Spring naar de content
bron: anp

Wim T. Schippers: de grote ontwrichter

De een lag slap van het lachen, de ander ontstak in blinde razernij. Zijn entree in de tv-wereld, nu een halve eeuw geleden, liet niemand onberoerd. Wim T. Schippers wordt deze zomer tachtig jaar, en nog altijd verwondert hij zich over de lulligheid van het bestaan. ‘Ja, hij ontregelt. Niet om leuk te zijn of zo, hij ís gewoon zo.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

“Ik moest een regenjas meenemen,” herinnert IJf Blokker (91) zich. “Tja, waarom, waarom… Nou ja, dat vroeg het artiestenbureau. Het zal met de auditie te maken hebben gehad.” En zo trok Blokker, tot dan toe drummer, ruim een halve eeuw geleden naar de Wondere Wereld der Audiovisuele Middelen, ook wel Hilversum geheten!

Eigenlijk wilde Blokker helemaal geen auditie doen. Ze moesten direct maar zeggen of hij in de rol van Fred Haché kon stappen of niet. “Maar toen nodigden Wim T. Schippers en kornuiten mij uit voor de lunch. Dat was het ene biertje na het andere. Uiteindelijk heb ik in benevelde toestand ingestemd met een auditie.”

De uitkomst daarvan was: niet geschikt voor de rol van Fred Haché. “Maar ze zagen in mij wel een goede tegenpool. Dat werd dus Barend Servet.” Eind 1971 maakte Nederland kennis met dit nieuwe creatuur. Eerst als aangever van Fred Haché, en later met zijn eigen Barend Servet Show. Servet was vaak ‘peu nerveux’ of kreeg ‘last van gekte’. En dat was nog maar het begin.

Wie Wim T. Schippers zegt, zegt ‘verdomd interessant, maar gaat u verder’. Of ‘gauw naar de bakker, voordat de grootste drukte voorbij is’. Of: ‘leuke lamp overigens’ (na een pandemonium van formaat).

Of je nu kijkt naar de Fred Haché- en Barend Servet Show of comedy’s als Het is weer zo laat, Opzoek naar Yolanda en We zijn weer thuis, telkens valt op hoe lustig VPRO-ster Schippers speelt met taal. Zo ontspint zich in We zijn weer thuis de volgende waterdichte dialoog tussen Nel (Truus Dekker) en zoon Simon (Wim T.).
N: “Een dienstmeisje is een dienstmeisje.” S: “Dat is een tautologie.” N: “Wat?” S: “Een uitspraak die waar is onafhankelijk van de waarheidswaarde van haar bestanddelen.” N: “Kan wel waar zijn.” S: “Ís waar.”

Schippers verzint nieuwe uitroepen als ‘pollens’ of voegt woorden samen die niets met elkaar te maken hebben, zoals ‘pardon reeds’. En met succes. ‘Pollens’ staat in de encyclopedie en ‘reeds’ wordt in een bepaalde groep zestigers nog steeds met enige graagte gebezigd. Te pas, en vooral te onpas.

‘Deconditionering’ noemt Jef Rademakers dat spel met woorden. De oud-tv-producent schreef er in 1974 een geleerd stuk over in het boek Het Barend Servet effect. Schippers doorbreekt vaste waarden en normen, betoogt Rademakers, en dat niet alleen op het gebied van taal. Ook maatschappelijke taboes als poep- en piesgrappen en de ‘heiligheid’ van religie en koningshuis gaan aan diggelen. Net als televisiewetten. Iemand interviewen met zijn gezicht achter een hanglamp? Voor Schippers geen probleem!

Normen, of ze nu gaan over taal of iets anders, berusten op afspraken. En afspraken kun je veranderen. Dat is het devies van Wim T. Schippers in al zijn media- en kunstuitingen. Hoezo geen vloer van pindakaas? Hup, hier heb je een vloer van pindakaas (collectie Boijmans Van Beuningen, 2011). Berend Boudewijn, die Schippers al vroeg in zijn carrière tegenkwam – ‘hij was er gewoon opeens’ – vertelt per telefoon: “Wim was van mening: de wereld zit vol met afspraken, maar die zijn niet met mij gemaakt.”

