Spring naar de content

De val van een volkspartij

Een ooit stabiele bestuurderspartij, waar een derde van de Nederlanders op stemde, dreigt te verworden tot een splintergroepering à la de ChristenUnie. Wat ging er mis met de volkspartij CDA? Een drama in drie bedrijven. ‘We hebben goud in handen, maar doen er niets mee.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

Gloriedagen

21 mei 1986 was een glorieuze dag voor het CDA. Nooit eerder in de parlementaire geschiedenis won één partij zoveel Kamerzetels: 54 om precies te zijn, ofwel een winst van negen. Overal in het land triomfeerde het groen van de christendemocraten: van de weilanden in Friesland tot de zandgronden in Overijssel en van de stranden in Zeeland tot de heuvels van Zuid-Limburg. In Nederlands zuidelijkste provincie koos zelfs bijna de helft van de bevolking voor Ruud Lubbers. Hoe schamel, daarmee vergeleken, is het landelijke CDA-resultaat bij de voorbije Statenverkiezingen: 6,5 procent.

We praten over het CDA met drie vooraanstaande christendemocraten. Over de glorie met Jan Schinkelshoek, ooit campagnestrateeg van Ruud Lubbers. Over de neergang met oud-partijraadslid Bas Jan van Bochove, ‘herbronner’ van het eerste uur. En over de toekomst met Hans Hillen, gekend conservatief denker binnen de partij. 

Een belangrijke motor achter het CDA-succes in de jaren tachtig was Lubbers’ rechterhand Jan Schinkelshoek. Hij bouwde rond de slogan ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’een klinkende campagne, die ook bij de verkiezingen van 1989 nog doorechode, toen de christendemocraten hun 54 zetels – 35 procent van de stemmen – ondanks de secularisatie behielden. Wat had het CDA destijds wél wat het nu blijkbaar niet meer heeft?

Een makkelijke periode was het niet, memoreert Schinkelshoek: economische malaise, bezuinigingen en gedoe rond de kruisraket. Maar, zegt hij, het CDA had zijn zaakjes wel voor elkaar. “Er was een aansprekend verhaal, een aansprekende lijsttrekker en een aansprekend programma. Met andere woorden, de drie p’s waren op orde: profiel, persoon en programma.”

In de Lubbers-jaren draaide het om: staatsschuld en werkloosheid omlaag en meer verantwoordelijkheid voor de burger. Schinkelshoek (69): “Daarmee gingen we de campagne van 1986 in. Met een lijsttrekker die sinds 1982 zijn sporen als minister-president ruimschoots had verdiend. Nederland was met het CDA in goede handen, dat was zo’n beetje de communis opinio.”

Hoe anders hangt de vlag er anno 2023 bij. “Niemand weet meer waar het CDA voor staat,” verzucht de ex-secondant van Lubbers. “Het profiel is verwaterd en er is geen helder politiek leiderschap. Wopke Hoekstra? Hij overtuigt de kiezer niet. Als je hem hoort, vraag je je af: staat daar nu een authentieke christendemocraat? Hij had net zo goed van een andere partij kunnen zijn. En dat terwijl hij de potentie heeft om uit te groeien tot een tweede Lubbers. Daarvan ben ik zeker.”

De partijleider hoeft niet weg, dat zou in de ogen van Schinkelshoek, zelf afkomstig uit het AR-smaldeel van het CDA (de Anti-Revolutionaire Partij, een van de drie partijen die in 1980 opgingen in het CDA – red.), een te simpele oplossing zijn voor de complexe situatie waarin de partij verkeert. “Laten we nu eerst eens antwoord geven op de vraag: wat willen we als christendemocraten?”

Onder Lubbers, der Macher, was het antwoord duidelijk. Zo ook, na acht jaar oppositie, in het tijdperk-Balkenende (2002-2010). Schinkelshoek: “Er was een duidelijk program: normen en waarden. Een new kid on the block: Jan Peter Balkenende. En een helder profiel: meer verantwoordelijkheid voor de burger. Met dezelfde ingrediënten als onder Lubbers kreeg het CDA een herkansing aan het begin van het nieuwe millennium. En opnieuw werd het een succesverhaal.”

