Spring naar de content
bron: matthias giesen

Meer of minder arbeidsmigranten?

Beperking van de instroom van migranten is hét thema bij de komende verkiezingen. Van asielzoekers, maar ook van arbeidsmigranten. Is dat slim met het oog op de vergrijzing? ‘Wil jij geen arbeidsmigranten, oké, wil je dan later met pensioen?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Plannen om de migratie te beteugelen waren begin juli de nagel aan de doodskist van het kabinet-Rutte IV. Onenigheid over beperking van het recht op gezinshereniging voor asielzoekers deed de coalitie imploderen. De ChristenUnie (CU) stak de lont aan. “Kinderen moeten bij hun ouders opgroeien,” verklaarde CU-fractievoorzitter Mirjam Bikker daags na de val in Nieuwsuur.

Ook wat betreft arbeidsmigratie huldigt de CU haar principes. Zolang de arbeids- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te wensen overlaten, pleit de partij voor een rem op de instroom. Volgens de CU zijn het vooral de werkgevers die profiteren van deze goedkope arbeidskrachten en draait de rest van de samenleving op voor de lasten (druk op de woningmarkt, zorg en andere publieke diensten). Don Ceder, CU-woordvoerder asiel en immigratie in de Tweede Kamer: “We willen voorkomen dat het uitgangspunt ‘private winsten en publieke zorgen’ wordt.”

De CU staat in die opvatting niet alleen. Begin juli, tijdens de debatten die de val van het kabinet inluidden, bleef het nog enigszins onderbelicht, maar net als over asielzoekers bestaat er in het inmiddels demissionaire kabinet en in de Tweede Kamer ook grote onenigheid over de influx van arbeidsmigranten. En dan met name over die van buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Binnen de EER, de Europese Unie plus de Europese Vrijhandelsassociatie, geldt vrij verkeer van werknemers. Voor kenniswerkers, hoger opgeleide arbeidsmigranten van buiten de EU, is er wel een speciale regeling. 

Een heleboel mensen die in de zorg zijn begonnen vallen binnen drie jaar uit. Dat kun je oplossen zonder migratie.

Bas ter Weel, directeur SEO Economisch Onderzoek

VVD, CDA en CU willen een rem op de toelating van arbeidsmigranten uit deze zogenoemde derde landen. Dat geldt ook voor SP, PVV en JA21. PvdA/GroenLinks, BBB en D66 willen juist meer arbeidsmigranten van buiten de EER, maar wel selectief en gericht.

Die verdeeldheid loopt dwars door de hele samenleving. Ook de sociale partners staan recht tegenover elkaar. VNO-NCW en MKB Nederland willen meer arbeidsmigranten, FNV en CNV zijn tegen, zeker zolang de arbeids- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten niet verbeteren.

Zelfs onder economen wordt stevig over arbeidsmigratie gediscussieerd. En dan vooral over de vraag of zij per saldo een positieve bijdrage leveren aan onze welvaartsthermometer, het bruto binnenlands product (bbp).

Dat arbeidsmigratie de tongen losmaakt is begrijpelijk. Kijk alleen al naar de getallen. Tussen 2006 en 2021 is het aantal arbeidsmigranten dat in Nederland werkzaam is verviervoudigd tot ongeveer 800.000. En voor de meeste (64.000) van de kleine 300.000 mensen die in 2021 naar Nederland migreerden vormde werk het belangrijkste motief. Ter vergelijking: het aantal asielzoekers bedroeg in datzelfde jaar 36.600 (Beide laatstgenoemde aantallen zijn exclusief gezinshereniging; over 2022 zijn nog niet alle cijfers bekend.)

In 2019 droegen arbeidsmigranten – in dat jaar waren het er 735.000 – 3 procent bij aan het bbp, becijferde SEO Economisch Onderzoek vorig jaar. Zet de groei van het aantal arbeidsmigranten in hetzelfde tempo door, dan kan deze bijdrage in 2030 stijgen tot maximaal 4,7 procent. Daar staan wel kosten tegenover. Deze migranten maken ook gebruik van de zorg en andere publieke diensten. Hoeveel geld daarmee is gemoeid, is onduidelijk. 