Jef Rademakers (72): “Wim bewijst dat je in de kunst en op tv kunt doen wat je zelf wilt: je eigen kijk op het bestaan zichtbaar maken. Zeer inspirerend.” De in Brasschaat woonachtige bedenker van onder meer Klasgenoten en De PinUp Club ontmoette de jarige voor het eerst begin jaren zeventig in Scheltema in Amsterdam. “Daar kwam met enige regelmaat een vaste groep cafégangers bijeen om te roepen, te gillen en te drinken. Wim was een van hen, samen met Ruud van Hemert, Wim van der Linden en Gied Jaspars, kortom de bedenkers van Fred Haché en Barend Servet, shows die – dat weet ik wel zeker – in dát café zijn geboren. Ik keek als pas afgestudeerd neerlandicus enorm tegen het viertal op. Wim was ontzettend geestig, maar ook een pestkop. Als iemands gezicht hem niet beviel, kon hij heel scherp uit de hoek komen. Sommigen waren bang voor hem.”

“Hij was streng,” schiet IJf Blokker te binnen, “vooral op taal. Eén keer riep Fred Haché ‘gehaktbal’ in plaats van ‘bal gehakt’. Dat moest van Wim meteen over. En terecht. ‘Bal gehakt’ klinkt veel intenser dan ‘gehaktbal’.” De repetities verliepen om nog een andere reden niet geheel kreukvrij. Er zaten nogal wat regisseurs op, om precies te zijn: bovengenoemd viertal. “Dat was verdomd interessant,” vindt IJf Blokker. Maar Berend Boudewijn (86) zegt: “Ze riepen tijdens de regie allemaal door elkaar heen. Gelukkig was er Ellen Jens, de vriendin en latere vrouw van Wim, die als producer de heren een beetje in het gareel hield. Ze schoven alles maar voor zich uit en dan moest Ellen weer naar de NOS om te bekennen: nee, we hebben nog steeds geen decortekeningen.” 

“Wim was de motor,” vertelt Jef Rademakers, “maar hij had het zonder Ellen, Ruud, Wim en Gied niet voor elkaar gekregen.” Via de laatste belandde Rademakers, tot dan toe wetenschappelijk medewerker van de Universiteit van Amsterdam, in omroepstad Hilversum, waar hij in 1977 samen met Schippers zitting nam in VPRO-Forum, een satirisch radioprogramma dat grossierde in redelijk absurde vragen als: we zijn dankzij de wintertijd een uur rijker, hoe heeft u dat extra uur besteed? Een jaar eerder maakte Rademakers samen met Boudewijn Een dure grap (NOS) over vijfentwintig jaar televisie in Nederland. Daarbij liet het tweetal zich dankbaar inspireren door Schippers. Rademakers: “We spraken een professor. Normaal gesproken zou je zo’n man voor een boekenkast zetten, maar wij kozen ervoor om hem in bad te filmen. Ik weet zeker: zonder het voorbeeld van Wim hadden we dat nooit gedurfd.”

Inderdaad, voorbeelden te over. Blote damesdans, een spruitjes doppende ‘koningin Juliana’, omvallende decors, spelers die halverwege de show plots ‘niet goed’ werden, schreeuw- en scheldpartijen, onbegrijpelijke speeches. Ach, alles één grote mislukking. Schippers, accountantszoon uit Bussum, wist precies waar de fatsoenlijke kijker begin jaren zeventig een hekel aan had, en juist daarom liet hij het allemaal zien. Er keken ‘tegen hun zin’ zo’n vijf miljoen mensen naar de VPRO-
sterren Fred Haché (Harry Touw), Barend Servet (IJf Blokker dus) en Sjef van Oekel (Dolf Brouwers).

Van het trio is alleen de middelste nog in leven. Zo’n 91 jaar oud is hij nu, en hij woont in een bejaardenhuis in Den Helder. We leggen hem de volgende tekst voor: “Blokker nació en Den Helder y estudió batería en la Amsterdamse Muziekschool, y trabajó en varias orquestas en los Paises Bajos y Alemania, incluida la Snip en Snap Revue.” “Wat is dat?” vraagt Blokker verrast. “Uw cv op een Spaanse website.” “O, daar weet ik niks van.”