En ook een consistent verhaal, want ‘de burger centraal’ zit, zo doceert Schinkelshoek, diep verankerd in het christendemocratische DNA. Abraham Kuyper en Herman Schaepman, oervaders van de confessionele partijvorming, hadden in de negentiende eeuw al gezegd: niet de staat, niet de markt, maar de samenleving.

Vanuit dat gedachtegoed kwamen de confessionelen altijd uit in het politieke midden: precies tussen het overheidsdenken van links en het marktdenken van rechts in. Een samenleving van verantwoordelijke burgers, die omzien naar elkaar. Ondanks de ontkerkelijking nog altijd een relevant CDA-verhaal, vindt Schinkelshoek, ook voor ‘ongelovigen’. Het probleem voor het CDA anno 2023 lijkt alleen: is er nog plaats in het politieke midden, nu iedereen zich daar lijkt te willen nestelen, van PvdA tot VVD en D66? 

Niemand weet meer waar het CDA voor staat. Het profiel is verwaterd en er is geen helder politiek leiderschap.

Jan Schinkelshoek, voormalig CDA-campagnestrateeg

Schinkelshoek: “Het CDA heeft in 2010 zijn christelijke wortels verloochend door in zee te gaan met de PVV. Doordat de CDA-leiders na Balkenende – Verhagen, Buma en nu Hoekstra – te weinig afstand hebben genomen van die fatale beslissing, zien de kiezers het CDA als rechtse partij. Wel, me dunkt, op rechts is het al druk genoeg. Om nog maar te zwijgen van de nieuwe concurrentie van de BoerBurgerBeweging en allerlei one-issuepartijen. De VVD is ondertussen opgeschoven naar het midden. Al met al is het voor het CDA veel moeilijker om een succesrijke comeback te maken dan in 2002 onder Balkenende.”

Toch heeft het CDA nog altijd veel te bieden, vindt de Hagenaar: het zoeken naar verbinding in een gepolariseerde tijd, naar gemeenschapszin in een hypergeïndividualiseerd land. “We hebben goud in handen, maar doen er niets mee. Dat is al zo sinds de afslag naar rechts in 2010. Laat het CDA terugkeren naar de bron. We kunnen putten uit een schatkamer van tweeduizend jaar christelijke traditie.”

Te vrezen valt nochtans dat we het voorlopig zullen moeten doen met ‘Nu doorpakken’ (Wopke Hoekstra, 2021). Schinkelshoek: “Wat u zegt, een holle marketingleus. Daarnaast, meer een slogan voor de VVD. Men probeert VVD-light te zijn in plaats van na te denken over de vraag hoe we het klassieke christendemocratische vertoog een nieuw gezicht kunnen geven.”

Sybrand Buma heeft nog geprobeerd de boze burger te plezieren, maar ook dat is niet de weg, denkt Lubbers’ oud-campagneleider. “Je maakt je daarmee wéér tot surrogaat van andere partijen, die bovendien meer gespecialiseerd zijn in boos burgerschap dan het CDA.”

Maar misschien is die burger wel terecht boos? Hij moet immers steeds meer zelf doen, terwijl het voertuig voor die zelfwerkzaamheid – het maatschappelijk middenveld – is afgebrokkeld of overgenomen door de markt. Schinkelshoek: “Het klassieke middenveld – kerken, verenigingen, enzovoort – kalft af. Dat klopt. Maar er zijn nieuwe organisaties voor in de plaats gekomen, bijvoorbeeld broodfondsen en energiecoöperaties. Ons land telt tal van burgerinitiatieven die alleen maar een klein duwtje van de overheid nodig hebben om op gang te komen. Het CDA zou daar een belangrijke rol in kunnen spelen.”

