Spring naar de content
bron: Kees de Klein

De stad is te glad

Architectuurcriticus en stadsonderzoeker René Boer (1986) trekt in zijn nieuwe boek fel van leer tegen de gladgestreken stad, waarin alles blinkt en geen ruimte meer is voor alles wat een beetje rafelig of ongeorganiseerd is. ‘In de smooth city zit elke vierkante centimeter in een spreadsheet en moet die geld opleveren.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Laurens Bluekens

“Over Amsterdam, de stad waarin ik opgroeide, ben ik al een tijdje in rouw,” valt René Boer met de deur in huis. Grote delen van de stad zijn volgens hem veel te aangeharkt geworden, te glad, en gespeend van elke greintje zelfgemaaktheid. “Neem de 9 Straatjes: lange tijd een verzameling van onduidelijke tussenstraatjes met veel leegstand en verkruimelende panden, maar als je er nu gaat kijken, is elk pandje prachtig opgeknapt en is de openbare ruimte met de allerduurste materialen bekleed. Idem dito voor de winkels en restaurants: tot in de puntjes verzorgd, maar wel voor de hoogste prijs, dat is de sfeer. Alles wat een stad een stad maakt – het rafelige, het spontane, het gelaagde – heb je niet meer.”

Een ander voorbeeld: de Oostelijke Handelskade, nog maar een paar decennia geleden een rommelige plek vol gekraakte pakhuizen waarmee kunstenaars en activisten, maar ook junks en criminelen een plek hadden om hun gang te gaan. Ook die gebieden zijn belangrijk voor een stad, stelt de architectuurcriticus. “De stedelijke ruimte moet niet alleen maar om optimalisatie, efficiëntie, winstgevendheid draaien, maar ook om dingen die niet zo snel geld opbrengen of die het daglicht niet kunnen verdragen. Als je ziet hoe de Oostelijke Handelskade er nu bij ligt: perfecte, blinkende panden met een keiharde, afgesloten plint op de begane grond. Er is geen enkele manier meer om je te verhouden tot de omgeving, je kunt alleen op een bankje gaan zitten en naar de luxeappartementen kijken.”

Alles wat een stad een stad maakt – het rafelige, het spontane, het gelaagde – heb je niet meer.

De architectuurcriticus ontwikkelde zo’n antipathie tegen de opgepoetste publieke ruimte dat hij besloot er een boek over te schrijven: Smooth City – Against Urban Perfection, Towards Collective Alternatives. Hij muntte de term smooth city om een stedelijke omgeving te beschrijven die geperfectioneerd, geoptimaliseerd, aangeharkt en volledig gecontroleerd is. Die toestand is natuurlijk niet uniek voor Amsterdam – overal in westerse steden maar ook daarbuiten heeft de geliktheid toegeslagen. Zelfs het ‘ruige’ Berlijn, dat bij menig Nederlander nog maar deels terecht te boek staat als ruige stad, knapt de laatste jaren flink op. Alternatieve vrijplaatsen en groezelige clubs maken plaats voor glimmende wolkenkrabbers, luxeappartementen en onzinnige toeristenattracties, terwijl de lage huren die het vrije leven mogelijk maakten steeds verder uit zicht raken.

Omdat Berlijn zo groot is opgezet, zullen de rafelrandjes daar nog wel een tijdje blijven. Als meest duidelijke internationale voorbeeld van de smooth city wijst Boer liever op King’s Cross Central in Londen, een postindustriële wijk in het noordoosten van het centrum. “Daar is alles geperfectioneerd en gecontroleerd en er gelden ook andere regels dan in andere delen van de stad. Omdat het privé-eigendom is, mag je er niet demonstreren en mag je er ook niet even gaan liggen op een bankje; dan heb je meteen een beveiliger naast je staan.”

Er zijn allerlei gradaties van de smooth city. King’s Cross Central is een extreem voorbeeld, maar ook in Amsterdam is het gebied binnen de ring bijna helemaal overgenomen door de perfectioneringsdrang, stelt Boer. “Kleine fricties in de gladde spiegel van de smooth city worden onmiddellijk uitgeveegd. Dat zie je bijvoorbeeld als een groep jonge kunstenaars en studenten bij elkaar komt, een groot leeg hotel in de stad kraakt en daar Hotel Mokum begint: een nieuw brandpunt in de stad, waar mensen hun plek vinden en waar nieuwe energie ontstaat. Maar door allerlei omstandigheden – het kraakverbod, maar ook de law and order-mentaliteit – grijpen de autoriteiten meteen in. Dit soort plekken krijgt geen kans meer om zichzelf te ontwikkelen.”