Faam speelt in zijn leven geen rol meer. “Ik kan gewoon de straat over, en de meeste mensen met wie ik omga, kennen mij niet als acteur.” Dat was een halve eeuw geleden wel anders. “Ik wist aanvankelijk niet waar ik aan begon,” bekent Blokker, “maar na een paar uitzendingen kreeg ik het aardig in de gaten, al was het maar door de commotie in het land.” Na de ‘spruitjesshow’, waarin Servet de ‘koningin’ bestookte met vragen als: ‘Doet u aan breien en haken?’, waarop ‘Juliana’ antwoordde: “Dat stomme gebraak en gehei laat ik aan anderen over. Ik dop liever spruitjes”, na díe show dus ontving Blokker boze bommeldingen, brisante brieven en zakjes stront. 

De acteur maakte na het ‘spruitjesoproer’ nog drie Barend Servet Shows, maar het leuke was er voor hem wel af. “Ik had er geen trek meer in. Bovendien wilde ik af van het Swiebertje-effect: ik was niet Barend Servet, ik was IJf Blokker.” Toch heeft hij geen moment spijt van de sketch die leidde tot tierende Telegraaf-teksten en klamme Kamervragen. “Welnee, het is de enige scène waar de mensen het nog steeds over hebben. Ik ben er beroemd door geworden. Ja, Wim heeft mijn leven veranderd. Dankzij hem heb ik na Barend Servet nog een mooie acteurscarrière kunnen opbouwen.”

Ook muzikant en componist Clous van Mechelen zegt dat zijn bestaan door de tachtigjarige een andere wending heeft gekregen. “Voordat ik Wim ontmoette was ik heel precies: een blues was twaalf maten en niet dertien. Door Wim ben ik veel gemakkelijker geworden. Een voorbeeld? Na drie coupletten van Van Oekels Zuurkool met vette jus riep hij: het wordt een beetje eentonig zo, we moeten iets anders. Nou, dan speelde ik er als intermezzo gewoon een walsje tussen. Had ik toevallig toch al klaarliggen op de piano.”

In 1986 liet Schippers louter herdershonden optreden in het toneelstuk Going to the Dogs (waarbij de dieren zich volgens de schepper redelijk aan het script hielden). Wim T. als de grote ontwrichter? “Ja, op alle vlak”, beaamt Van Mechelen (81), “maar niet omdat hij het zo bedacht had. Dat is het interessante aan Wim: hij wil helemaal niet leuk zijn of zo. Hij ís gewoon zo.” ‘Gaat niet’ kwam in Schippers’ woordenboek niet voor, herinnert hij zich. “Als ik een fout ontdekte in de muziek, een onjuist akkoord of een verkeerde noot, en zei: o, dit kan niet, dan reageerde Wim steevast met: dan doen we het wél.” 

Of als Van Mechelen iets op piano wilde spelen, en Schippers wilde gitaar, dan werd het uiteindelijk gitaar. Vooral als Van Mechelen had tegengeworpen: maar op piano gaat het goed klinken. Lachend: “Dat ‘goed klinken’ was voor Wim meteen een enorm struikelblok. Hij zei overigens nooit: je moet het zus en zo doen. Nee, Wim zette simpelweg allerlei valstrikken voor je uit, en kreeg daardoor vroeg of laat altijd zijn zin. Ha!”

Dat gold ook voor de teksten. Van Mechelen, die zowel in Schippers’ tv-comedy’s als in diens radioshow Ronflonflon pianostemmer en organist Jan Vos vertolkte, vertelt dat elk woord precies moest worden
uitgesproken zoals in het script genoteerd. “Wim T. Schippers is Karel Appel op papier, krankzinnig goeie teksten. Maar soms waren ze verschrikkelijk moeilijk. Dan plakte ik ze als spiekbriefje op de rand van de tafel. Sjef van Oekel las zijn tekst, compleet met verkeerde klemtonen, letterlijk voor van levensgrote tekenvellen in de studio. Dát was zijn succes. Je ziet Van Oekel op tv vaak de verkeerde kant op kijken. Dan is hij op zoek naar een volgende zin.” 

