Spring naar de content

‘Het hele verzet hing af van vrouwen’

Vrouwen speelden een cruciale rol tijdens het verzet in de Tweede Wereldoorlog, maar historici zagen dat lange tijd over het hoofd. ‘De waarheid is dat het verzet niet had kunnen functioneren zonder vrouwen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Renate van der Zee

Ergens in de Haarlemmerhout moet nog steeds het lichaam van een Duitser begraven liggen. Het was een SS-officier, die in de zomer van 1942 in het centrum van Haarlem werd aangesproken door twee tienermeisjes. Hij trakteerde de oudste op een drankje in café-restaurant Lido, waarna ze hem mee vroeg voor een ‘romantische wandeling’ in de Haarlemmerhout. Haar oom, zo vertelde ze hem, had daar een stuk privé-bos. 

De Duitser moet hebben gedacht dat hij de loterij had gewonnen. Hij liep met open ogen de fuik in. Die twee meisjes waren namelijk geen moffenmeiden, maar verzetsstrijdsters. Eenmaal op een stille plek in het bos werd hij doodgeschoten en haastig begraven. En als het goed is, ligt hij daar nog steeds. 

Truus en Freddie Oversteegen waren respectievelijk zeventien en vijftien jaar oud toen ze zich in 1941 aansloten bij het gewapende verzet. Als verzetsvrouwen waren ze van onschatbare waarde, want jonge meisjes konden redelijk ongestoord hun gang gaan. De nazi’s konden zich niet voorstellen dat vrouwen zelfstandig verzetsdaden konden plegen – en al helemaal geen jonge meisjes. Bovendien konden vrouwen relatief veilig over straat, want zij liepen niet het risico aangehouden en naar Duitsland te worden gestuurd voor de Arbeitseinsatz. Met vrouwen in je verzetsgroep liep je minder risico de aandacht van de nazi’s te trekken. 

Op de een of andere manier is het nu de tijd om over vrouwen te schrijven. Er is nu ruimte voor een andere blik op het verzet.

Jessica van Geel, biografe verzetsvrouw Truus van Lier

Truus en Freddie Oversteegen waren bereid tot het uiterste te gaan in hun strijd tegen de Duitse bezetter en liquideerden talloze nazi’s en Nederlandse verraders. Hun verhaal en dat van hun beroemde medestrijdster Hannie Schaft is het onderwerp van een nieuw boek: Desnoods met wapens van de schrijfster/juriste Sophie Poldermans. 

“De zussen Oversteegen en Hannie Schaft zaten in het gewapende verzet en waren wat dat betreft uitzonderlijk, ook wereldwijd,” zegt Poldermans. “Maar er zaten heel veel vrouwen in het verzet die geweldloos werk deden, veel meer dan tot nu toe gedacht. De cruciale rol die zij speelden is lang genegeerd of gebagatelliseerd.”

Daar komt nu langzamerhand verandering in. De afgelopen tien jaar is een gestage stroom biografieën – en ook documentaires – van verzetsvrouwen op gang gekomen. Vaak stuitten de schrijvers bij toeval op hun verhalen. Soms omdat de verzetsvrouw in kwestie familie was – zo schreef Paul van Tongeren een biografie over zijn onverschrokken tante Jacoba van Tongeren, ook wel bekend als ‘de bonnenkoningin’. Soms omdat ze op een andere manier tegen zo’n verzetsvrouw aanliepen. Juriste Roxane van Iperen schreef haar bestseller ’t Hooge Nest, nadat ze ontdekt had dat in haar Gooise woonhuis de Joodse verzetsvrouwen Janny en Lien Brilleslijper ondergedoken hadden gezeten en dat onder hun leiding dat huis uitgroeide tot een van de grootste onderduikadressen in Nederland. Journaliste Jessica van Geel was bezig met een biografie van Truus Schröder, de vrouw die het beroemde Schröder-huis mede-ontwierp, toen ze in haar brieven las dat naast haar een verzetsvrouw had gewoond. Het resultaat was het boek Truus van Lier – Het leven van een verzetsvrouw, dat vorig jaar uitkwam. 

Freddie Oversteegen, 1943

De 22-jarige rechtenstudente Truus van Lier liquideerde tijdens een eenvrouwsactie de Utrechtse hoofdcommissaris van politie Gerard Kerlen, die zich met enthousiasme toelegde op het opsporen van ondergedoken Joden. Van Lier schaduwde hem maandenlang en schoot hem in september 1943 bij klaarlichte dag midden op straat dood.

