Spring naar de content
bron: anp

Er komt weer geen normaal mens in voor

Max Pam over Gerard Reve en Jonas Kooyman. ‘Reve hield van mooie jongens, maar met blote billen zwaaien in het openbaar op een grachtenboot, dat was niets voor hem, daar had hij een afkeer van.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Max Pam

‘Er komt weer geen normaal mens in voor’, is een verzuchting die regelmatig terugkeert in het werk van Gerard van het Reve, en dan vooral in zijn brieven. 

Zo schrijft Reve in zijn Brief uit het verleden (1964): ‘Het is weer “niks als narigheid” en “er komt weer geen normaal mens in voor”. Ik kan het niet helpen. Ik weet alleen maar, dat ik het, God zal kunnen openbaren waarom, moet opschrijven, zo goed als ik maar kan, zo lang als mij “het licht om te arbeiden gegund zal zijn” en “totdat de pen aan mijn hand ontvalt.” (1000 gulden beloning voor wie mij kan verklaren, waarom ik niet krankzinnig ben.)’

En twee jaar eerder in zijn Brief uit Edinburgh: ‘Ik begin met te zeggen, dat telkens, wanneer ik een verhaal of boek gepubliceerd heb, een familielid klaagt dat er weer “geen normaal mens in voorkomt”. Dat ik echter graag eens zo’n normaal mens van dichtbij zou willen zien, als iemand mij er een zou willen brengen. Dat ik het voorts van ondergeschikt belang vind, waarover Trocchi schrijft, maar van meer belang of hij goed schrijft dan wel slecht. Dat homoseksualiteit, “lesbianism and sodomy” sommige mensen als onderwerpen misschien niet aanstaan, maar dat zij menselijke realiteiten vertegenwoordigen, aangezien acht à negen procent van de bevolking, en misschien nog wel meer, homoseksueel zijn. Dat ik mij tot het uiterste zal verzetten tegen elke poging om de auteur zijn onderwerp. Voor te schrijven en dat ik mij, als homoseksueel, zeker nooit door iemand zal laten verbieden homoseksualiteit tot onderwerp van mijn werk te kiezen. Tenslotte, dat ik gaarne iedereen uitdaag om mij een boek uit de wereldliteratuur voor te leggen, dat geen “abnormale” mensen tot onderwerp heeft.’

Geen mens is geheel gezond, we zijn allemaal in meer of mindere mate gek of mesjokke, halfgaar of idioot, of op zijn minst een neurasthenicus, met wie het nooit meer goed komt.

Bij dat klagend familielid denk je onmiddellijk aan broer Karel, maar of die inderdaad wordt bedoeld, daar zullen we vermoedelijk nooit achter komen.* Wel is zeker dat de achterliggende gedachte bij Gerard Reve niets anders kan zijn dat een normaal mens eigenlijk niet bestaat. Aan iedereen is op de een of andere manier wel een steekje los. Geen mens is geheel gezond, we zijn allemaal in meer of mindere mate gek of mesjokke, halfgaar of idioot, of op zijn minst een neurasthenicus, met wie het nooit meer goed komt.

U heeft het maar voor het uitkiezen.

Bij Reve was dat steekje los zijn homoseksualiteit. Hij schrijft daar op een ontroerende, indrukwekkende en zelf-bevrijdende wijze over, maar de lezer kan zich toch niet aan de indruk onttrekken dat het weer ‘allemaal narigheid is’. Het leven van de homoseksueel gaat niet over rozen, zeker niet in Reves tijd. De homo behoorde toen al tot een minderheid, waar sociaal anders naar wordt gekeken dan naar de minderheden van postzegelverzamelaars, waterpoloërs of notarissen. 

Er wordt gezegd dat Reve veel heeft bijgedragen aan de emancipatie van de homoseksueel. Mogelijk, maar in verschillende opzichten lijkt er een omslag aan de gang. Met het verborgen pedo-karakter van hem en zijn partner(s) maak je je tegenwoordig niet erg populair meer. Bovendien had Reve – overigens net als Gerrit Komrij – een hekel aan de uiterlijke kant van de homowereld, die onder meer zichtbaar wordt tijdens de Gay Pride-parades. Reve hield van mooie jongens, maar met blote billen zwaaien in het openbaar op een grachtenboot, dat was niets voor hem, daar had hij een afkeer van. Reve kende Freud goed genoeg om te weten dat volgens het psychoanalytische inzicht homoseksualiteit – mede door de taboesfeer waarin zij zich afspeelt – dikwijls wordt uitgedrukt in maskerades en verkleedpartijen. Van de weeromstuit ging Reve zelf bij voorkeur gekleed als een keurige burgerman, zij het niet zo strak als zijn collega-schrijver Willem Frederik Hermans, die nooit zonder gepoetste schoenen de deur uitging. 

