Spring naar de content
bron: johan kleinjan

Het jaar van wantrouwen

Het vertrouwen in instituties heeft afgelopen jaar een flinke knauw opgelopen. Het kabinet krijgt een historisch laag rapportcijfer. Andersom stelt ook de overheid weinig vertrouwen in burgers. Waar komt dit wederzijdse wantrouwen vandaan? ‘Anonieme regels en procedures bepalen het beleid.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Precies drie dagen nadat Rutte in een interview had opgeroepen om na de ergste coronatoestanden ‘als land weer naast elkaar te gaan staan’ brak in Oekraïne de oorlog uit, met alle bijbehorende polarisatie van dien. Van verzoening of verbroedering was de rest van het jaar evenmin veel te merken. Het vertrouwen in instituties nam af. Het kabinet kreeg een historisch laag rapportcijfer van een 3,3. Ook het vertrouwen in het nieuws bleek gedaald. Verloren vertrouwen was vanaf de zomer te zien aan omgekeerde vlaggen in heel het land en hoorbaar tijdens de rijtoer op Prinsjesdag, toen gejoel en gefluit het traditionele gejuich overstemden. Tegen het einde van het jaar roerden ook klimaatactivisten zich door zich aan dingen vast te lijmen of eeuwenoude kunstwerken te besmeuren.

Dat het vertrouwen afneemt is voor cultuursocioloog Stef Aupers evident. Aupers, die in Amsterdam woont en werkt aan de KU Leuven als hoogleraar mediacultuur, linkt de eruptie van wantrouwen aan langer lopende sociologische processen. Zoals mondialisering, een veranderde toegang tot kennis en een bureaucratische overheid die regelmatig steken laat vallen. Zijn onderzoek richt zich vooral op complotdenkers. “Die groep vertegenwoordigt het vleesgeworden wantrouwen, maar bestaat lang niet altijd uit ‘wappies’.”

Ook sociaal-geografisch onderzoeker en publicist Josse de Voogd spreekt graag genuanceerd over het afgehaakte deel van de bevolking. In de Atlas van Afgehaakt Nederland – Over buitenstaanders en gevestigden, die hij in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken samen met columnist René Cuperus uitbracht, spreekt hij van ‘tot afgehaakt gemaakten’, naar analogie van de slavernijterminologie.

Het rapport werd onlangs besproken in de Kamer en het kabinet. Het beschrijft de vertrouwenscrisis tussen burgers en politiek langs geografische lijnen. “En dat ligt genuanceerder dan de bekende kloof tussen stad en platteland,” zegt De Voogd. “In bepaalde gebieden zie je een opeenstapeling van achterstanden, zoals een slechte gezondheid, eenzaamheid en een laag inkomen. Aan de andere kant zijn er ook in sommige regio’s nuances. Een deel rond Groningen is bijvoorbeeld economisch booming, en in veel christelijke gemeenten is dankzij sociale cohesie het onbehagen minder groot. In delen van Brabant degradeert nu de middenklasse. En rond de coronakwestie zijn alle rangen en standen van de bevolking vertegenwoordigd; dat verzet is, zoals de grap wil, diverser dan een gemiddeld D66-congres.”

De grootste tegenstelling blijft die tussen de hoogopgeleide Randstedelijke bovenlaag en de rest van het land.

Josse de Voogd, sociaal geograaf

Hoe meer je inzoomt op wijkniveau, hoe meer verschillen je ziet, zegt De Voogd. “In het algemeen is wantrouwen het grootst in ontkerkelijkte gebieden waar veel praktisch opgeleiden wonen. De grootste tegenstelling blijft die tussen de hoogopgeleide Randstedelijke bovenlaag en de rest van het land.” Onbehagen uit zich onder meer in helemaal niet meer stemmen of kiezen voor wat de auteurs van het rapport ‘buitenstaanderpartijen’ noemen, van de PVV tot Denk. 