De drang om elk rafelrandje weg te plamuren ziet Boer ook terug in de mogelijke verhuizing van de Amsterdamse Wallen. “Vrijwel de hele historische binnenstad is gladgestreken, maar de Wallen zijn daarop de uitzondering en zitten in die zin in het oog van de storm. Je ziet er nog een soort gelaagdheid en intensiteit, een rommeligheid en onvoorspelbaarheid die haaks staan op wat in de rest van de stad de norm is geworden. De afgelopen jaren staat er flinke druk op het gebied, zo van: we moeten ook deze urban jungle temmen. Voortdurend worden nieuwe maatregelen geïntroduceerd: een hetze tegen de sekswerkers, die nu in hun levensonderhoud en veiligheid worden bedreigd met een verhuizing naar een glimmende toren in Noord of bij de RAI, maar ook tegen andere dingen die niet binnen de norm van de smooth city passen: jongeren die een leuke tijd willen hebben, alternatievelingen die van een blowtje houden, enzovoort.”

Voor het boek ontwikkelde grafisch ontwerper Kees de Klein een twintigtal ‘smoothscapes’, die bij elkaar een hedendaagse verbeelding van de ‘smooth city’ vormen

In Boers ogen tonen de maatregelen op de Wallen aan dat de aanpak van de Amsterdamse binnenstad niet gaat om het terugdringen van geluidsoverlast of het massatoerisme, maar over het gladstrijken van de binnenstad. “De burgemeester geeft toe dat de sekswerkers zelf geen overlast geven, maar toch moeten ze verhuizen. Daarin zit ook een bepaalde klassenorm verscholen, namelijk dat het allemaal wel schoon, gezellig en mooi cultuurhistorisch verantwoord moet zijn binnen de ring. Het wordt door de politiek niet met zoveel woorden benoemd, maar de smooth city is de dominante kracht in Amsterdam.”

En dat voor een stad waar vroeger midden in het centrum allerlei nieuwe soorten nachtleven spontaan konden ontstaan. “Dat komt ook doordat er toen nog een ruimtelijk surplus was,” zegt Boer. “Geld was dus niet noodzakelijkerwijs het leidende motief. Maar die adem en ruimte voor het zelfgemaakte is er niet meer – vind nog maar eens een oud theater waar je bij wijze van spreken een toffe queer club kunt beginnen om de wereld te veranderen. Of denk aan het gebied rondom Vrankrijk: vroeger een bijzonder bruisend stuk van de stad waar talloze kraakpanden zaten, nu staat Vrankrijk er te midden van al die verstilde kledingwinkels met zo’n parfumverstuiver er treurig bij. In de smooth cityis elke vierkante centimeter bedacht, zit elke vierkante centimeter in een spreadsheet en moet elke vierkante centimeter geld opleveren.”

De smooth city hangt volgens de architectuurcriticus nauw samen met de opkomst van de neoliberale stadsontwikkeling de laatste decennia en met de homogeniserende werking van de globalisering. “Er hangen allerlei aspecten aan vast: gentrificatie, city branding, de festivalisering van de stad en ook meer surveillance en blauw op straat.” Helemaal hetzelfde zijn gentrificatie en de smooth city overigens niet, legt Boer uit. “Het laatste is breder en gaat over de dominante esthetiek, normen en cultuur die in een stad ontstaan, terwijl gentrificatie er specifiek om draait dat mensen met meer geld mensen met minder geld verdrijven.” Wel hebben de twee een wisselwerking: je poetst de stad op in de hoop dat er zich mensen met wat meer geld gaan vestigen, en andersom zie je dat als er ergens rijkere mensen komen wonen, ze eisen aan de omgeving gaan stellen. “Zo van: nu heb ik hier een hypotheek van acht ton genomen, dan mag het in de buurt ook wel even stil zijn in de avond.”