Onlangs stond in NRC Handelsblad een belangwekkend artikel van Jonas Kooyman (32) onder de kop: ‘De grote druk om er als homoman goed uit te zien’. De strekking is dat in de gayscene een grote intolerantie bestaat jegens homo’s die niet mooi genoeg zijn. Volgens Kooyman (en anderen) heerst onder de jongste generatie homo’s een obsessie om te voldoen aan een verkrampt schoonheidsideaal: ‘In de gayscene (het homonachtleven, de datingapps, de popcultuur) is het uiterlijk van een ‘ideale’ homoman de kruising tussen een standbeeld van een Griekse god en een ondergoedmodel van Calvin Klein. Gespierd. Lang. Breed. Sixpack. Scherpe kaaklijn. Jeugdig. Grote piemel. Volle haardos. Ronde billen.’ 

Ik nog denken dat de lengte van je pik niks uitmaakt. 

Uiterlijk en de daarmee verbonden status, daar gaat het om. Zes keer per week naar de sportschool is, om met Gerard Reve te spreken, wel het minste om in ‘een winnend prijsdier’ te kunnen veranderen. Afgetrainde lichamen scoren hoog. Konden overjarige homo’s in vervlogen tijden nog mee komen, in de jongste scene ben je al bijna virtueel dood als je de veertig bent gepasseerd en je lichaam begint onvolmaaktheden te vertonen.

Dat lelijke mensen ten opzichte van mooie mensen worden gediscrimineerd, gebeurt natuurlijk ook op grote schaal onder hetero’s, maar bij homo’s lijkt het regelrecht op een gedrag van bewuste onverdraagzaamheid te zijn uitgelopen.

Alles bij elkaar geeft Jonas Kooyman een treurig beeld van de homoscene. Dat lelijke mensen ten opzichte van mooie mensen worden gediscrimineerd, gebeurt natuurlijk ook op grote schaal onder hetero’s, maar bij homo’s lijkt het regelrecht op een gedrag van bewuste onverdraagzaamheid te zijn uitgelopen. Juist ‘in een gemeenschap waar iedereen anders is, worden mensen in allerlei hokjes geplaatst’, aldus Kooyman. 

Ik kende Jonas Kooyman aanvankelijk alleen van een interview in Het Parool, maar hij schrijft voor de NRC over ‘mode en stadsleven’. Hij afficheert zich als joods en is daarbij vermoedelijk ook homo. Hij komt uit Amsterdam-Zuid, de chicste de buurt van onze hoofdstad, waar zijn ouders ‘in de jaren tachtig voor weinig een bouwval aan de Van Eeghenstraat hebben gekocht’. De laatste lijkt me stug. In die tijd woonde ik ook in de Van Eeghenstraat, maar ik kan mij niet herinneren dat daar ooit een bouwval heeft gestaan. Dat zal wel jiddische over(onder?)drijving zijn geweest. 

Jonas houdt ook een nieuwsbrief bij, die treffend De Havermelkelite heet. Hij is dus iemand die vinger aan de pols houdt van alles wat aan modes en hypes voorbij vliegt. Ik vind dat prachtig. Van zo iemand kun je als oudere, witte man nou echt iets leren. Bijvoorbeeld, dat het leven voor een hetero uiteindelijk makkelijker is, hoewel ook daar natuurlijk weer geen normaal mens meer tussen loopt. 

En hoe fijn is het dat ik vandaag weer niet naar de sportschool hoef.

* Rob Delvigne in Literatuur 1996: ‘reisbrief [en] de proceedings van
de Conferentie […] komen zo goed als woordelijk overeen; alleen waar
Van het Reve ‘een familie­lid’ liet klagen dat er in zijn boeken geen
nor­maal mens voorkomt, heeft hij dit in werkelijk­heid ‘my old
father’ in de mond gelegd.