Maar door de vergrijzing zullen de tekorten op de arbeidsmarkt de komende jaren flink toenemen (zie kader ‘Personeelstekorten’). Alleen al in de zorg zal het tekort aan personeel tot en met 2030 verdubbelen tot ruim 130.000. Andere sectoren waar het deficit naar verwachting flink zal stijgen zijn de ICT, techniek en transport en logistiek. In de ICT zal het negatieve saldo zelfs verdrievoudigen; in de sector techniek, waar de energietransitie de grote aanjager is, zal het tekort bijna verdubbelen. 

Grote vraag is hoe deze gaten te dichten. De huidige arbeidsmigranten zijn veelal laagopgeleid en komen vooral uit landen die deel uitmaken van de EER, Midden- en Oost-Europese landen als Polen, Roemenië en Bulgarije voorop. Maar deze stroom neemt af. In genoemde landen stijgen de werkgelegenheid en de lonen, waardoor deze merendeels jongere werknemers vaker in eigen land aan de slag gaan.

Kortom, wil Nederland in de dreigende personeelstekorten kunnen voorzien en niet inleveren wat betreft welvaart en welzijn, dan ontkom je er waarschijnlijk niet aan om meer migranten van buiten de EER hierheen te halen. Neem bijvoorbeeld onze oosterburen (zie kader ‘Arbeidsmigratie in Duitsland’), die eerder dit jaar de voor Europese begrippen baanbrekende vaklieden-immigratiewet invoerden. Die biedt mensen van buiten de EER op basis van een puntensysteem onder meer de mogelijkheid een jaar lang in Duitsland op zoek te gaan naar een baan. 

Is het een goed plan om meer arbeidsmigranten uit derde landen hierheen te halen? En zo ja, hoe moet Nederland dit dan vormgeven? Drie hoogleraren geven een schot voor de boeg. Monique Kremer doceert actief burgerschap aan de UvA en is voorzitter is van de Adviesraad Migratie; Bas ter Weel doceert economie aan de UvA, is kroonlid van de SER en directeur van SEO Economisch Onderzoek; Olaf van Vliet doceert sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid in internationaal perspectief aan de Universiteit Leiden.

Allereerst de vraag waarom arbeidsmigratie zo’n beladen onderwerp is. Is dat de erfenis van het ‘gastarbeiders-
trauma’? 

Kremer: “Dat trauma klinkt inderdaad nog steeds door. Maar de facto zie je dat de huidige arbeidsmigratie van een andere orde is. De feiten zijn dat het grootste deel van deze migranten terugkeert of verder reist. De helft is na vijf jaar weer terug, na acht jaar is dat zelfs driekwart. Maar dat beeld van die Turkse en Marokkaanse gastarbeiders gaat niet weg. Tegelijkertijd hebben de meeste mensen heel weinig contact met arbeidsmigranten, omdat zij niet werken met deze groep.”

Volgens Olaf van Vliet, die net als Bas ter Weel ook deel uitmaakt van de wetenschappelijke raad van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten, dat kennis over arbeidsmigratie ontwikkelt en deelt, is migratie sowieso een gevoelig onderwerp, ook in andere landen. Daarnaast speelt verdringing op de arbeidsmarkt in zijn ogen een rol. “Kijk bijvoorbeeld naar schilders. Dat waren vooral Nederlanders, nu werken in die sector veel Oost-Europeanen. Nederlandse schilders worden uit de markt gedrukt, dus zijn zij daar niet enthousiast over. Op onze krappe arbeidsmarkt valt dit punt te overzien. De Nederlandse schilders zijn ander werk gaan doen; de werkloosheid is erg laag. Maar in het denken over arbeidsmigratie kan de perceptie van verdringing wel een rol spelen. Voor de – in dit voorbeeld – individuele schilder is de toegenomen concurrentie natuurlijk geen pretje.” De derde verklaring volgens Van Vliet: de cultuurverandering in de wijken. “Daar staat niet iedereen positief tegenover.”

Ter Weel vraagt zich af of er überhaupt wel sprake is van een trauma. Hij denkt dat ‘de percepties over problemen die sommige groepen veroorzaken ook weleens worden opgeblazen’. “Als je goed naar de cijfers kijkt, vind ik dat het met de gastarbeiders van destijds nog wel meevalt. Het had altijd beter gekund, maar onder aan de streep hebben we toch weinig problemen zoals die zich nu bijvoorbeeld in Frankrijk voordoen.”

