Spring naar de content

Het lijk op de Oudezijds Achterburgwal

In 1982 werd in een voormalig kraakpand op de Amsterdamse Wallen het lijk gevonden van een jongeman, dat er al jaren lag. Hij had een tatoeage met de tekst ‘Der Teufel soll mein Führer sein!’ De politie stond voor een raadsel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Oosterbeek

Hij lag erbij alsof hij in een diepe slaap was gevallen, de benen wat opgetrokken, de knieën licht gebogen. Eén arm leek onder zijn hoofd te zijn geschoven. Alsof hij geprobeerd had het zich zo comfortabel mogelijk te maken. Alleen die tuinslang, dat klopte niet. Waarom zat er een groene tuinslang om zijn benen gebonden? Had iemand geprobeerd hem te verslepen? En wanneer was dat dan gebeurd? Al direct nadat hij was overleden? Of pas veel later? Of toch al voor zijn dood? En wie had hem in dat tapijt gewikkeld? En natuurlijk: waarom? 

De patholoog-anatoom, dr. Zeldenrust, had erop gestaan zelf het lijk te komen bekijken op de plaats delict. Het was de eerste en de laatste keer dat hij een plaats delict bezocht. Er is een foto van gemaakt. Samen met een assistent buigt hij zich over een berg rommel waarin met enige moeite de contouren van een skelet zijn te ontdekken. 

Later op de sectietafel in het gerechtelijk lab is het skelet duidelijker te zien. Een man van 1,83 meter die er zo op het oog heel normaal heeft uitgezien. Alleen had hij voor een man van die lengte nogal kleine voeten gehad. Maat 38 is niet normaal voor iemand die 1,83 is. Maar ja, wat zegt dat? Er zijn nu eenmaal ook mensen die kleinere voeten hebben dan ze verdienen.

Op de Varkenssluis kon je terecht voor rohypnol, een slaapmiddel dat gecombineerd met wat alcohol van junkies stuiterballen maakte

Wat Zeldenrust nog meer vond? Dat hij tatoeages had gehad. Wel een stuk of tien. Doordat het lijk in een jarenlang afgesloten ruimte in een tapijt was gewikkeld, was de zuurstoftoevoer nogal belemmerd. Dat had er op zijn beurt voor gezorgd dat de ontbinding veel langzamer was verlopen dan normaal en er op de botten nog stukken huid had gezeten. 

Het opvallendst was een tatoeage op zijn rug. Op een opengevouwen hand brandde een kaars en stond de tekst: Der Teufel soll mein Führer sein! Op het rechter binnenbeen was een vlinder getatoeëerd, op zijn rechteronderarm een hartje en op zijn linker onderarm een tatoeage die in het politierapport werd omschreven als ‘een indianenkopje’. Ja, ’t zou kunnen dat het een hoofd van een indiaan is, maar echt duidelijk is dat niet. De andere tatoeages waren in de loop der tijd onleesbaar geworden. Iemand moet die tatoeages toch hebben gemaakt? Maar wie? 

Het waren de jaren zeventig en tachtig op de Amsterdamse Wallen. Over de burgwallen en in alle tussenliggende stegen zwierven honderden junkies rond. De Zeedijk was stevig in handen van de Surinaamse dealers. In cafés werden tafeltjes verhuurd waar heroïne kon worden gekocht. De grootste was Emil’s Place, op de kop van de Zeedijk. Voormalig wijkagent Joep de Groot: “Bij Emil vonden we de eerste heroïne. Daarna groeide de invloed van die handel razendsnel. Voormalige kroegen werden voor veel geld afgehuurd om deals te sluiten. Vaak werd de huur een jaar vooruitbetaald en kreeg de eigenaar, zwart, dertig- tot veertigduizend gulden toegestoken. Daarna werden de tafeltjes aan de dealers verhuurd. De gebruiker ging naar zijn favoriete dealer en deed zaken.” 

De tatoeage op de rug van het lijk

Door de komst van de cocaïne, begin jaren tachtig, en de zogenaamde ‘speedball’ – een combinatie van heroïne en cocaïne – werd het er niet rustiger op op de Zeedijk. De brug tussen de Damstraat en de Oude Doelenstraat, de Varkenssluis, nota bene op een steenworp afstand gelegen van het toenmalige stadhuis, op de plek waar tegenwoordig een chic hotel is gevestigd, werd al snel ‘de pillenbrug’ genoemd. Het was de plek waar je terechtkon voor rohypnol, een slaapmiddel dat gecombineerd met wat alcohol van junkies stuiterballen maakten. 

Spuiten slingerden rond in de zandbak van kinderspeelplaatsen in de Nieuwmarktbuurt. Amsterdam was het walhalla geworden van de heroïnescene en trok veel buitenlanders aan. Vooral Duitsers die hier hun tijdelijke roesgeluk probeerden te vinden kwamen in groten getale naar de hoofdstad. Elke week sneuvelde er wel één. 