Heeft Schippers navolgers op tv, een medium waarvoor hij al sinds halverwege de jaren negentig geen series meer maakt? IJf Blokker denkt dat LuckyTV zonder Schippers niet mogelijk was geweest. Jef Rademakers noemt Jiskefet. “Maar of jongeren Wim nog kennen? Ik betwijfel het. Als mijn dochters samen met mij naar De lachende scheerkwast zouden kijken, denk ik dat ze vooral zouden moeten lachen omdat ze míj zo zien schateren.” 

Voor de ongeoefende kijker mag het Schippers-circus één grote chaos lijken, zijn kunst- en mediacreaties hebben wel degelijk wortels: de Fluxus-beweging, een kunststroming die begin jaren zestig opgang maakte in Amerika. Galeriehouder Harry Ruhé, een kenner, legt uit: “Fluxus is een mix van allerlei kunstvormen, met een sterk ontregelende ondertoon. Die combinatie zie je in al Wims uitingen terug. Hij is, wat mij betreft, een kunstenaar van internationale allure. In 1969 had Wim in het Guggenheim kunnen staan, als hij op de uitnodiging had gereageerd. Op zich wel weer geweldig dat je zo’n kans laat schieten.” Met wijlen Frans Haks meent Ruhé dat ook Schippers’ tv-programma’s raken aan beeldende kunst. “Als je alleen al kijkt naar die schitterende decors.”

Decors waarin vaak ook iets pesterigs zit, zoals een showtrap die eindigt in een punt, zodat de afdalende ster het laatste stuk moet springen. Ook dat hoort bij Fluxus: het verwarrende of ‘lullige’ element. Schippers schreef er in 1961 samen met zijn kunst-kompanen Ger van Elk en Bob Wesdorp het A-dynamisch manifest over. Kunst moest saai zijn en waarachtig oninteressant, vond het drietal, en diende vooral ‘ter stadsontsiering en ter bemoeilijking van het betreden en verlaten van gebouwen’.

Ruhé (74), oprichter van de hoofdstedelijke Galerie A: “Natuurlijk is Wim een beetje een pestkop. Ik hoef alleen maar terug te denken aan de kuil die hij in 1965 maakte vlak voor de ingang van Slot Zeist. Bezoekers moesten zich echt in bochten wringen om niet te struikelen. ‘Een negatieve bijdrage’, noemde Wim het zelf. Ach, er is al genoeg brave kunst. Goed dat mensen zich af en toe een beetje boos maken.”

Opvallend is wel dat in de jaren zestig en zeventig, toen tal van kunstenaars, acteurs en schrijvers zich links engageerden, Wim T. Schippers de politiek ferm op afstand hield. En daarna trouwens ook. Jef Rademakers kan zich niet heugen dat hij zijn vriend ooit heeft betrapt op politieke of morele verontwaardiging. “Alles wat hij maakte kwam voort uit verwondering over de onbenulligheid van het leven. Dat vond hij heerlijk om te doen, en hij kon er zelf ook erg om lachen.” Berend Boudewijn vermoedt dat juist het apolitieke karakter van Schippers’ scheppingen ervoor hebben gezorgd dat ze de tand des tijds hebben doorstaan.

Zoals zijn eerste publieke optreden: het leeggieten van een flesje prik in de Noordzee eind december 1963. Harry Ruhé herinnert zich hoeveel opschudding dat onschuldige gebaar teweegbracht. In zijn boek Het beste van Wim T. Schippers, dat in 1997 verscheen bij de door Ruhé georganiseerde gelijknamige overzichtstentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht, noteert hij: “Het was de verjaardag van mijn grootvader, 2 januari 1964, en het huis zat vol met op sigaren kauwende tuinders in slecht zittende kreukelpakken (‘een koopje’), en hun door elkaar heen kakelende echtgenotes. De emoties liepen hoog op (–). Er was iemand die een flesje limonade in de zee leeggoot, en die twee museumzalen volstortte met respectievelijk zout en glas (–). En ook waren er met verf ingesmeerde blote dames te zien geweest. Ik begreep dat ik wat had gemist.”