Terug naar de kern: heeft Nederland met het oog op de toenemende personeelstekorten meer arbeidsmigranten nodig? Een vraag die zich volgens de drie deskundigen niet eenvoudig laat beantwoorden. 

Kremer: “Je moet eerst met zijn allen bepalen wat voor samenleving je wilt. Wat voor economie wil je, wat voor arbeidsmarkt? Je zou ook kunnen zeggen dat er meer mensen fulltime moeten gaan werken of dat er meer mensen die langs de kant staan moeten gaan werken. Er werken in Nederlanden heel veel Europese arbeidsmigranten in laagbetaalde sectoren van de economie. We weten wel dat innovatie minder van de grond komt als je veel mensen in laagbetaalde sectoren laat werken. Hoeveel en welke mensen je wilt uitnodigen is vooral een politieke vraag.

“Wat we wel zien is dat het aantal mensen dat uit andere landen in Europa hierheen wil komen vermindert, omdat die ook te maken hebben met vergrijzing, dus je moet nadenken over een gericht arbeidsmigratiebeleid. Dat hebben wij niet. We stellen de grenzen open voor Europese arbeidsmigranten. Die mogen wel hier komen werken, maar we denken niet na over een meer gericht beleid voor mensen van buiten Europa. We hebben de kennismigrantenregeling, that’s it.”

Ter Weel is sceptisch: “Je kunt zeggen: we halen al die mensen uit het buitenland, maar je kunt ook zeggen: we vinden het vrij asociaal dat er nog ruim één miljoen mensen niet meedoen, die laten we niet op de bank zitten. Ik denk dat we als maatschappij de verplichting hebben die mensen erbij te betrekken.”

Arbeidsmigratie is wat Ter Weel betreft het sluitstuk. Zeker voor de publieke sector. 

De hoogleraar weet waar hij het over heeft. Ter Weel was voorzitter van de SER-commissie die eerder dit jaar advies uitbracht over de krappe arbeidsmarkt in deze sector.

In de zorg bijvoorbeeld zijn er volgens hem tal van andere mogelijkheden om het personeelstekort te verminderen. “Een heleboel mensen die in de zorg zijn begonnen vallen binnen drie jaar uit omdat het werk tegenvalt, de organisatie niet fantastisch is, de werkdruk te groot, of door tegenvallende arbeidsomstandigheden. Dat kun je oplossen zonder migratie.”

Ook de innovatie in de zorg valt volgens Ter Weel tegen. Verder moet volgens hem meer worden nagedacht over welke zorg publiek wordt aangeboden en welke zorg mensen zelf moeten regelen. “Die discussie begint bij: wie betaalt de rollator? Op zich misschien een marginaal onderwerp, maar wel illustratief. Wat regelen we publiek, wat verwachten we van de mensen zelf, wat is eigen verantwoordelijkheid? Daar kun je altijd een bodem in leggen: als je echt geen geld hebt, krijg je die rollator. Heb je al deze stappen gezet, dan kun je zeggen: welk tekort blijft er dan nog over? Willen we dat oplossen door mensen hiernaartoe te halen en op welke wijze?”

De komst van (meer) arbeidsmigranten heeft voor- en nadelen. Meer economische groei is zo’n voordeel. Maar meer immigratie leidt ook tot extra druk op de vraag naar huizen, scholing, sociale voorzieningen en de gezondheidszorg. Die extra consumptie leidt weer tot extra personeelstekorten. Voor Pieter Hasekamp, directeur van het CPB, was dit laatste onlangs aanleiding arbeidsmigratie te kwalificeren als ‘schijnoplossing’ voor de krapte op de arbeidsmarkt. Hoe kijken de experts daartegenaan? 

De meningen zijn verdeeld. Kremer: “De meeste arbeidsmigranten in Nederland verdienen niet meer dan het minimumloon. Dat is niet voordelig voor onze economie.” Maar dat kan volgens Kremer veranderen wanneer Nederland, net als bijvoorbeeld Duitsland, meer buitenlandse vaklieden binnenhaalt. Die verdienen veelal bovenmodaal. “Iedereen die in Nederland meer dan gemiddeld verdient, draagt bij aan de economie. Ik vind het belangrijk om dit ter sprake te brengen. Veel immigranten verrichten laagbetaald werk. Dat geldt ook voor de meeste Oekraïners die hier aan het werk zijn. Wat je zou willen is dat er wat meer ruimte en ook goodwill is om in migranten te investeren, bijvoorbeeld op middelbaar niveau.”

