielpen haar met verhuizen, ze deden de was, brachten haar geld, vertelden de laatste roddels. Ik ga hun namen niet noemen, ze weten dat ze bedoeld worden en dat ik ze eerbiedig, omdat zij tot het laatst toe konden opbrengen wat ik niet meer kon: liefdevol de brokstukken van een geïmplodeerde ster bezoeken. Hoewel de rol van Adèle Bloemendaal uitgespeeld was en mevrouw Hameetman was overgebleven, lieten we haar tot het laatst toe merken dat ze ook als oud grijs vogeltje, dat nog nauwelijks hoorbaar tsjilpte, geliefd was.

Jacques Klöters

Aaah! Dèle

Nijgh & Van Ditmar

€20

Verschijnt op 28 november

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.