“Het verbaasde mij dat vrijwel niemand in Utrecht haar kende,” zegt Jessica van Geel. “Bij het woord verzetsvrouw denkt iedereen aan Hannie Schaft en dan houdt het op. Tijdens de oorlog werden vrouwen in het verzet vaak niet serieus genomen en na de oorlog werden ze weggeduwd. Maar er is een inhaalslag gaande. Op de een of andere manier is het nu de tijd om over vrouwen te schrijven. Er is nu ruimte voor een andere blik op het verzet. Truus van Lier heeft vorig jaar een standbeeld gekregen, maar of we ooit nog helemaal kunnen goedmaken wat mannelijke historici vlak na de oorlog hebben verzuimd, dat is maar de vraag. We moeten het in ieder geval proberen.” 

Historica Marjan Schwegman is de eerste die dat heeft geprobeerd. Zij studeerde af op een onderzoek naar verzetsvrouwen dat in 1980 werd gepubliceerd als Het stille verzet – Vrouwen in illegale organisaties, Nederland 1940-1945. Later werd zij directeur van het Niod en instigeerde ze onderzoek naar de samenwerking tussen vrouwen en mannen in het verzet. Vervolgens bleef het een tijdlang stil. “De eerste historici die over het verzet schreven waren mannen en zij hadden een mannelijk beeld van wat een verzetsdaad was,” zegt Schwegman. “Voor Loe de Jong was een verzetsheld iemand die duidelijk zichtbare verzetsdaden had gepleegd, zoals een gewapende overval. De meeste vrouwen hielden zich bezig met koerierswerk en het helpen van onderduikers. Dat was ook verzetswerk en net zo gevaarlijk, maar het bleef meestal onzichtbaar. Daarom kwamen deze verzetsvrouwen nauwelijks in de geschiedenisboeken terecht. Maar vrouwen speelden juist een onmisbare rol. Het hele verzet hing af van vrouwen. Veel mannen zaten thuis uit angst opgepakt te worden voor de Arbeitseinsatz en de vrouwen gingen eropuit. Dat was een omkering van het traditionele rollenpatroon, maar dat is niet zo in de geschiedschrijving terechtgekomen. De mannelijke historici zaten vast in hun traditionele beeld van de sekseverhoudingen en zetten vrouwen neer als de hulpjes van de mannen. Men kon het zich gewoon niet voorstellen dat dat anders was geweest. 

Truus Oversteegen (links) en Hannie Schaft (rechts) nadat ze net terugkwamen van een liquidatie-actie. Truus draagt een tas waarin een automatisch pistool zit. Truus was als man verkleed zodat ze zich bij onraad als verliefd stelletje konden voordoen

“De waarheid is dat het verzet niet had kunnen functioneren zonder vrouwen, want als koeriersters onderhielden zij de verbindingen. Dat was veel gevaarlijker en veelomvattender dan we lang hebben gedacht. 

“Een koerierster als Toussie Salomonson, nota bene joods, ging vanuit Amsterdam op de fiets na spertijd zendapparatuur opsporen die vanuit Engeland gedropt was op de Veluwe. Dat was een levensgevaarlijke maar onzichtbare vorm van verzet. 

“Je kunt je afvragen: waren al die sabotageacties gepleegd door mannen wel zo belangrijk? Waar gaat het nou om? Was onderduikers helpen misschien niet belangrijker? Maar dat werd niet gezien als verzet, maar als ‘mensen helpen’. En na de oorlog praatten de vrouwen die dat werk op zich hadden genomen daar nauwelijks over – vaak omdat ze gewoon verder wilden met hun leven.

“In sommige verzetsorganisaties werkten vrouwen en mannen op voet van gelijkheid samen. Maar dat was voor de geschiedschrijvers na de oorlog ondenkbaar. Zij pasten het verhaal aan aan de toen gangbare ideeën over wat vrouwelijk en mannelijk was.” 

De verzetsvrouw Esmee van Eeghen was bijvoorbeeld een van de kopstukken van het Friese verzet en werkte op voet van gelijkheid samen met knokploegleider Krijn van der Helm. Ze vervoerde joodse onderduikers en geallieerde vliegers naar onderduikadressen, verzorgde wapentransporten en deed mee aan overvallen. Maar na de oorlog werd haar rol in het verzet gebagatelliseerd door verzetsman Pieter Wijbenga. Er werd vooral veel nadruk gelegd op haar vrije seksleven. 

“Tja, vrouwen en mannen werkten innig samen binnen het verzet; dan is het begrijpelijk dat er dingen gebeurden. Maar de vrouw werd altijd aangewezen als de verleidster en het gevaar,” vertelt Schwegman. “Er waren ook verzetsgroepen waarin vrouwen gewoon niet mochten deelnemen aan acties. Zo hielp verzetsvrouw Frieda Belinfante wel mee aan het voorbereiden van de beroemde aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister, maar mocht ze niet meedoen met de daadwerkelijke actie. Met als simpel argument dat dat niet paste voor een vrouw.”