De Voogd: “Een groot deel van de bevolking wordt niet vertegenwoordigd of gehoord in onze democratie. Er is weinig roulatie; vaak zijn het dezelfde partijen en politici die regeren. Voor buitenstaanderpartijen is het moeilijk om genoeg zetels te halen, of nieuwe partijen vallen in chaos uiteen. Belangrijker is dat buitenstaanders niet vertegenwoordigd zijn in de instituties. Voor invloed is meer nodig dan zetels. Buitenstaanderpartijen leveren bijvoorbeeld geen burgemeester en ook in de wetenschap en media zijn het vooral mensen met dezelfde soort opvattingen die de grootste invloed hebben.”

Vooral thema’s waar geen lobbyclubs achter zit blijven liggen, zegt De Voogd. “Binnen de bovenlaag vindt er een uitruil plaats tussen linkse lobby-issues als diversiteit en milieu en rechtse stokpaardjes als een conservatief economisch beleid. Dan krijg je dat voorzieningen worden afgeschaft, maar dat er wel wordt ingezet op diversiteitsquota op universiteiten. Iedereen heeft andere redenen om ontevreden te zijn, maar in grote lijnen is dit precies wat de meesten niet willen. De belangen van een grote groep mensen worden niet vertegenwoordigd, omdat er bijvoorbeeld nauwelijks een lobby is die gaat steigeren om sociaaleconomische misstanden.”

Volgens De Voogd kan de bovenlaag zich geen voorstelling maken van hoe een ander deel van de bevolking leeft. “Je merkt dat bijvoorbeeld aan zo’n uitspraak van Rob Jetten, die zegt dat niemand in de kou hoeft te zitten deze winter. Daarmee laat hij zien dat hij niet beseft dat een groot deel van de mensen al in de kou zit.”

Sommige groepen zijn wantrouwig om specifieke redenen of belangen, zoals Groningers die last hebben van overmatige gasboringen of boeren die hun bedrijf naar de knoppen zien gaan door het stikstofbeleid. “Toch vertaalt onbehagen zich niet een op een in grote protesten of rellen. Er is niet altijd een verband tussen de grootte van de groep die ontevreden is en de mate van protest. Verreweg de meeste mensen zijn bijvoorbeeld voor een strenger asielbeleid, maar rond dat thema blijft het relatief stil.” 

Het taboe rond het migratievraagstuk speelt daarbij een rol. De Voogd merkte dat ook toen hij kritiek uitte op het besluit om woningen met voorrang aan statushouders te geven in Utrecht. “Als je kritisch bent op zulk beleid, is het al snel alsof je statushouders aanvalt, terwijl je ook gewoon boos kunt zijn op een overheid die geen grip heeft op de kwestie.

“Rechts maakt er al snel een antimigrantenpunt van. Voor een deel van de linkse GroenLinks/PvdA-hoek waar ik in zit, is vragen stellen bij alles wat het migratiebeleid raakt uit den boze. Eigenlijk is alles wat Wilders zegt onbespreekbaar. Migranten worden gezien als kwetsbare vluchtelingen, terwijl er bijvoorbeeld ook een grote groep kansrijke kennismigranten is die eveneens druk legt op de huizenmarkt. Degenen die bovenaan de piramide van Maslow zitten (een ordening van behoeftes, met onderaan lichamelijke behoeften en bovenaan zelfontplooiing – red.) hebben geen idee hoe schaarste aan de onderkant van de samenleving werkt; daar geldt dat wat de een krijgt de ander níet krijgt.” 

In de asielcrisis krijgt De Voogd het gevoel dat de overheid geen idee heeft wat zij doet en continu verrast wordt door de instroom van mensen: “Je kunt politiek van mening verschillen over de oplossing; bijvoorbeeld minder instroom, meer huizen of een efficiëntere verdeling, maar ik heb nu het gevoel dat men maar wat doet. Tegelijkertijd is Nederland niet flexibel genoeg om mensen zelf met oplossingen te laten komen. Je zag dat met de tenten die ondernemers hadden neergezet voor de statushouders die in Ter Apel buiten sliepen. Die werden weggehaald, omdat het tegen de regels was.”