Toch maken CDA-initiatieven niet zelden een opportunistische indruk. Met de hete adem van de BBB in de nek kwam fractieleider Heerma begin februari, vlak voor de Statenverkiezingen, ineens met het stuk ‘Voor heel Nederland’. Er diende meer aandacht te komen voor het platteland en verder moest het maar eens afgelopen zijn met het neoliberalisme en de overheid op afstand, twee zaken waaraan het CDA volop heeft meegewerkt.

Wat vindt Schinkelshoek ervan? “Een partij mag, bij nader inzien, altijd op haar schreden terugkeren. Dat hoort gewoon bij politiek. Ik vind het een goed stuk, al denk ik wel: had je daar nou niet vijf of tien jaar geleden mee kunnen komen? Maar wie weet is het ’t begin van een nieuw, authentiek christendemocratisch geluid.”

Kan het platteland ooit nog worden terugveroverd op de BBB? Schinkelshoek weet het niet. “Zo’n tien jaar geleden zei toenmalig partijvoorzitter Marja van Bijsterveldt: wij zijn de partij van de regio’s. Ik heb haar toen gevraagd: besef je dat je daarmee meer dan de helft van het land opgeeft? Maar goed, we hadden toen het platteland op het schild kunnen heffen. Ook dat is niet gebeurd. De BBB heeft onze ruggegraat in de regio’s gebroken. En wat doet het CDA? Dat gaat zelf voor BBB’tje spelen door het stikstofverhaal van Caroline van der Plas over te nemen. Wéér geen keuze vanuit eigen authenticiteit.”

En dan heeft het CDA ook nog zijn grote ‘plattelandskanon’, Pieter Omtzigt, kwijtgespeeld. “Wat je verder ook van Omtzigt vindt, het CDA had veel meer moeite moeten doen om hem binnenboord te houden. Lees zijn boek Een nieuw sociaal contract er maar op na. Dat is precies wat het CDA te doen staat: het klassieke gedachtegoed in nieuwe vormen gieten.”

Geen stad meer, en geen platteland. Moet het CDA er misschien maar aan wennen dat de gloriejaren van Ruud Lubbers en Jan Peter Balkenende nooit meer terugkeren? “Dat klinkt me wat te definitief in de oren. Ik kom uit de begintijd van het CDA, toen werd voorspeld dat KVP, ARP en CHU in elkaars armen zouden sterven. Wel, zo’n profeet ben ik niet. Ik geloof dat het christendemocratische verhaal nog altijd van grote waarde is.”

Neergang

‘Een enorme klap’, zo omschrijft oud-partijraadslid Bas Jan van Bochove de verkiezingsuitslag van 3 mei 1994: van 54 naar 34 Kamerzetels. “De stemming in de partij was daags na de verkiezingen uiterst kritisch. CDA-politici, -leden en -kiezers waren bedroefd, maar ook boos over wat er tijdens de campagne was misgegaan.”

En dat was nogal wat: een ongemakkelijke, opportunistische discussie over de bevriezing van de AOW, premier Lubbers die niet op kroonprins Elco Brinkman stemde, maar op nummer drie: Ernst Hirsch Ballin. En dan nog de rel rond het omstreden commissariaat van Brinkman bij beheersmaatschappij Arscop.

Kortom, hoog tijd voor een herbronningsoperatie. De commissie stond onder leiding van oud-CDA-minister Til Gardeniers. Van Bochove (72), lid van die commissie: “De inzet was: we gaan de klus klaren. Veel tijd was er niet, we werkten vaak tot diep in de nacht.” Na zes weken verscheen een lijvig rapport, met als conclusie: van Bijbels geïnspireerde volkspartij is het CDA verworden tot zelfgenoegzame machtsfactor: we rule this country. Het CDA moest op zoek naar zijn profiel.

