Spring naar de content
bron: jeroen jumelet/anp

Leve het meningsverschil

Nieuwsconsumenten hebben meer keuze dan ooit, lijkt het. Maar daaronder schuilt eenvormigheid en weinig wezenlijk debat. Een nieuwe generatie mediawatchers levert kritiek op het huidige landschap en laat zien hoe het óók kan. ‘De journalistiek zou bij uitstek moeten investeren in het opsporen en benadrukken van ideologische verschillen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

“We leven niet mét de media, maar ín de media.” Deze uitspraak van hoogleraar mediastudies Mark Deuze uit 2013 verklaart misschien waarom talkshows tegenwoordig zoveel emoties oproepen. Een goed voorbeeld hiervan was de rel rond Vandaag Inside, nadat Johan Derksen live in de uitzending had verteld over een onverkwikkelijke seksuele escapade toen hij 24 jaar was. Na de mediastorm kondigde Johan Derksen zijn vertrek aan en verdween Vandaag Inside voorlopig van de buis. (Inmiddels is het programma teruggekeerd op televisie.) 

Menigeen sprak over het tijdelijke verdwijnen van Vandaag Inside als was er een stukje van hun ziel afgepakt, terwijl het andere kamp zich juist verheugde. Het verklaart ook waarom AD-columnist Angela de Jong in talkshows verschijnt alsof ze in haar eentje het geweten van Nederland is, terwijl ze feitelijk slechts tv-recensent is. En waarom we zo massaal aan haar lippen hangen als ze het heeft over BN’ers, programma’s en machtsspelletjes tussen zenders en media-tycoons. De grens tussen waar media ophouden en ons eigen gedachteleven begint lijkt vager dan ooit. Daarmee is Angela de Jong niet zomaar een scribent die haar mening geeft over wat we op tv te zien krijgen, maar een nogal grove loodgieter die in ons zieleleven zit te peuren, met alle juich- en haatreacties die daarbij horen.

We kunnen haast niet meer naar media kijken als naar een gewone bedrijfstak: we worden er continu door achtervolgd als door een mobiele spiegel. Omdat de aanwezigheid van internet en sociale media eerder zal toe- dan afnemen, is ons bewustzijn van wie-we-zijn gedoemd terrein in te leveren ten gunste van ons bewustzijn van wie-we-door-de-ogen-van-de-camera-zijn. De moderne mens is volgens de Amerikaanse antropoloog Thomas de Zengotita dan ook veroordeeld zich deels of geheel als ‘acteur’ op te stellen.

Het is aan politieke schijterigheid te danken dat omroep Ongehoord Nederland is toegelaten

Lars Duursma, mediadeskundige

In zijn bekendste boek Mediated (2005) beschrijft De Zengotita hoe de gemediatiseerde samenleving steeds nieuwe podia en scènes creëert waar we niet meer vanuit de zaal onbespied uitzicht op hebben, maar waaraan we zelf meedoen als acteurs. Het zou verklaren waarom zakelijke kritiek op journalisten – denk aan de keurig nette, ingezonden brief van weleer – zo hopeloos gedateerd aandoet en vervangen lijkt door haatmails en fysieke bedreigingen. Immers, vanuit de podiumgedachte bevinden journalist en nieuwsconsument zich in dezelfde scène, op ‘gelijke hoogte’. Zo kan het gebeuren dat NOS-journalisten het logo van hun opdrachtgever op auto’s of andere apparatuur zijn gaan afplakken vanwege het gevaar aangevallen te worden. En dat de hoofdredacteur van het NOS Journaal een hoofdpijndossier met zich meetorst over de veiligheid van zijn personeel. Voeg daarbij het hardnekkige beeld dat je mede-acteurs op het podium tegen je zin bijna altijd ‘linkser’ en ‘progressiever’ zijn dan jijzelf, en dat je daarom moet meespelen in scènes waarin je jezelf niet herkent, en de hetze tegen de ‘linkse media’ – waar ook vele politici inmiddels niet vies van zijn – is geboren. De podiumgedachte van De Zengotita is zoveel jaren later zozeer bewaarheid geworden dat je journalisten zou willen afraden op Twitter actief te worden. Dat is tenslotte hét platform waar nieuwsmakers en -afnemers elkaar op ‘gelijke hoogte’ tegenkomen en waar verbale agressie – niet zelden als voorloper van fysieke agressie – welig tiert. Maar de werkelijkheid van 2022 is dat het overgrote deel van de journalisten niet alleen actief is op Twitter, maar er hartstochtelijk vóór en ván leeft!