Alles wat hij maakte kwam voort uit verwondering over de onbenulligheid van het leven

Jef Rademakers

Ruhé: “Ik vond Wim meteen geweldig! Zo totaal anders en nieuw. De jaren vijftig en begin jaren zestig waren een benauwende tijd, zó keurig allemaal. Ik wilde verrast worden. Nou, dan moest je bij Wim T. Schippers zijn. In de kunst gebeurde het. Dáár zat het avontuur, niet in het dagelijks leven.”

Met het leeggieten van het flesje Green Spot in Petten aan Zee, geregistreerd door VARA’s Signalement, onder het toeziend oog van Willem de Ridder, was Wim T. Schippers meteen een nationale bekendheid. Typisch Fluxus, vindt Ruhé, om kunst te presenteren op een manier die niet aan kunst doen denken. “Door een simpele handeling als in Petten ontregel je het alledaagse. Dát is de verbindende schakel tussen alle beeldende kunst van Wim, of je het nu hebt over het flesje, de pindakaasvloer, de vloer van glasscherven of een recenter kunstwerk als de zwevende steen, getiteld Het is me wat.”

En dan zijn we de gigantische hondendrol nog vergeten die Wim T. achterliet op het Mediapark. Station-nement gênant heet het gevaarte bij het VPRO-gebouw, waarvan je, volgens doorgewinterde Hilversummers, een glimp kunt opvangen wanneer je je op het zogenoemde Dievenpaadje begeeft en daar door het hek gluurt.

Waarmee we zijn terug gekomen in de mediastad, waar op 7 mei 1974 Schippers’ absurde KRO-tv-spel Martha het levenslicht zag. Als je rept van onnavolgbaarheid, wat in al zijn tv-producties een belangrijke rol speelt, dan hebben we hier toch wel de hoofdprijs te pakken. Alsof je midden in een film valt, daardoor steeds de draad kwijt bent, maar toch blijft kijken.

Toenmalig regisseur Berend Boudewijn blikt er met veel genoegen op terug. “Het idee achter Martha was: je ligt in het gras, er komen fietsers voorbij en je hoort telkens flarden van conversaties. Je weet niet: zijn het broer en zus, zijn ze getrouwd, vrienden misschien? Wim vond dat razend interessant en zei: ik ga een tv-stuk schrijven waarin volstrekt onduidelijk is waarover het gaat. Een schitterend uitgangspunt, niet? Centraal stond een Wassenaarse villa waar allerlei intriges speelden. De scènes waren geheel afgerond en zelfs spannend. Dat ging ongeveer zo: ‘Gerard kwam gisteren nog.’ ‘Gerard? Wat wou die dan?’ ‘Weet ik niet, maar goed, je kent hem.’ Waarbij de kijker zich gepijnigd afvroeg: ja maar, wie is nu in godsnaam die Gerard?”

Boudewijn herinnert zich dat ook de acteurs soms met prangende vragen rondliepen. “Ann Hasekamp vroeg aan Wim: hoe moet ik kijken als ik aan Frits denk? Vaak volgt dan een advies in de trant van: denk maar aan je overleden zusje. Maar Wim zei: denk aan een blik sperziebonen. Hij wist: de kijker ziet toch alleen maar dát je peinst, niet waaróver je peinst. Ann Hasekamp heeft lange tijd her en der rondverteld dat ze zelden zo’n interessante aanwijzing had gekregen.”

Een uiterst oorspronkelijke geest, zo betitelt B.B. Wim T., een man die verbaasd om zich heen kijkt en vraagt: waarom doen we de dingen zoals we ze doen, waarom vinden we spannend beter dan saai, waarom verzamelen we postzegels en breken we wereldrecords? Boudewijn: “Om dan als antwoord te geven: God mag het weten, als-ie bestaat.”  

De VPRO zendt op 30 juni rond 22.20 uur op NPO 2 een interview uit met de tachtigjarige Wim T. Schippers, later terug te zien via NPO Start.