Het beeld dat alles goed geregeld is in Nederland, terwijl dat niet zo is, schuurt nog het meest: “Veel mensen vallen tussen wal en schip. Ik merkte dat zelf ook toen ik tijdens mijn studie na een besmetting met het Pfeiffervirus chronisch ziek werd. Als je door ziekte in de problemen komt, is er vaak geen enkel vangnet dat jou helpt qua inkomen, werk, of – destijds in mijn geval – bij het afronden van de studie. Het frappante is dat iedereen die niet met zulke problemen wordt geconfronteerd denkt dat alles goed is geregeld. Dat wekt bij het deel dat het minder getroffen heeft ook wrevel op.”

Nederland, het land waar het vertrouwen in de overheid doorgaans ongekend hoog is, heeft inmiddels het karakter van een laagvertrouwen-samenleving, toonde een studie van de Erasmus Universiteit Rotterdam al aan. Vlak voor het begin van dit jaar had nog maar dertig procent vertrouwen in de overheid. Maar vertrouwt de overheid de burger dan wel? In de politiek maakt het creëren van draagvlak vaker plaats voor dwang, bijvoorbeeld als het gaat om corona of woningnood. Het einde van de stroom van wantrouwensmaatregelen is niet in zicht: in een omstreden wetsvoorstel om witwassen tegen te gaan wil het kabinet alle financiële transacties van boven het luttele bedrag van honderd euro kunnen monitoren. In de controlemaatschappij heerst het wantrouwen en moeten risico’s zoveel mogelijk worden uitgebannen.

Het systeem van toezicht op basis van wantrouwen komt niet zonder kosten. Gezondheidseconoom en schrijver Marcel Canoy noemt op de website socialevraagstukken.nl tien nadelige gevolgen van de wantrouwende overheid, waaronder overbodig personeel, een opstapeling van administratieve lasten, politiek gedoe zoals bij het toeslagenschandaal en een aantasting van zelfredzaamheid. Wantrouwen is volgens hem besmettelijk: “Als jouw baas je niet vertrouwt, vertrouw je hem of haar ook niet meer en word je argwanender jegens je omgeving.” De bredere implicatie van het wantrouwenmodel is volgens de hoogleraar een grotere afstand tussen burgers en politiek en overheid, en landen die afglijden naar een low-trust society

Het wederzijdse wantrouwen wordt nog verergerd door een serie schandalen. De afhandeling van de toeslagenaffaire wekt weinig vertrouwen, maar ook het Groningse aardgasdrama laat sporen na, net als bijvoorbeeld sms-gate (waarbij premier Rutte een groot aantal sms’jes op zijn telefoon gewist bleek te hebben en zo de Archiefwet overtrad – red.) en de neiging om weinig openheid van zaken te geven. Zo betaalden sommige ministeries liever dwangsommen dan op tijd te voldoen aan informatieverzoeken op basis van de Wet open overheid (voorheen Wob). Ook in het stikstofdossier liet de overheid steken vallen; agrarische bedrijven stonden meerdere keren ten onterechte op een RIVM-lijst van grootste stikstofuitstoters. 

De grotere toegang tot kennis heeft niet geleid tot een open debat, maar tot een stammenstrijd tussen standpunten

Stef Aupers, hoogleraar mediacultuur

De Voogd: “De overheid vraagt steeds meer van burgers: we moeten privacy en vrijheid opgeven voor controle, maar daar staan niet meer voorzieningen tegenover. Voor schandalen geldt dezelfde dubbele moraal: als burger hoef je maar één keer de fout in te gaan om geruïneerd te kunnen worden door de Belastingdienst of een uitkeringsinstantie, terwijl de overheid steeds weer herkansingen krijgt.

“Als je al wantrouwig bent en je ziet Mark Rutte worstelen met de waarheid of ministers keer op keer hun beloften verbreken, dan is dat niet bevorderlijk voor het vertrouwen,” zegt hoogleraar mediacultuur Stef Aupers. Met zijn team doet hij onderzoek naar complotdenkers; in zijn woorden ‘het summum van verloren vertrouwen’.