Twee mediawatchers die de emotie juist met succes weten uit te bannen en hun verschillende visies op het medialandschap tot in den treure koel blijven beargumenteren, zijn voormalig wereldkampioen debatteren Lars Duursma (1982) en veelgevraagd spreker, schrijver en Amerika-kenner Victor Vlam (1984). In hun wekelijkse podcast De Communicado’s becommentariëren ze met het fijnst denkbare fileermes de gedragingen van de pers. Ogenschijnlijk hopen ze het ooit samen eens te worden en dat er een handboek over zoiets als ‘gezonde en verantwoorde media’ uit zal rollen. Maar dat stadium bereiken ze natuurlijk nooit, want dat zou het einde van hun podcast betekenen. 

Om een indruk te krijgen van hun onderwerpen: recentelijk hebben ze podcasts gewijd aan het westerse verbod op de Kremlin-propagandazender Russia Today (RT), het einde van de talkshow M en de ophef rond Johan Derksen. Vlam is van de twee degene die vindt dat de mythe van de linkse media verre van mythologisch is, maar op waarheid berust.

“De intellectuele nieuwsgierigheid is ongelijk verdeeld in de media,” meent Vlam. “Neem als voorbeeld de nieuwe transgenderwet. Met die nieuwe wet wordt het mogelijk dat je geheel eigenhandig, en onafhankelijk van hoe je geboren bent, de geslachtsregistratie in je paspoort kunt bepalen. Daarmee wordt in feite het verschil tussen man en vrouw opgeheven. Dat zoiets fundamenteels in de media nauwelijks ter discussie wordt gesteld, is veelzeggend. De angst onder journalisten om als transfoob te worden neergezet is kennelijk dermate groot dat het onderwerp goeddeels gemeden wordt. Terwijl je van werkelijk vrije media zou mogen verwachten dat ze nieuwsgierig zijn naar alle soorten standpunten, en die standpunten continu bevragen. In het geval van de transgenderwet zie je een enorm gebrek aan intellectuele nieuwsgierigheid naar de mensen die ertegen gekant zijn.”

In schril contrast met de desinteresse voor de transgenderwet staat, volgens Vlam, de intellectuele alertheid van de pers als het over abortus gaat. “Eind vorig jaar werd in Texas de abortuswet aangescherpt. Moet je eens kijken hoeveel Nederlandse media daar aandacht aan hebben besteed. Terwijl je zou kunnen zeggen: wat in Texas gebeurt heeft toch nauwelijks invloed op Nederland?” Volgens Vlam, auteur van het boek Denken als Donald Trump, toont het aan dat media progressieve thema’s, zoals vrouwenrechten, klimaat en inclusiviteit, veel hoger op de agenda hebben staan dan conservatieve thema’s, zoals immigratie en de zogeheten cancelcultuur. “Als je de Nederlandse pers als maatstaf neemt, is het lastig te begrijpen dat Donald Trump ooit tot president van Amerika is gekozen. Terwijl hij als een van de eersten opstond tegen de cancelcultuur, en een deel van zijn populariteit te danken heeft aan zijn verzet daartegen. Op de Republikeinse conventie was zelfs een heel programma aan de in hun ogen verderfelijke cancelcultuur gewijd. Maar daarover is hier nauwelijks bericht.”

Tegenhanger Lars Duursma, volgens het Amerikaanse blad Businessweek een ‘highly-visible expert on rhetoric and persuasion’ en in het dagelijks leven iemand die CEO’s bijstaat op communicatiegebied, heeft een veel gunstiger beeld van onze media. Zo heeft hij wel degelijk opiniestukken gezien over de transgenderwet. “We moeten niet de fout maken de media gelijk te stellen aan televisie. Kijk alleen al naar ons krantenlandschap: dat zou ik niet eenvormig willen noemen. Een grote krant als De Telegraaf kun je met de beste wil van de wereld toch niet als links betitelen? En het AD ook niet. Kortom, alle geluiden komen aan bod. Zeker als je ook de sociale media met hun enorme pluriformiteit meerekent, is er altijd wel iets te vinden van jouw smaak. Vergelijk dat eens met het Rusland van nu.”