De architectuurcriticus waakt voor het idee dat de opgepoetste stad uitsluitend door intentioneel beleid tot stand is gekomen: er liggen ook een aantal andere maatschappelijke ontwikkelingen aan ten grondslag. “Er zijn heel veel factoren die de smooth citydoen ontstaan. In de jaren vijftig, zestig en zeventig verlieten mensen massaal de stad, op zoek naar iets anders. Maar de laatste decennia is er weer een culturele voorkeur om in de stad te wonen. Dat zet enorme druk op de ruimte en de prijzen. De mensen die van buiten de stad naar Amsterdam komen, projecteren bovendien hun suburbane normen en eisen op de stad.”

De stad is ook lang niet het enige domein waar de perfectioneringsdrang de laatste decennia vat op heeft gekregen. Boer spreekt van een bredere smooth turn, ingegeven door de digitalisering. “Het feit dat mensen zich swipend op hun smartphone door de stad bewegen, van Uber naar bezorgdienst, misschien wel om iets te bestellen dat ze op Instagram hebben gezien, zorgt ervoor dat zij zich afsluiten in gladde bubbels. Hetzelfde geldt voor daten: waar je vroeger misschien op straat of in het café iemand leerde kennen, gaat dat nu via allerlei apps. Voordat je elkaar ontmoet weet je eigenlijk alles al van elkaar, zodat je zeker weet dat je aan elkaars eisenpakket voldoet. Alles draait om optimalisering en het uitbannen van dingen die elkaar tegenspreken, ongemakken en alle vormen van frictie, net als in het stadsbeeld.”

De normen die de smooth turn met zich meebrengt worden maatschappelijk breed omarmd. Ook in esthetische vorm: denk aan de talloze homogene interieurs op Funda, met pastelkleuren en de zwartstalen deuren, maar ook aan de populariteit van allerlei gelikte producten zoals VanMoof-fietsen. Boer: “Ook de mens zelf poetst zichzelf op en optimaliseert zichzelf door aan alle esthetische normen te voldoen. Alles moet precies zo gelikt zijn als in de apps. Maar als je hele omgeving perfect en efficiënt is, wordt het lastig om daar zelf van los te komen. De smooth city vuurt namelijk ook allerlei verwachtingen op mensen af, een soort scripts haast. Zo zag ik in Rotterdam een tijd geleden een tram rijden met daarop de reclametekst ‘Lekker shoppen in een schone binnenstad!’. Dat is bijna een soort imperatief.”

In de Kinkerbuurt, waar hij vroeger in een woongemeenschap leefde, kreeg Boer ook te maken met het script van de smooth city. Voorbijgangers plakten vroeger allerlei stickers op de voordeur van het pand van de woongemeenschap, waardoor op den duur een collage ontstond van allerlei politieke en culturele uitingen. “Het was een soort canvas waarop je iets kunt toevoegen en waar anderen weer op kunnen reageren. Maar vanaf het moment dat de Hallen werd uitgebreid, breidde zich vanuit daar een olievlek van ‘hoogwaardigheid’ uit, zoals ze het in de beleidsdocumenten noemen. Er kwam een zero tolerance-beleid voor graffiti en stickers, omdat die niet in het script van de smooth city passen. De gemeente haalde wekelijks alle stickers van onze voordeur, terwijl die toch echt van ons is. Het enige wat in zo’n situatie overblijft is een gladde spiegel waarin je alleen nog maar jezelf ziet gereflecteerd.”

Het probleem met de normen die de smooth city oplegt, zo stelt Boer, is ook dat niet iedereen eraan wil of kan voldoen. “Kun je het niet betalen om aan de norm te voldoen of zie je er net iets anders uit, dan voel je in het beste geval wat ongemak, maar in het slechtste geval ervaar je uitsluiting. In de smooth city is comfort ongelijk verdeeld: bepaalde groepen zwelgen in het gemak en bestellen aan de lopende band boodschappen via een app, een andere groep kan zich dat niet veroorloven.”

Bij alle kritiek op de opgeruimde en geperfectioneerde stad rijst de vraag of de smooth city ook niet gewoon een enorme verworvenheid is van de welvarende mensheid: is het juist ook niet prettig om in zo’n omgeving te wonen en werken? “Ik wil absoluut niet ontkennen dat mensen ook behoefte hebben aan een stad die schoon is en er een beetje knap uitziet,” pareert Boer. “Maar de balans slaat tegenwoordig door naar de wens om alles permanent te willen opknappen en te controleren. We moeten leren om iets meer aan te rommelen in onze steden, zonder overal beleid over te willen formuleren. Laat ik, teruggrijpend op hoe de Oostelijke Handelskade vroeger was, duidelijk maken: mijn pleidooi zegt niet dat vroeger alles beter was. Met nostalgie kunnen we niet zoveel, we moeten vooral nadenken over hoe de stad van de toekomst minder smooth kan worden.”