Van Vliet en Ter Weel denken beiden dat de huidige arbeidsmigranten positief bijdragen aan het bbp. Van Vliet: “Arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Midden- en Oost-Europa zijn vaak jonge mensen die lager geschoold werk verrichten. Ook bij dit werk is er vaak sprake van een nettobijdrage. Ze maken weinig gebruik van zorg, van kinderopvang, zijn weinig ziek, zitten zelden in de WW of in de bijstand. Blijven ze langer, dan verandert dat.” 

Ter Weel: “Arbeidsmigranten produceren en consumeren. Als je dat optelt als netto bbp-bijdrage, levert dat een plus op.”

Veel van de bezwaren tegen arbeidsmigranten zijn bovendien discutabel, vinden de deskundigen. Neem de extra druk op de huizenmarkt of de vermeende verdringing. Kremer: “Als het gaat over huisvesting zie ik niet dat de Poolse arbeidsmigranten nu veel wonen op plekken waar Nederlanders graag zouden willen wonen. Je kunt niet zeggen dat er sprake is van verdringing, ook niet op de arbeidsmarkt, want het gaat vaak om werk dat mensen die in Nederland zijn geboren niet graag willen doen.”

Voor de baten is volgens Kremer relatief weinig oog. “Je kunt wel tegen arbeidsmigranten zijn, maar dat heeft ook consequenties. Wil jij geen arbeidsmigranten, oké, wil jij dan fulltime gaan werken, wil jij dan later met pensioen, wil jij dan meer gaan betalen voor je tomaten, je vakanties, dingen die je nodig hebt? Er is wel een prijs die je dan gaat betalen.”

We hebben in Nederland geen zicht op wat voor samenleving we willen en wat voor arbeidsmarkt daarbij hoort.

Monique Kremer, voorzitter Adviesraad Migratie

Bij de voor- en nadelen draait het niet alleen om geld, voegt de voorzitter van de Adviesraad Migratie toe: “Wij gebruiken de term brede welvaart. Ook de bijdragen op het gebied van ecologie, duurzaamheid, sociale kwaliteit en kwaliteit van het samenleven moet je meewegen. Als wij zouden afspreken dat duurzaamheid prioriteit heeft, is het logisch dat je bij het eventueel toelaten van extra arbeidsmigranten niet direct denkt aan de vleesverwerkende industrie.”

Visie, beleid, daar ontbreekt het aan op het gebied van arbeidsmigratie volgens de professoren. Kremer: “Zolang wij in Nederland geen zicht hebben op wat voor samenleving we willen en wat voor arbeidsmarkt daarbij hoort, heeft het niet zoveel zin om over allerlei concrete regelingen te spreken.”

Wat Van Vliet betreft hoeven de aantallen vacatures daarbij niet per se leidend te zijn: “Een belangrijk motief kan zijn dat je bijdraagt aan het bbp of de overheidsfinanciën, maar ook dat bijvoorbeeld de spoedeisende hulp openblijft.”

Die visie zou volgens Ter Weel ook kunnen leiden tot meer onorthodoxe maatregelen. “Je kunt je ook afvragen: waarom doen we al dat werk in Nederland? Je kunt ook zeggen: we laten het ergens anders doen en dan importeren wij de goederen.”

Als er toch voor wordt gekozen selectief migranten van buiten de EER toe te laten, wat zijn volgens de geïnterviewden dan de beste regelingen om de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen? Een regeling met een puntensysteem, zoals in Duitsland, Oostenrijk en Japan? De grenzen gedeeltelijk openzetten, zoals in Frankrijk? Een circulaire regeling waarbij arbeidsmigranten tijdelijk naar Nederland komen om na een aantal jaar naar het land van herkomst terug te keren en daar de samenleving mee te laten profiteren van de opgedane kennis en ervaring? Waarna andere landgenoten hun tijdelijke baan in Nederland overnemen? In de zorg (ziekenhuis Zuyderland in Sittard, HagaZiekenhuis en HMC in Den Haag) wordt daar inmiddels op diverse plekken mee geëxperimenteerd. 