Aupers: “Over het algemeen geldt dat hoger opgeleiden meer institutioneel vertrouwen hebben dan praktisch geschoolden. De groep complotdenkers is veel diverser en omvat ook hoogopgeleide mannen en vrouwen, doorgaans mensen met een spirituele inslag of liberale denkbeelden.” Sociaaleconomische status speelt hier een minder grote rol dan ‘biografische factoren’. “Zoals een traumatisch verleden of nare ervaringen met instituties: mensen hebben bijvoorbeeld meegemaakt dat artsen in het ziekenhuis elkaar de hand boven het hoofd hielden na een medische misser of ze hebben iets anders naars meegemaakt. Zo zijn de slachtoffers van de toeslagenaffaire mogelijk ook vatbaar voor complotdenken.”

Een overheid die het eigen falen met de mantel der liefde bedekt voedt wantrouwen, maar langlopende sociologische processen zijn net zo belangrijk. Aupers: “Vroeger was het duidelijk wie in het dorp de dienst uitmaakte. In onze tijd is bestuurlijke macht abstract. Anonieme regels en procedures bepalen het beleid. Door mondialisering is het al helemaal onduidelijk wie er aan de knoppen zit; veel politieke beslissingen worden op internationaal niveau genomen. Niemand kan zich in deze tijd eenvoudig een beeld vormen van hoe machtsverhoudingen in elkaar zitten, mensen met veel fiducie in de overheid ook niet. Wat complotdenkers doen is de macht verbeelden – zij geven het abstracte systeem een gezicht. Zo krijg je wilde theorieën over Illuminati die de muziekindustrie beheersen of ideeën over een regerende klasse van shape-shifting aliens. Ik geloof natuurlijk niet dat we door reptielachtige wezens worden bestuurd, maar voor sociologen is het een prachtige metafoor voor wat er aan de hand is: we zijn letterlijk alienated oftewel vervreemd van politiek en samenleving.”

De rationalistische manier waarop we onze samenleving hebben ingericht, draagt daaraan bij, zegt hij. “Regeren via regels is een efficiëntere bestuursvorm dan een koning of heerser die de dienst uitmaakt, maar het probleem is dat het bestuur een onmenselijk apparaat wordt. Met bureaucratisering verlies je per definitie je menselijke gezicht, dan krijg je het paarse krokodillenfenomeen. Je kunt ambtenaren niet meer aanspreken op hun menselijkheid of empathisch vermogen. Socioloog Max Weber beschreef dat proces al als een stalen kooi, waaruit ontsnappen haast onmogelijk lijkt.”

Dat vervreemding zich nu luid en duidelijk vertaalt in verloren vertrouwen heeft volgens Aupers ook te maken met een ‘kennisprobleem’. “Wetenschapsfilosofen wisten al langer dat wat als waarheid wordt gezien onlosmakelijk verbonden is met macht, maar nu zijn meer mensen zich daarvan bewust. Er is daarbij geen poortwachter meer die vertelt wat wel en niet waar is. Journalisten moeten concurreren met burgers, hetzelfde geldt voor wetenschappers. De meest fundamentele zaken worden soms betwijfeld, zoals dat de aarde opwarmt. De grotere toegang tot kennis heeft niet geleid tot een open debat, maar tot een stammenstrijd tussen standpunten.”

Aupers: “De boosheid van complotdenkers komt vooral door de autoriteit waarmee kennis wordt geclaimd. De manier waarop instituties kennisclaims pushen laat weinig ruimte over voor debat. Een deel gelooft dan helemaal niets meer van wat de overheid, wetenschappers of media zeggen. De media zoomen ook voortdurend in op een kleine groep ‘complotgekkies’, maar veruit de grootste groep bestaat uit twijfelaars. Mensen die wel de krant lezen en het nieuws volgen, maar ook de mogelijkheid openhouden dat de waarheid anders in elkaar steekt. Niet elke complotdenker is een ‘wappie’. Sommige klachten, bijvoorbeeld over de belangen van de farmaceutische industrie in de corona-aanpak, zijn wellicht legitiem. Dat iedereen met kritiek op de macht toch in het wappiehokje wordt gestopt, voedt de woede.”