De Groot, jarenlang verbonden aan bureau Warmoesstraat, het politiebureau dat verantwoordelijk was voor rust en orde in de buurt: “De brug tussen de Lange en Korte Niezel heette als snel de ‘Deutsche Brücke’. Er kwamen veel Duitse verslaafden op Amsterdam af, omdat de dope hier goedkoop was en makkelijker te krijgen. Dat leverde de stad wel ieder jaar vijftig, zestig dode jonge mannen en vrouwen op, doordat het spul hier ook veel sterker was dan in Duitsland. De meesten zijn niet aan de dope kapotgegaan, maar aan hun manier van leven: de blanke verslaafden veelal aan hepatitis of aids; de Surinamers, die de dope niet spoten maar rookten, aan verbrande longen.”

Ook de overheid bemoeide zich niet meer met de buurt. De Wallen waren terra incognita voor het stadsbestuur. Alles en iedereen werd aan zijn lot overgelaten en de seksbazen zorgden voor hun eigen beveiliging en schoonmaak. Op het hoofdkantoor van de stadsreiniging ontdekten buurtbewoners een plattegrond van Amsterdam waarop de Wallen afwezig waren: het was een grote witte vlek. Het vuil werd niet meer opgehaald, omdat de medewerkers van de reinigingsdienst er werden bedreigd: de vuilnisbakken werden namelijk gebruikt als opslagplaats voor drugs. 

Post werd er niet bezorgd en ook de politie vertoonde zich er alleen als ze met een groep waren en dan nog met grote tegenzin. Achter hun rug om werden ze bespot. Ze lieten het er vaak maar bij zitten, totdat het echt niet langer meer kon. Op 5 augustus 1986 was het zover: Peter Lugten, een 29-jarige hoofdagent, werd neergestoken op de Zeedijk. Hij was zo moedig geweest een dealer een pakje heroïne te ontfutselen. Dat pikte de man, een vast lid van de brigade der drugsleveranciers, niet en hij stortte zich ‘schreeuwend en tierend’ op Lugten, aldus toenmalig politievoorlichter Klaas Wilting. Lugten werd in zijn borst gestoken en overleed op weg naar het ziekenhuis. 

Amsterdam lag er in de jaren tachtig bij als een slonzige hoer

Het waren ook de jaren van de grote trek naar Purmerend en Almere. Gezinnen verlieten de stad. Tussen 1963 en 1984 daalde het inwonertal van de hoofdstad van 860 duizend naar 680 duizend. Met andere woorden: een vijfde deel van de bevolking verdween naar elders. De stad liep letterlijk leeg. De verkrotting sloeg genadeloos toe, panden kwamen leeg te staan en veel huizen en kantoren werden in de loop der jaren dichtgespijkerd. Het waren ideale overnachtingsplekken voor de junkies die van heinde en verre toestroomden. Ze braken de planken weg en verschaften zich toegang tot hun nieuwe onderkomen. De stad lag er in die dagen bij als een slonzige hoer. 

Eén van die dichtgespijkerde panden was Oudezijds Achterburgwal 143. Het was in 1972 opgekocht door het Gemeentelijk Grondbedrijf en dichtgemetseld tot het moment waarop de renovatie zou starten. Dat bleek pas tien jaar later het geval te zijn. In die tussentijd werd het pand gekraakt en bewoond door van alles en nog wat dat ronddobberde in de grote stad: Hare Krishna’s, verdwaalde provincialen, hippies, gestoorden, gesjeesde studenten, junkies. 

Toen de bouwvakkers in januari 1982 het pand betraden, was hun eerste taak de immense troep op te ruimen. Daarna kon er pas worden begonnen met de daadwerkelijke renovatie. Voor de deur stond een container, die regelmatig werd verwisseld voor een leeg exemplaar. Dat was nodig omdat er enorme hoeveelheden rotzooi uit het pand werd gehaald. 

Op 11 januari, een mooie, zonnige winterdag, waren de mannen in de benedenverdieping een berg steen- en houtafval aan het wegwerken, toen ze stuitten op een skelet met een tuinslang om z’n benen. Onmiddellijk werd het werk neergelegd. Onder de berg lag Teufelmann. 

Onderzoek van dr. Zeldenrust toonde aan dat het hier ging om een jongeman in de leeftijd tussen de twintig en de dertig. Eerder twintig dan dertig. Teufelmann moest hier al zeker een jaar of zes, zeven hebben gelegen. Veel preciezer kon Zeldenrust het niet maken. Behalve de tatoeages werd er op het stoffelijk overschot een ring gevonden waarin een steentje ontbrak, een horloge van het merk Bourbon Super de Luxe en een sweater met daarop University of Florida. In wat er verder nog restte van zijn outfit werden Duitse kledingmerkjes aangetroffen. Ook werden in de buurt van het skelet een paar briefjes gevonden. “Komm vorbei unbedingt. Kozmos 8 am.” Op een ander briefje is te lezen: “I’ll back in 10 min.” Daaronder een naam. Carl? Eric? 