Een boek dat een belangrijke rol speelde in de veranderde beeldvorming over vrouwen in het verzet is de biografie die Paul van Tongeren in 2015 over zijn tante publiceerde: Jacoba van Tongeren en de onbekende verzetshelden van Groep 2000 (1940-1945)

Jacoba van Tongeren gaf leiding aan de door haar opgerichte Groep 2000, een Amsterdamse organisatie die tijdens de oorlog voor zo’n 4500 onderduikers zorgde. Om de voedselbonnen voor al die onderduikers te vervoeren, had Van Tongeren een speciaal vest laten maken met allerlei vakjes – vandaar de bijnaam ‘bonnenkoningin’.

Sommige dingen komen nooit meer boven water, simpelweg omdat verzetsgroepen geheime organisaties waren.

“Ik heb haar verhaal bij toeval ontdekt,” vertelt Paul van Tongeren. “In 2012 vroegen mijn kleinzoons waarom mijn vader en grootvader door de nazi’s waren vermoord. Toen ben ik op zoek gegaan naar meer informatie over hen. Tijdens die zoektocht ontdekte ik de memoires van mijn tante met daarin het hele verhaal over Groep 2000. Dat verhaal was voor een groot deel onbekend.” 

Tekenend voor de verschillende houding die vrouwen en mannen aannamen ten opzichte van hun verzetswerk is het conflict tussen Jacoba van Tongeren en verzetsman Henk van Randwijk. 

Van Tongeren gebruikte haar werk als maatschappelijk werkster als dekmantel voor haar verzetsactiviteiten. Ze stond dus gedeeltelijk nog in het normale leven. Dat, en het feit dat ze als doodgewone vrouw leidinggaf aan een organisaties die duizenden onderduikers hielp, verbaasde Van Randwijk hogelijk. “Mijn hemel, hoe presteert u het om hier illegaliteit te bedrijven en dan nog wel zo dat ik naar u verwezen word als naar een soort duivelskunstenares?” zou hij tegen haar hebben gezegd. Van Tongeren antwoordde droogjes dat er echt geen duivelskunst aan te pas kwam. “Het gaat vanzelf. Van ’t een komt het ander. Heel gewoon dus.” Dat was voor Randwijk onbegrijpelijk, want hij zag verzetswerk als een heldhaftige taak die veel opoffering vereiste. Dus dacht hij haar uit te moeten leggen dat ze ‘er niet te gering over moest denken’. Dat soort mansplaining maakte echter weinig indruk op een kordate vrouw als Jacoba van Tongeren. 

Van Randwijk vond dat een vrouw geen verzetsgroep kon leiden en probeerde Van Tongerens organisatie over te nemen door samen met een andere verzetsman haar kantoor te bezetten. Van Tongeren negeerde hem en gaf haar medewerkers de opdracht dat ook te doen. Uiteindelijk droop hij af. 

Na de oorlog praatte ze nooit over haar verzetswerk. “In het verslag dat ze in 1945 voor prins Bernhard maakte, repte ze met geen woord over zichzelf, terwijl mannetjesputters als Van Randwijk zichzelf op de borst klopten,” zegt Paul van Tongeren. “Jacoba hielp onderduikers en dat werk had een lagere status. En dus bleef ze een voetnoot, terwijl zij als vrouw een grote verzetsorganisatie leidde waarbij alles via een codesysteem ging dat zij zelf had bedacht. Door dat slimme systeem zijn heel weinig mensen gepakt.” 

Paul van Tongeren zette zich in om een straat in Amsterdam vernoemd te krijgen naar zijn tante. “Ik kwam er toen achter dat van de pakweg 130 straten die naar verzetshelden zijn vernoemd, er maar vijftien naar vrouwen heten. Mijn tante heeft haar straat nooit gekregen, want al in 1980 had de gemeente besloten dat er voldoende verzetshelden waren vernoemd.” 

Uiteindelijk werd in 2016 een brug naar Jacoba vernoemd en in 2021 kreeg ze een standbeeld. Rijkelijk laat. 

