Spring naar de content
bron: anp

Pakhuis de Zwijger: slavernij voor een betere wereld

Dat cultureel centrum Pakhuis de Zwijger een feodale enclave is, verbaast Jan Kuitenbrouwer niets. ‘Grensoverschrijdend gedrag, creatief boekhouden, uitpersing, politieke belangenverstrengeling en onzorgvuldig bestuur – kan er nog wat bij?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Kort nadat Het Parool afgelopen zaterdag in een klinkend onderzoeksartikel onthulde hoe de directie van Pakhuis de Zwijger een waar schrikbewind voert waar menig personeelslid trauma’s aan over heeft gehouden – er waren er die zo opzagen tegen hun werkdag dat zij om de hoek over hun nek moesten voor zij het pand aan de Piet Heinkade betraden – ontving ik digitale schouderklopjes vanwege mijn column over Pakhuis de Zwijger drie weken geleden. Maar eerlijk is eerlijk: die column ging over het verstikkend braaflinkse klimaat in dit centrum, waar ‘debat’ helemaal niet de bedoeling is omdat De Zwijger ‘een veilige, inclusieve omgeving wil zijn waar iedereen mag zijn wie hij is’ – u kent het prevelement.

Toch is er wel een relatie met wat nu naar buiten is gekomen. Ten eerste proef je daar iets in de sfeer, een ongemakkelijke vibe, een gebrek aan vrijmoedigheid, alsof iedereen een beetje op de tenen loopt. Dat blijkt dus ook zo te zijn.
Ook de manier waarop de gespreksleiders herhaald tot correct gedrag manen heeft een hoog samengeknepenbillen-gehalte. Het moet van de baas, dat is duidelijk, en wat moet van de Pakhuis-baas kun je maar beter doen, weten wij nu, tenzij je zin hebt in een scheldkanonnade met consumptie.

De ironie is duizelingwekkend: in Pakhuis de Zwijger wordt altijd wel ergens gesproken over ons slavernijverleden, terwijl het centrum zelf een voorbeeld is van slavernij in het heden.

Maar dat is niet enige rotten in the state of Pakhuis. Niet alleen heerst er een verstikkend intellectueel klimaat, niet alleen is de baas een bullebak zonder impulscontrole, ook financieel zit de zaak niet lekker. Zoals de nieuwssite 925 en studentenblad Folia eerder berichtten draait Pakhuis op on- of onderbetaalde krachten, stagiaires zonder vergoeding en gekwalificeerde krachten op een stagevergoeding. In 2019, toen Folia het onderzocht, werkten bij Pakhuis zeventien onbetaalde stagiaires, full time, met serieuze taken en verantwoordelijkheden. ‘Dat zijn geen stages’ zei Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher op Twitter. ‘Bij een stage gaat het over leren, dit gaat over werken.’ Egbert Fransen gaf geen krimp en noemde het een ‘fair deal’. ‘De student hoeft ons voor het leren en de werkervaringsplek niet te betálen.’ Tja, het zou natuurlijk fantastisch zijn als je mensen kon laten betalen voor het runnen van je bedrijf. Zou een goed plotje zijn voor een Dagobert Duck-aflevering.

Ondertussen staat er wel 3,4 miljoen euro winstreserve in de boeken, allemaal op naam van de BV Egbert Fransen Holding. De heer en mevrouw Fransen runnen een prettig winstgevend zalencomplex, de gemeente bestrijdt met 4.5 ton per jaar de kosten en doet niet moeilijk over de negentiende-eeuwse arbeidsvoorwaarden. Het lijkt me niet uitgesloten dat de stuwadoors die daar honderd jaar geleden met zakken sjouwden een beter arbeidscontract hadden. De ironie is duizelingwekkend: er wordt in Pakhuis altijd wel ergens gesproken over ons beschamende slavernijverleden, terwijl het centrum zelf een voorbeeld is van slavernij in het heden.

In 2017 maakte ‘925’ dit organogram van de Pakhuis-constellatie, door HP-De Tijd geactualiseerd op basis van recente update door 925-medewerker Arno Wellens. De winst stond toen op ongeveer 2,4 miljoen, inmiddels op ongeveer 3,4.

Zoals ik eerder beschreef duren de bijeenkomsten in het ‘debatcentrum’ altijd nogal kort en benadrukken gespreksleiders veelvuldig dat het niet de bedoeling is om in de zaal met elkaar in discussie te gaan, maar om dat na afloop te doen, in de bar. Het Pakhuis-organogram verklaart het: bezoekers moeten zo snel mogelijk van de ene box naar de andere geloodst worden. Van de nonprofit stichting die subsidie ontvangt naar de forprofit holding van de familie Fransen. Een goed voorbeeld van wat Jesse Klaver de ‘economisering van de samenleving’ noemt. Zijn Amsterdamse deputees Touria Melania en Rutger Groot Wassink zien dit blijkbaar anders, want als GroenLinks-wethouders zijn zij verantwoordelijk voor dit dubieuze verdienmodel. Hoe kan het dat zij de Harpagon van de Piet Heinkade zo lang de hand boven het hoofd hielden?

Een artikel over het Pakhuis in Het Financieele Dagblad van 2019 geeft een hint. Fransen onderhoudt warme banden met B&W, met name coalitiepartner GroenLinks. ‘Ja, wij kunnen goed overweg met het nieuwe College,’ zegt hij. ‘Hun vocabulaire is ook het onze. Als ik het Coalitieakkoord lees zie ik termen als cocreatie, participatie en democratische vernieuwing. Dan denk ik (met een lach, red.): ze hebben goed naar ons geluisterd! Maar dat politici zoiets opschrijven is nog iets anders dan dat direct tot resultaten leidt.’ Bij het gesprek is ook een voorlichter aanwezig, die regelmatig bijstuurt. Ook benadrukt die de nauwe betrekkingen met B&W nog even: ‘Weet Rutger dat je dit zo vindt?’