Er werden geen aanwijzingen gevonden die wezen in de richting van een misdrijf. Er werden geen verwondingen aangetroffen. De overlijdensoorzaak kon niet worden vastgesteld. 

Er werd een buurtonderzoek gestart, de bouwvakkers werden gehoord en er werd aandacht besteed aan Teufelmann in een politiebericht in februari 1982. Het leverde allemaal niks op; niemand werd als vermist opgegeven. De zaak werd gesloten. 

De Zeedijk in de jaren tachtig

Totdat in de zomer van 2014 de zaak opnieuw werd opgepikt door het Cold Case & Review team van de Amsterdamse politie. Dit keer werd er een bericht uitgestuurd via het programma Aktenzeichen XY… ungelöst, het Opsporing Verzocht van de Duitse tv, dat er in de uitzending van 6 augustus van dat jaar aandacht aan besteedde. 

Het leverde zo’n zeventig tips op, maar al snel bleek dat die weinig waarde hadden. De meeste verwezen naar een blog van een zekere Andreas Pasternak, die een tatoeage heeft die veel lijkt op die van Teufelmann: ‘Satan soll mein Führer sein’. En die Andreas Pasternak was springlevend. In elk geval in 2014. 

In februari 2015 vertelde de rechercheur die de zaak onder zijn hoede had dat iemand zich had gemeld bij ‘een paardendiender’, de politie te paard. Die man vertelde dat hij Teufelmann had gekend en samen met hem op een schip op de binnenvaart had gezeten. Hij vertelde ook dat hij zelf gedetineerd was geweest en als thuishaven Hamburg had. “Melder zou onze man zelfs gefilmd hebben toen hij met hem aan het varen was,” aldus de rechercheur. “Je begrijpt, onze euforie was enorm.” De euforie sloeg echter al snel om in diepe teleurstelling, toen bleek dat de persoon om wie het ging in 2014 nog springlevend was. “We balen enorm!” verwoordde de rechercheur zijn gevoelens. 

Een jaar later werd het allemaal nog eens dunnetjes overgedaan in het SBS-programma Graf Zonder Naam, waarin Kees van der Spek ‘de Duivel uit Duitsland’ probeerde op te sporen. Hij kwam terecht in de krochten van de samenleving van onze oosterburen, maar het was alles tevergeefs: het resultaat van zijn zoektocht was nul. Er kon geen enkel nieuw aanknopingspunt worden gevonden.

Natuurlijk werd de hulp ingeroepen van Neerlands beroemdste tatoeëerder, Henk Schiffmacher. Nee, het waren zeker geen professionele tatoeages, constateerde hij. Het was duidelijk amateurwerk. Wel bleek uit een tip dat in Duitse gevangenissen af en toe werd getatoeëerd. Nee, niet met professionele tatoeagegereedschap, maar met behulp van de arm van een pick-up. De tatoeages werden aangebracht met de pick-upnaald. 

Het archief van Magies Sentrum De Kosmos werd uitgeplozen – een residu van het hippiedom in een statig pand aan de Prins Hendrikkade, waar eerst een club was gevestigd waar je kon dansen en later ook mediteren. Het leverde niks op, evenmin als een gesprek met de toenmalige directeur. Vage geruchten over sektes in Roemenië die met satansymbolen werken werden nagetrokken, maar liepen eveneens dood. De grafoloog die werd geraadpleegd over de ondertekening van een van de briefjes kon er geen naam uit deduceren. 

Teufelmann blijft tot op de dag van vandaag een mysterie. Wie waren zijn vader en moeder?

Zo blijft Teufelmann tot op de dag van vandaag een mysterie. Wie waren zijn vader en moeder? Hebben ze hem ooit gemist? Heeft hij broertjes en zusjes gehad? Was hij gelukkig? Waar kwam hij vandaan en waarom kwam hij naar Amsterdam? Hoe is hij doodgegaan? Waarom heeft nooit iemand naar hem geïnformeerd? Iemand moet de tuinslang om zijn benen hebben gebonden. Maar wie? Wanneer? En vooral: waarom? Was dat voor of na zijn dood? Vragen, vragen, vragen. 

Zeker is dat hij op maandag 8 maart 1982 om 10.00 uur ter aarde is besteld op de Nieuwe Oosterbegraafplaats: Nomen Nescio, van wie men de naam niet kent. Teufelmann was de tweede NN’er die werd begraven. Hoewel de stichting De Eenzame Uitvaart nog niet bestond, is de kans groot dat dichter van dienst Simon Vinkenoog – die een zwak had voor mensen als Teufelmann – tijdens de begrafenis een gedicht voor hem heeft voorgedragen.

Teufelmanns graf is al jaren geleden ontruimd. Het enige wat er nog van hem over is, is wat DNA. Uit zijn kaak.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.