Volgens Van Bochove, destijds CDA-wethouder in Lelystad, is daar veel werk van gemaakt. “Na 1994, in de acht oppositiejaren onder Paars, heeft het Wetenschappelijk Instituut – op initiatief van Jan Peter Balkenende en Ab Klink – rapport na rapport geschreven over belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals sociale zekerheid, zorg, huisvesting en toeslagen. Het waren richtingwijzers voor de latere participatiemaatschappij van premier Balkenende: een samenleving waarin de burger zijn verantwoordelijkheid neemt. Maar onderzoek doen is één, dat vervolgens als partij goed naar buiten brengen is twee. Ik vraag me af of dat laatste voldoende is gebeurd.”

Niettemin betekende het aantreden van Balkenende in 2002 een heropleving van het CDA. In Kamerzetels stegen de christendemocraten van 29 naar 43. “Onze partij profiteerde vooral van het gekrakeel tussen nieuweling Pim Fortuyn enerzijds en PvdA en VVD anderzijds,” weet Van Bochove. “Het CDA was zo slim om buiten dat geruzie te blijven, en daardoor zagen de kiezers onze partij als een veilige vluchtheuvel.”

Maar in 2010, na het laatste kabinet-Balkenende, ging het weer mis: een halvering naar 21 zetels. Een nieuwe herbronningscommissie trad aan, ditmaal onder voorzitterschap van de Limburgse CDA-gouverneur Léon Frissen. De kritiek was in grote lijnen hetzelfde als in 1994: door een onduidelijk profiel en een vervreemdende partijcultuur was de verbinding met de kiezer zoekgeraakt.

Ondanks alle herbronningscommissies hebben we nog steeds te weinig smoel naar buiten.

Bas Jan van Bochove, oud-partijraadslid en oud-Kamerlid CDA

Van Bochove, geboren in een ARP-nest: “Aan die partijcultuur is na de commissie-Frissen en ook na de daaropvolgende commissies niets veranderd. De manier waarop wij discussies voeren met de leden en de samenleving is nog altijd heel gebrekkig. En nog steeds zit onze partijleider niet in de fractie, wat Gardeniers in 1994 bepleitte, maar in de regering. Een fractieleider heeft vanwege zijn dualistische positie tegenover het kabinet veel meer vrijheid om duidelijk te maken waar de partij voor staat dan een minister, zoals in dit geval Wopke Hoekstra. Hoekstra kwam met een nieuw stikstofstandpunt, terwijl in feite fractievoorzitter Heerma dat had moeten formuleren. Dat roept de vraag op: wie leidt nu eigenlijk onze partij?” 

Na de val van het gedoogkabinet met de PVV, onder leiding van premier Rutte, zakte het CDA in 2012 naar een historisch dieptepunt: 13 Kamerzetels. In tien jaar tijd, gerekend vanaf 2002, was meer dan twee derde van de aanhang vertrokken. Een volgende herbronningscommissie ging aan de slag. Voorzitter Ton Rombouts, CDA-burgemeester van Den Bosch, concludeerde: kiezers zien geen onderscheid meer tussen liberale en christendemocratische standpunten.

Voor Van Bochove een aansporing om die ‘c’ meer te laten stralen. “Piet Steenkamp, onze geestelijk vader, heeft de partij niet voor niets die letter meegegeven. Die is vervolgens uitstekend vertaald in onze uitgangspunten: rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid, publieke gerechtigheid en solidariteit. Dat zijn aan het evangelie ontleende waarden die ook veel niet-christenen aanspreken. Maar dan moet je ze wel duidelijk naar voren brengen.”

Na een tijdelijke opleving in 2017 – naar 19 Kamerzetels – zette de dalende lijn in 2021 door: 15 zetels. Tijd voor maar weer eens een commissie. Voorzitter Liesbeth Spies, CDA-burgemeester van Alphen aan den Rijn, verzuchtte dat het gekrakeel rond de interne lijsttrekkersverkiezingen de partij de das hadden omgedaan. Hugo de Jonge en Pieter Omtzigt eindigden nagenoeg gelijk, maar De Jonge streek met de eer. Vervolgens werd diens werk als lijsttrekker, volgens Spies, ernstig ondermijnd. Tot slot kwam Wopke Hoekstra uit de hoge hoed.