Dat niet alle thema’s in de journalistiek even snel aanslaan, beaamt Duursma. Maar dat alleen rechts-conservatieve onderwerpen daar last van hebben, ontkent hij met klem. “Hoe lang heeft het wel niet geduurd voordat de klimaatkwestie op de voorpagina’s stond? Zo’n dertig jaar. Dan hebben al die progressieve journalisten van jou, Victor, dus wel heel lang zitten slapen.” Vlam reageert lachend. “Het heeft inderdaad lang geduurd voordat het klimaat zijn rechtmatige plek in het debat heeft gekregen. Maar nu het die plek veroverd heeft, zie je hoe ijverig de journalistiek het hoog op de agenda houdt. Het is bijna een love affair. En laat juist glashelder zien dat sommige thema’s door de media veel serieuzer worden genomen dan andere. Voor de duidelijkheid: ik ben niet tegen klimaatbeleid. Ik vind ook dat we de klimaatwetenschap serieus moeten nemen.”

Een ander voorbeeld van een thema dat de pers volgens Vlam opzichtig laat liggen is de contraire positie van Forum van Democratie inzake de Oekraïne-oorlog. “De vraag waarom Thierry Baudet hardnekkig de kant van Vladimir Poetin blijft kiezen lijkt me mega-interessant. Wat heeft Poetin nu precies dat aansluit bij zijn wereldbeeld? Er is geen journalist die erin duikt.” Duursma: “Dat is ongeveer hetzelfde als in de jaren dertig aan NSB’ers vragen waarom ze Hitler steunen.” Vlam: “Kijk! Dat is precies wat ik bedoel. Lars claimt hier het morele gelijk als reden om iets niet te willen onderzoeken. Terwijl ik denk: ik wil weten wat de beweegredenen van Baudet zijn om Poetin te blijven verdedigen. Zolang niet helemaal duidelijk is wie ‘goed’ is en wie ‘fout’, en hoe ‘goed’ en hoe ‘fout’, moet je mijns inziens nieuwsgierig blijven.” Duursma: “Na de slachtpartij in Boetsja lijkt me dat wél helemaal duidelijk, toch?” Vlam: “Maar dan nog: er is enorme behoefte om de motieven van Baudet te onderzoeken. Op de podcast waarin ik zijn steun voor Poetin indringend bevraag zijn de meeste reacties binnengekomen.”

De grens tussen waar media ophouden en ons eigen gedachteleven begint lijkt vager dan ooit

Met de toelating van Ongehoord Nederland (ON) tot het publieke bestel is de mythe over linkse media een nieuwe fase in gegaan. Er heeft zich immers een omroep genesteld die zich ten doel lijkt te hebben gesteld alles te ontheiligen waar links-liberale media voor staan. Duursma, die normaliter diplomatiek van toon is, veroorlooft zich voor het eerst een uitschietertje: “Het is aan politieke schijterigheid te danken dat ON is toegelaten. En we hebben er een omroep voor teruggekregen die het streven naar waarheidsvinding niet bepaald bovenaan heeft staan. Ik ben voor alle perspectieven, maar als je dat essentiële streven laat varen, kom je uit bij desinformatie. Zo suggereerde de mediadirecteur van ON op Twitter zonder enig bewijs dat er fraude is gepleegd bij de Franse verkiezingen. Dat is zeer kwalijk. Het is triest dat ON het sterke merk NPO nu negatief kan beïnvloeden. Helaas is de politiek gezwicht voor een kleine minderheid die zich zogenaamd niet gehoord of gezien voelt.”