Mensen uitsluiten via bijvoorbeeld censuur werkt averechts: “Los van het feit dat het niet altijd gemakkelijk is om te bepalen of kritiek rationeel of irrationeel is, heeft deplatforming (het ontnemen van een podium aan mensen met denkbeelden die extreem worden geacht – red.) het tegenovergestelde effect. Zo’n spreekverbod voor celebrity-complotdenker David Icke bijvoorbeeld is helemaal geen goed idee. In de periode nadat hem de toegang tot het land was ontzegd, zijn er waarschijnlijk meer boeken van hem verkocht dan daarvoor.

“Als er signalen zijn dat het vertrouwen afneemt, is de reflex van de overheid om dan maar beter te communiceren, maar daarmee bereik je meestal alleen de groepen die al vertrouwen hadden. Bij de rest bevestigt dat het idee dat er niet naar ze wordt geluisterd.” Vanuit het perspectief van de overheid is het beter om op verschillende manieren met verschillende groepen te communiceren, zegt Aupers. “Dat begint wel met de acceptatie dat er een groep mensen is die andere opvattingen heeft en vanuit een ander frame naar de wereld kijkt.” 

Vertrouwen hangt – niet verrassend – samen met een onpartijdige, betrouwbare overheid en moet van twee kanten komen. De kern is misschien medezeggenschap. Historicus Eva Rovers pleit daarom in haar boek Nu is het aan ons voor de instelling van burgerberaden, met willekeurige leden uit de samenleving die een permanente plaats krijgen in de representatieve democratie. Andere initiatieven willen weer inhoud geven aan het politieke midden, zoals De Nieuwe Denktank, die staat voor gezond verstand, nuchterheid en gemeenschapszin. 

De onvrede heeft op een paradoxale manier het onderlinge vertrouwen juist versterkt, zegt Aupers. “Je ziet dat mensen nieuwe banden smeden of elkaar vinden in hun gemeenschappelijke kritiek of wantrouwen, vaak ook in online echokamers. Voor de overheid is dat misschien geen goed nieuws, maar voor individuele mensen zelf vaak wel: zij voelen zich niet alleen staan – zij zijn verbonden in wantrouwen.”

Vertrouwen is het cement van de samenleving, zegt zowel Stef Aupers als Josse de Voogd. Maar te veel vertrouwen is ongezond, ‘want dan is niemand meer kritisch over het functioneren van overheid en instanties’. Met overvloedig wantrouwen ligt radicalisering op de loer. De Voogd: “De grote onvrede rond migratiekwesties is een sluimerende tijdbom die rechtse radicalisering kan voeden. Maar het zijn niet alleen extremen die radicaliseren. Radicalisering kan ook vanuit het midden komen. Bij de coronamaatregelen zag je hoe makkelijk ook het midden verregaande maatregelen steunde.”

De afgehaakten willen gehoord worden. In de praktijk gebeurt het omgekeerde. De Voogd: “Vooral een deel van de academische bovenlaag stelt zich hard op tegen andersdenkenden. Ze denken: als mensen maar goed nadenken, komen ze automatisch bij hun partijen of standpunten uit. Invloedrijke hoogopgeleiden zijn doorgaans radicaler dan de gemiddelde burger. Hun onverbiddelijke opstelling vergroot de polarisatie. Als het midden niet op een gezonde manier is vertegenwoordigd, worden burgers tussen de uitersten geplet.” 

Het terugvinden van vertrouwen dat verloren is gegaan is niet eenvoudig. Fiducie is niet te koop of zomaar maakbaar. Te veel wantrouwen kan tot potentieel explosieve situaties lijden. Of tot nog meer verwijdering tussen parallelle werelden. Zolang het orkest doorspeelt, lijkt dat een deel van de bevolking niet te deren. Maar als de bom barst, dan liggen we samen onder de puinhopen van verloren vertrouwen naast elkaar. 

bron: johan kleinjan