Van Bochove, CDA-Kamerlid van 2002 tot 2012, betreurt dat de leiding van de partij op dit moment in handen ligt van mensen die dat aanvankelijk niet ambieerden. “Hoekstra werd partijleider omdat De Jonge niet meer wilde en Omtzigt niet meer kon. En Pieter Heerma is geen fractievoorzitter uit innerlijke motivatie. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, prima, maar hij is niet het aansprekende gezicht dat de CDA-visie helder kan overbrengen. Het klopt, ondanks alle herbronningscommissies hebben we nog steeds te weinig smoel naar buiten.”]

Liesbeth Spies formuleerde het aldus: “Het lerend vermogen van de partij is klein.” Zo’n dertig jaar eerder al, na de grote stembusnederlaag van 1994, klaagde Marnix van Rij, destijds CDA-fractievoorzitter te Wassenaar, in Trouw: “We kunnen de boekenkast weer vullen met een rapport met een keurig ringbandje en voorts overgaan tot de orde van de dag. Dat zou geen recht doen aan het werk van de commissie-Gardeniers.”

Wat nu? “Toch weer herbronnen”, vindt Bas Jan van Bochove. “Maar wel op een andere manier. Als een gideonsbende het land in, met onze uitgangspunten op zak. Hoe gaan we die vertalen naar de moderne tijd? Daar gaat het om.” 

Toekomst

“Er is niks mis met het CDA”, zegt Hans Hillen telefonisch vanuit Hilversum, “alleen de tijden zijn veranderd.” Kort schetst hij de geschiedenis van KVP en ARP, twee voorlopers van het CDA. “Het waren, anders dan de derde partner, de CHU, emancipatiepartijen: de KVP voor de katholieken en de ARP voor de gereformeerden. De gemeenschappelijke noemer was daarbij het geloof. Maar die emancipatie is reeds lang voltooid, en het geloof als enig of belangrijkst anker werkt niet meer voor grote groepen.”

Persoonlijk betreurt hij dat het christelijk geloof uit de samenleving verdwijnt, want het zorgde voor een breed gedragen moreel kompas. Maar het CDA zal, naar zijn smaak, met die secularisatie moeten leren omgaan. Bijvoorbeeld door niet meer het geloof maar het gemeenschappelijk belang op de eerste plaats te zetten, gestut door een gezonde dosis burgerlijk conservatisme. 

“Bij identiteitsbepalende kwesties als vreemdelingenbeleid komt het CDA, vanwege de geloofsachtergrond, nogal eens in de buurt van GroenLinks. Maar dat is niet de oriëntatie van het gros van onze kiezers. Die zoeken vertrouwdheid en eigenheid. Het CDA moet weer aandacht geven aan kleinschaligheid: winkels en scholen in de dorpen.”

De oud-minister van Defensie, zelf afkomstig uit de KVP-hoek, meent dat de belangen van het CDA vooral in de regio liggen: bij de boeren en het midden- en kleinbedrijf. En daarnaast in de stad: met name bij ouderen en jonge gezinnen. “Jongeren onder de 25 zullen niet snel op het CDA stemmen, omdat ze alleen met zichzelf bezig zijn, wat gezien hun leeftijd begrijpelijk is. Maar zodra ze kinderen krijgen, komt het CDA in het vizier, want dan is de tijd rijp voor zorg, veiligheid en onderwijs.”

Als de antennes van het CDA juist stonden afgesteld, had het van aanvang aan goed naar de boeren in het stikstofdebat geluisterd, vindt Hillen (75). En dan was het CDA bij de klimaatwetgeving evenmin voorbijgerend aan de gevoelens op het platteland. “We hebben een heel betuttelende overheid gekregen, op het tirannieke af. Kwesties worden niet eerst met de samenleving doorgenomen, nee, men kondigt meteen strikte wetten aan met streng toezicht. We zijn nog net geen China, maar we gaan aardig die kant op. Stedelingen verwachten veel, zo niet alles, van de overheid. In het landelijk gebied pakt men liever zelf zijn zaakjes aan. Dat is het CDA waar ik voor sta: meer verantwoordelijkheid voor de burger.”