Kremer: “Circulaire arbeidsmigratie is uitstekend, omdat het niet direct om grote groepen gaat. Deze zorgpartnerschappen zitten bovendien doorgaans zorgvuldig in elkaar. Je moet kijken: wat betekent het voor nu? Worden deze migranten goed behandeld, gaat het om goed werk? Maar ook voor later: dat ze bij terugkomst goed werk hebben, iets terug kunnen doen voor het land van herkomst. Alleen: deze mensen hebben natuurlijk ook een vrije wil. Het is ook weer niet zo dat iedereen staat te springen om naar Nederland te komen. Als mensen in een ziekenhuis werken en ingewerkt zijn, ben je soms wel heel erg blij dat ze blijven.”

Voorzichtigheid blijft geboden, tekent Ter Weel aan. Het kan ook uit de hand lopen. Hij doelt daarmee op Frankrijk, dat in 2019 besloot de toegang voor economische migranten te verruimen, omdat de helft van de bedrijven moeite had personeel te vinden. “President Macron was aanvankelijk erg enthousiast. Daar is hij snel van teruggekomen.” 

Zijn er in de landen buiten de EER wel voldoende gekwalificeerde mensen te vinden om iets te doen aan onze personeelstekorten? Dat lijkt niet zo’n probleem. Neem bijvoorbeeld de vraag naar ICT’ers. Van de huidige kennismigranten van buiten de EER die in Nederland in dit segment werken komt 60 procent uit India. Ook in de zorg staat het opleidingsniveau in India goed aangeschreven. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld landen als Zuid-Afrika en de Filipijnen.

Van Vliet is optimistisch. Hij verwijst naar een recente studie van het UWV. Dit uitvoeringsinstituut inventariseerde onlangs aan welke beroepen in Nederland groot tekort is en in welke landen elders in Europa in die beroepen sprake is van een surplus. Uitkomst: voor 70 procent van de beroepen was er minimaal één land met een overschot. 

Van Vliet: “Ik kan mij voorstellen dat dit wereldwijd ook het geval is. Neem de energietransitie. Misschien zijn er in India of Pakistan wel heel veel mensen met een technische opleiding te vinden die warmtepompen zouden kunnen installeren. Al blijft het natuurlijk de vraag of die de taal voldoende beheersen en aan onze opleidings- en ervaringseisen voldoen. Maar kijk bijvoorbeeld naar de offshore en de scheepvaart. Daar werken veel goed gekwalificeerde mensen uit de Filipijnen. Als het in die takken kan, kan het misschien in andere technische beroepen ook.”

Rest de vraag waarom Nederland zo aarzelt. Er zijn inmiddels wel stappen gezet. Zo is er een Staatscommissie Demografische ontwikkelingen. Die onderzoekt wat de komende drie decennia de maatschappelijke gevolgen zijn van migratie en de vergrijzing. Maar dat is nog geen commissie die kijkt in welke sector/beroepen meer arbeidsmigranten nodig zijn of daar actief naar op zoek gaat.

Die aarzeling: de experts tasten in het duister. Mogelijk heeft het te maken met gebrek aan politieke consensus op dit onderwerp, oppert Van Vliet. Dat belooft weinig goeds. 

Arbeidsmigratie in Duitsland

Duitsland voerde in juni dit jaar het zogenoemde Fachkräfteeindwanderungsgesetz (de vakmensen-immigratiewet) in. Deze voor Europese begrippen baanbrekende wet biedt mensen van buiten Europa onder meer de mogelijkheid om in Duitsland met een voorlopig visum een jaar lang op zoek te gaan naar een baan. Zij mogen dan hun gezin meenemen.

Kandidaten moeten wel aan de nodige eisen voldoen. Naar Canadees voorbeeld werken de Duitsers met een puntensysteem, op basis van onder meer opleiding, ervaring, taalvaardigheid, maar ook het potentieel van de meereizende familieleden. Wie boven een bepaalde grens scoort, mag komen. Een paar jaar ervaring of een aanbod van een baan kan toereikend zijn.

Met de regeling hoopt Duitsland jaarlijks zo’n 400.000 extra vakmensen aan te trekken om de economie op peil te houden.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.