Spring naar de content
bron: Joe Me

De stelling: ‘Satire kent geen grenzen’

Het is een veelvuldig besproken onderwerp, soms vanwege een rel bij Vandaag Inside, en anders wel ’s winters, wanneer cabaret op televisie hoogtij viert. En al lijken de meeste beroepskomieken het thema zelf inmiddels wat beu, toch blijft deze discussie eeuwig in beweging. HP/De Tijd stelt daarom nog maar eens de vraag: zijn grappen grenzeloos?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Pieter Jansen

JA

Howard Komproe, stand-upcomedian en schrijver van het boek De grens van de grap

Waarom bent u het eens met deze stelling?

“Satire is gebaseerd op gedachten en die laten zich niet begrenzen. Kiezen comedians ervoor om te beledigen, dan vind ik dat ze die ruimte moeten hebben. Bovendien kunnen gevoeligheden evengoed de kop opsteken bij onderwerpen waarbij je het van tevoren niet verwacht. Laat staan dat cabaretiers precies weten wie er in de zaal zitten en waar mensen in het publiek al dan niet over zullen vallen.”

Betekent dit dat uzelf ook elke grap maakt?

“Als ik een grap over iemand maak, wil ik dat diegene er zelf ook om kan lachen. Zomaar schofferen dient mijns inziens geen doel. Verder denk ik dat de meeste grappenmakers in de loop der jaren een bepaald zesde zintuig ontwikkelen waardoor ze aanvoelen welke grappen wel en niet kunnen. Om te weten waar de grenzen liggen, moet je vaak wel eerst een paar keer de mist in zijn gegaan.”

Maakt het uit wie de grap maakt en of deze persoon behoort tot de groep waarover de grap gaat?

“Al weet ik dat het wel zo is, eigenlijk zou het niet moeten uitmaken. Een grap heeft niet de intentie om te kwetsen. Mits goed uitgevoerd zou je dat moeten voelen, en zou iedereen dus dezelfde grappen moeten kunnen maken. Ook kan het een zwaktebod zijn om alleen grappen te maken over de groep waartoe je zelf behoort. Daar wordt een komiek erg voorspelbaar en minder spannend van.”

NEE

Dick Zijp, humoronderzoeker aan de Universiteit Utrecht

Waarom bent u het oneens met deze stelling?

“Ten eerste bestaat er een onderscheid tussen juridische, morele en sociale grenzen. De wetgever stelt juridische kaders. Als satiricus heb je weliswaar meer ruimte, maar de vrijheid van meningsuiting is niet grenzeloos. Moreel gezien waak ik er als wetenschapper voor om als scheidsrechter op te treden. Wel is het goed als komieken hierover nadenken, want humor heeft nu eenmaal impact. Grappen kunnen bijvoorbeeld stereotypen bevestigen en cabaretiers kunnen zich afvragen of ze dat willen. Dan zijn er nog ongeschreven sociale regels: samenlevingen vinden sommige grappen te ver gaan, dus ook hierin is humor niet onbegrensd.”

Speelt de leeftijd van grappenmakers een rol?

“Een grap van Theo Maassen uit de jaren negentig heeft een andere lading dan dezelfde grap nu. Toen was hij jong; nu wordt hij eerder als oude chagrijnige man weggezet. Tegelijkertijd is vorm minstens zo belangrijk. Een cabaretduo als Rundfunk laat zich bijvoorbeeld lastig vergelijken met diezelfde Maassen, omdat zij absurdistische sketchcomedy maken terwijl Maassen directer sociaal commentaar levert. Al maken beide gebruik van bepaalde stereotypes en is Rundfunk op existentieel niveau soms misschien zelfs harder, de vorm maakt dat dit anders wordt gewaardeerd.”

Hoe verhoudt dit thema zich tot toenemende overgevoeligheid en ‘cancelen’?

“Dergelijke trends gaan volgens mij in golfbewegingen. Kijk je naar de naoorlogse jaren, dan zie je periodes met meer en minder debat over de grenzen van humor. In de jaren zestig en zeventig werden allerlei taboes doorbroken en was er eveneens veel discussie. Daar komt bij dat cabaretiers die vinden dat er steeds minder gezegd mag worden censuur vaak met kritiek verwarren. Ze worden niet daadwerkelijk gecanceld, maar krijgen wel meer kritiek op bepaalde grappen. Dat is juist een teken van emancipatie.”