Hij trekt een vergelijking met die andere voormalige volkspartij, de PvdA. “Ook de traditionele PvdA-kiezer wil behouden wat hem vertrouwd is uit zijn jeugd. Hij hoeft niet de hele dag verandering. Laten we wel wezen, het oorspronkelijke electoraat van de PvdA bestaat niet uit doctorandussen, maar – in elk geval voor een groot deel – uit de achterban van de PVV.”

Over de PVV gesproken, was de samenwerking met Geert Wilders in 2010 niet de doodsteek voor het CDA? Onzin, vindt Hillen, want het CDA verloor al eerder fors, namelijk na het laatste kabinet-Balkenende. “Twintig zetels eraf. We zaten dus al in een proces van afkalving en dat ging na het experiment met de PVV gewoon door.” 

Zelf was hij vóór samenwerking met de PVV, en hij bleek, voorzichtig uitgedrukt, niet de enige: twee derde van de leden gaf in oktober 2010 groen licht voor het gedoogkabinet. Hillen: “Het is niet zo dat ik dol ben op de PVV. Mijn motivatie was om kiezers rechts van het midden terug te winnen. Ik wilde hen laten zien dat ze zeer welkom zijn bij onze partij.”

Nog steeds is Hillen slecht te spreken over het gedrag van de tegenstemmers. “Een derde van de aanwezigen wilde niet in zee met de PVV. Een minderheid dus. Maar ze hebben wel het morele gelijk geclaimd. Dan moet je toch wel érg zelfingenomen zijn. Ze hadden zich moeten schikken naar de meerderheid in plaats van te blijven doorzeuren. Dat heeft onze electorale positie niet geholpen.”

Moet het CDA uit het kabinet, om zijn huid te redden? Hillen: “Nou, om kiezers terug te winnen is een oppositierol wel aantrekkelijk, want je draagt veel minder verantwoordelijkheid. Maar goed, je kunt niet alleen maar opportunistisch zijn.”

Hillen denkt niet dat voor het CDA slechts een positie als splinterpartij in het verschiet ligt. “We zijn nog altijd een behoorlijk grote winkel, in de zin van kennis, ervaring en bestuurskracht. Helaas hebben we veel van onze klanten weggejaagd door steeds maar spullen in de etalage te leggen die ze niet believen. Het CDA heeft de samenleving te vaak voorgehouden wat er moet gebeuren in plaats van eerst naar die samenleving te luisteren. Neem het stikstof- en klimaatbeleid: zo en zo moet het en niet anders.”

Het geloof als enig of belangrijkst anker werkt niet meer voor grote groepen.

Hans Hillen, voormalig CDA-minister van Defensie

Het zal een harde dobber worden, maar het CDA kan, in de ogen van Hillen, weer uitgroeien tot een volkspartij. “Dat zal gebeuren wanneer we onze antennes weer afstellen op de belangen van de achterban, en dat ook duidelijk laten zien. De resultaten van de BBB geven mij een optimistisch gevoel wat betreft de toekomst van de christendemocratie. Caroline van der Plas heeft aangetoond hoe levend en aanwezig het CDA-electoraat nog altijd is.”

Hij vervolgt: “Beter dan het CDA de laatste jaren heeft de BBB begrepen wat de kiezer bindt: een gemeenschappelijke oriëntatie op de inrichting van de samenleving. De BBB is de eerste serieuze, geslaagde politieke vernieuwing van de afgelopen decennia. Nu nog kijken of ze het volhouden.” Minder productief vindt Hillen het vijanddenken van de BBB ten opzichte van Den Haag. “Dat is iets wat je ook bij Pieter Omtzigt ziet. In mijn visie moeten we uitgaan van een gemeenschappelijk idealisme: Nederland als samenleving waaraan we samen met een zeker enthousiasme werken.”

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.