Late erkenning viel ook Truus en Freddie Oversteegen ten deel. “Daarbij heeft zeker meegespeeld dat ze communist waren. Maar ook hun vrouw-zijn was een probleem. Verzetsmannen kregen vanaf 1947 een pensioen. Truus en Freddie kregen dat pas in de jaren zestig en hun pensioen was lager dan dat van de mannen. Mannen kregen ook een grotere onderscheiding dan vrouwen,” zegt Sophie Poldermans. “Het choqueert me hoe weinig mensen Truus en Freddie kennen. Met mijn boek wil ik laten zien dat ze echte mensen waren en dat ze een hoge prijs hebben moeten betalen. Ze waren zwaar getraumatiseerd, hadden last van nachtmerries en kregen lang geen erkenning voor hun heldhaftige verzetswerk. Toen er oog kwam voor PTSS, was de focus allereerst op mannen gericht. Vrouwen die dat hadden, werden lang weggezet als hysterisch, waardoor ze te laat de juiste hulp kregen.” 

“Het is heel goed dat er nu al die biografieën van verzetsvrouwen zijn, maar het is jammer dat het elke keer bij individuen blijft. Daarmee voed je de misvatting dat het om uitzonderlijke vrouwen gaat die op zichzelf staan. Wat we nodig hebben is een bredere blik op het verzet,” zegt historica Agnes Cremers. Samen met haar collega Mark Bergsma werkt zij aan een nieuw boek over verzetsvrouwen, waarin ze een beeld wil schetsen van de context waarin die vrouwen opereerden. 

“We zijn begonnen met het interviewen van verzetsvrouwen die nog leven. We gaan veel langs nabestaanden en verder is het spitten in archieven en doorspitten. We vinden steeds meer verhalen. Soms heeft een verzetsvrouw wel aandacht van historici gekregen, maar komen wij erachter dat ze veel meer deed dan tot nu toe bekend was. Soms heb je te maken met een platte organisatie, maar is later gezegd dat een man de leider was. En soms hadden vrouwen hoge posities en werd dat ook als zodanig erkend, maar vielen ze na de oorlog terug in de traditionele vrouwenrol en kregen ze niet de erkenning die ze verdienden,” vertelt ze. “Dit thema verdient echt een grootschalig onderzoek, vooral naar de netwerken binnen het verzet, maar dat kunnen wij met z’n tweeën gewoon niet doen. We proberen instituten te overtuigen zo’n groter onderzoek mede te financieren.” 

Waar ze in haar onderzoek telkens weer pijnlijk mee wordt geconfronteerd, is dat er veel kostbare tijd is verstreken. “Ik lees publicaties uit de jaren tachtig en denk dan: o, toen leefden er nog zoveel verzetsvrouwen. Je kon dingen toen gewoon nog vragen. Aan de andere kant is onze kijk op vrouwen in het verzet nu breder en landen hun verhalen ook beter. Afstand kan ook een voordeel zijn. Bovendien is zoeken door de digitalisering veel makkelijker geworden.” 

Jacoba hielp onderduikers en dat werk had een lagere status. En dus bleef ze een voetnoot.

Paul van Tongeren, biograaf Jacoba van Tongeren

Toch zullen sommige dingen nooit meer boven water komen, simpelweg omdat verzetsgroepen geheime organisaties waren en geen papierspoor achterlieten, omdat veel vrouwen het na de oorlog niet meer konden navertellen en omdat de vrouwen die het nog wel konden navertellen niet meer leven. Daarom was de Utrechtse verzetsvrouw Truus van Lier ook vergeten. Zijzelf is tijdens de oorlog in Sachsenhausen gefusilleerd en veel van haar medestrijders en familieleden hebben de oorlog niet overleefd. “Er waren maar weinig mensen die haar verhaal nog konden doorvertellen,” zegt Jessica van Geel. “En over bepaalde onderwerpen weten we helemaal niets, omdat daar nooit over is gepraat. Gebruikten de nazi’s seksueel geweld tegen opgepakte verzetsvrouwen? We weten dat Truus van Lier na haar arrestatie is meegenomen naar het woonhuis van een hooggeplaatste SS’er om daar een nacht lang te worden ‘verhoord’. Verhoord in een woonhuis? Een nacht lang? Je voelt aan je water wat daar is gebeurd, maar je hebt geen bewijzen.” 

Zijn de gaten die in de geschiedschrijving zijn gevallen als het gaat om de rol van verzetsvrouwen nog wel te repareren? Marjan Schwegman denkt dat we een heel eind kunnen komen. “Er nu is meer oog voor de mechanismen waardoor vrouwen onzichtbaar zijn gebleven. Bovendien draait het verhaal niet om individuele acties van vrouwen, maar om de netwerken en de samenwerking. Die samenhang moeten de historici er nu in schrijven, en dan kom je tot een veel interessantere geschiedschrijving. Het verzet bestond niet alleen maar uit soldaten van Oranje. Maar dat beeld is heel hardnekkig.” 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.