De ‘stagiaires’ doen voor een grijpstuiver het werk, de familie Fransen wordt rijk en GroenLinks heeft een krachtig zendstation voor zijn boodschap.

De relatie heeft vrucht afgeworpen. Op dat moment kreeg Pakhuis geen gemeentesubsidie omdat het z’n ‘eigen broek kon ophouden’, inmiddels ontvangt het dus die 4,5 ton per jaar. Dat heeft te maken met het ‘Allianties’-project van B&W, geïnstigeerd door Groot Wassink. Het komt erop neer dat het college de subsidiëring van maatschappelijke instellingen scherper toetst aan de ‘bestuurlijke prioriteiten’ van het college en zich actiever mengt in hun beleid. Je moet even door het bestuursjargon heen kijken om te zien wat dit betekent: in plaats van dat subsidies getoetst worden aan het algemeen belang wil het College ‘het veld strategisch benutten’. De bedoeling is dat ‘het veld activiteiten onderneemt die daadwerkelijk invulling geven aan de bestuurlijke doelen.’ Instellingen die dat doen, verenigd in zogeheten ‘Allianties’, krijgen geld. Ook krijgen zij ‘meerjarige zekerheid’, zodat zij zich kunnen institutionaliseren. Met andere woorden: het college gebruikt het subsidie-instrument om instellingen te creëren die haar agenda uitvoeren en die daar straks, als het college niet meer bestaat, ook mee doorgaan. Nu helpen zij de coalitie om aan de macht te blijven en straks om weer aan de macht te komen. Het doet denken aan Antonio Gramsci’s theorie van de ‘culturele hegemonie: het marxisme moet zich vestigen via een ‘lange mars door de instituties’. Groot Wassink noemt zichzelf ‘marxist’, dus misschien is het geen toeval.

Pakhuis de Zwijger is ‘penvoerder’ van zo’n Alliantie (‘Amsterdammers Tegen Racisme’) en zo wordt duidelijk waarom het Pakhuis in Amsterdam ook wel ‘Clubhuis GroenLinks’ wordt genoemd. ‘Rutger’ is er in elk geval een vaak geziene gast, net als andere GL-grootheden. Prettig geregeld: de ‘stagiaires’ doen voor een grijpstuiver het werk, de familie Fransen wordt rijk en GroenLinks heeft een gerieflijk zendstation voor zijn boodschap.

Naar aanleiding van die eerdere column ontving ik een berichtje van een Amsterdamse politieke insider. Natasja van den Berg, ‘programmastrateeg’ van De Zwijger, Tweede Kamer-kandidaat voor GroenLinks en oud-redacteur van het partijblad De Helling, is de partner van GroenLinks-prominent Kees Vendrik, tevens voorzitter van het Nationaal Klimaat Platform. Van den Berg modereert met regelmaat sessies in het Pakhuis over de energietransitie, waar Vendrik de zegeningen bezingt van windmolens binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen. Bewoners van Noord, West en Zuid-Oost, waar die dingen gepland staan, komen dan niet aan het woord of worden afgepoeierd, schrijft de insider. Afgaand op mijn eigen waarnemingen klinkt het als vintage PdZ.

En zo komen we bij de laatste dimensie van deze Amsterdamse stapelfaal: de bestuurlijke knoeiboel. Culturele instellingen als Pakhuis de Zwijger hebben een onafhankelijke Raad van Toezicht en een vertrouwenspersoon waar het personeel terecht kan als er problemen zijn. Bij Pakhuis de Zwijger staat die Raad van Toezicht onder leiding van… meneer Fransen, directeur, en was die vertrouwenspersoon tot voor kort … mevrouw Fransen, adjunct-directeur. Geen wonder dat Fransens bullyisme jarenlang geheim bleef. ‘Zélfs in een familiebedrijf wil je dit niet,’ zei iemand op Twitter. Grensoverschrijdend gedrag, creatief boekhouden, uitpersing, politieke koehandel en onzorgvuldig bestuur – kan er nog iets bij?

(Fransen is op de website van Pakhuis nu verwijderd als lid van de RvT, die tevens het ‘bestuur’ vormt. Zo zag de pagina er onlangs nog uit:)

Op de sociale media werden Egbert en Hester Fransen de afgelopen dagen vergeleken met Nicolae en Helena Ceaușescu of Ferdinand en Imelda Marcos. Nogal over the top, maar toegegeven, een proportionele parallel is lastig te verzinnen. Het is adembenemend hoe hier bij klaarlichte dag een farce gemaakt werd van vrijwel alles dat een Nederlandse gemeente onderscheidt van een kalifaat. Net als de Volkskrant die De Wereld Draait Door onderzocht is Het Parool bij zijn onderzoek naar Pakhuis De Zwijger op een geheime feodale enclave gestuit. De eerste ontstond onder auspiciën van een publieke omroep, de tweede werd opgetuigd door een politieke partij, beide van linksprogressieve signatuur. Dat maakt het extra pijnlijk voor brave sociaaldemocraten als ik, maar ook weer niet verrassend. Niets zo’n krachtig alibi voor immoreel gedrag als de overtuiging dat je bezig bent de wereld te verbeteren.

PS: Vorige week beloofden wij u Deel 2 van Jan Kuitenbrouwer’s reparatie-avonturen. In verband met deze actualiteit schuift dat een weekje door.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.