Tot een gladde stad waarin het nergens schuurt kun je je niet verhouden, omdat de hele stad is samengedrukt in één laag.

In zijn boek beschrijft de architectuurcriticus onder andere een nog altijd bestaande situatie in het oosten van Rome. Daar ontstond door een soort constructiefout een meer van zo’n zevenduizend vierkante meter (genaamd Lago Ex SNIA), dat buurtbewoners zelf onder hun hoede hebben genomen en waar inmiddels een natuurgebied omheen is ontstaan. “Eigenlijk is het een soort zelfgemaakt stuk stad geworden, met sportveldjes en een gezamenlijk restaurant. De tegenhanger van de smooth city is niet iets wat vies, kapot, oud of gevaarlijk is, maar een poreuze stad waarop iedereen kan aanhaken. Tot een gladde stad waarin het nergens schuurt kun je je niet verhouden, omdat de hele stad is samengedrukt in één laag. Dat is op een bepaalde manier heel antistedelijk en antidemocratisch.”

Naar Boers idee is de poreuze stad dan ook vooral een democratische stad waarover mensen meer zeggenschap hebben en waar zij directe invloed op kunnen uitoefenen. “Dat betekent dus niet alleen maar luxeappartementen en dure winkelstraten, maar ook ruimte voor jongeren die zin hebben om hun eigen kunst of uitingen aan de stad toe te voegen en voor zelfgemaakte wooncoöperaties. Om dat voor elkaar te krijgen, zullen de norm van de publieke ruimte als een soort handelswaar en het primaat van de winstgevendheid ontmanteld moeten worden. Dat stelt mensen weer in staat om een vrijer leven te leiden. Nu is het vaak zo dat mensen alleen maar in Amsterdam kunnen wonen als ze keihard werken voor hun hoge huur of hypotheek. Er blijft weinig tijd over voor andere dingen. Hetzelfde geldt voor winkels: die moeten een steeds efficiënter verkoopconcept hebben, anders overleven ze niet.”

Het zou volgens Boer ook goed kunnen dat de maatschappij ooit een soort peak smooth bereikt: een moment waarop we terugkomen op de doorrazende perfectioneringsdrang van de steden. “Sowieso is het heel erg duur om de smooth city in stand te houden, als je kijkt wat het kost om alles in zo’n ‘optimale staat’ te houden. Wat betreft materialen zitten we nu eigenlijk al op een kantelpunt van wat de planeet aankan. De financiële crisis van 2008-2010 heeft het oppoetsen van de stad wel even geremd; daarna is het weer hard gegaan. Nu wordt de straat waarin ik woon drie keer per dag schoongemaakt, maar er hoeft maar dit te gebeuren of een smooth city valt helemaal uit elkaar. De gladde stad wordt permanent in stand gehouden door beleidsmakers, vastgoedinvesteringen en renovatiespreadsheets, maar is uiteindelijk fragieler dan we denken.”

Mensen zijn uiteindelijk geen robots, maar hebben behoefte aan complexiteit, het spontane en het menselijke, denkt Boer. “Dat hebben we veel meer nodig dan gladheid, efficiëntie en optimalisatie. Het is moeilijk om een verandering teweeg te brengen, maar er zijn allerlei hoopvolle situaties, zoals dat spontane meer in Rome of panden in Athene waar studenten en vluchtelingen samen hun woonsituatie vormgeven. De publieke ruimte zou van ons allemaal moeten zijn en plek moeten bieden aan de stedelijke democratie, in plaats van aan consumptie en controle.”

Over zijn geboorte- en woonplaats Amsterdam is de architectuurcriticus dan wel in rouw, in veel andere steden is het niet beter gesteld. “Maar uiteindelijk zijn er overal nog plekken die een zekere stedelijkheid, complexiteit en gelaagdheid in zich dragen. We moeten alles op alles zetten om die te behouden, en natuurlijk om er nieuwe te laten ontstaan.”

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.