Vlam ziet het, logischerwijs, anders: “Zo’n twintig procent van het Nederlandse electoraat stemt populistisch-rechts. Dan zou het toch heel vreemd zijn als die mensen uitgesloten zouden worden van vertegenwoordiging binnen de NPO? Op grond waarvan?” De bejegening van Ongehoord Nederland sterkt Vlam in de overtuiging dat de claim op het morele gelijk een nuchtere beoordeling vanuit de journalistiek onmogelijk maakt. “Ik heb zelf een keer in Ongehoord Nieuws gezeten en ik werd meteen geconfronteerd met sceptische reacties van mensen bij andere omroepen. Terwijl ik bij ON precies hetzelfde zei als wanneer ik achter een andere microfoon had gezeten.” Ook de gereputeerde viroloog Ab Osterhaus waagde het bij Ongehoord Nieuws aan te schuiven, hetgeen hem op een fikse Twitterstorm kwam te staan. Vlam: “Wat kreeg die man ineens een drek over zich heen, zeg. Alsof Osterhaus ineens niet meer goed snik was.”

Vlam poneert de stelling dat de mediasector tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met wetenschap: van beide zou je willen dat ze zaken waarachtig onafhankelijk onderzoeken en interpreteren, maar noch de wetenschap noch de media kunnen die belofte inlossen. Sterker, we raken er zijns inziens steeds verder van verwijderd. “Wetenschappers moeten steeds vaker vooraf aantonen dat hun onderzoek ‘relevant’ is. Terwijl we allemaal weten dat de grootste vindingen voortkomen uit fundamenteel onderzoek, dat helemaal niet wordt ingekaderd door allerlei door derden gewenste resultaten.” 

Ook in de journalistiek ziet hij die gewenste onafhankelijkheid niet dichterbij komen. “Journalisten zijn op zoek naar erkenning binnen hun peergroup. Die drang wordt niet minder. En één ding kan ik je vertellen: wanneer je het als journalist opneemt voor Wilders of onderzoek doet dat mogelijk in zijn straatje past, zul je van je vakgenoten heel weinig erkenning krijgen. Het overgrote deel van de journalisten valt nu eenmaal binnen het profiel: progressief, Randstedelijk, hoogopgeleid. Wil je carrière maken, dan helpt het dus enorm wanneer je het progressieve, Randstedelijke, academische wereldbeeld omarmt. En vanuit die visie de werkelijkheid bevraagt.” 

Duursma sluit zich deels bij deze kritiek aan, maar wil de journalistieke blik niet zozeer verruimen door vanuit radicalere of volksere standpunten de wereld in te kijken, maar door meer talent met een migratieachtergrond te interesseren en omarmen; hij vindt de journalistiek dus te wit. 

Daniëlle Arets, als lector journalistiek en innovatie verbonden aan de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg, meent dat het neoliberale ‘narratief’ dermate dominant is geworden dat gewone mensen – dat wil zeggen gewone kiesgerechtigden – nauwelijks nog begrijpen wat de verschillen zijn tussen de grote politieke partijen. “Tegenwoordig claimt de VVD bijna net zo hard dat ze voor duurzaamheid en het tegengaan van klimaatverandering is als GroenLinks. Alleen als je tijd en zin hebt om partijprogramma’s naast elkaar te leggen, zie je verschillen. Maar wie doet dat?” 

Zich baserend op het werk van de Waalse politicoloog Chantal Mouffe vindt Arets dat de journalistiek bij uitstek zou moeten investeren in het opsporen en benadrukken van ideologische verschillen. Zodat nieuwsconsumenten uit verschillende, zich helder van elkaar onderscheidende ‘narratieven’ kunnen kiezen. Waarbij het bij het journalistieke vakmanschap vooral de kunst is om in de kakofonie van meningen duiding te bieden. Arets: “De verzuiling uit de twintigste eeuw bood een veel helderdere structuur, waarin verschillen duidelijk waren en getolereerd werden. In de huidige fluïde samenleving lijkt de tolerantiegraad voor die verschillen te slinken. Voeg daarbij het gegeven dat journalisten die verschillen benadrukken het risico lopen persoonlijk te worden aangevallen, en je ziet een negatieve spiraal opduiken waar we een uitweg uit moeten vinden.”

Wil je carrière maken, dan helpt het enorm wanneer je het progressieve, Randstedelijke, academische wereldbeeld omarmt

Victor Vlam, mediadeskundige

Arets omschrijft zichzelf als een ‘positief mens’. Het laatste wat ze wil is in de klaagmodus gaan zitten, dus probeert ze met volle kracht een nieuwe generatie journalisten te leren ‘verschillende narratieven’ boven water te halen. Op de Tilburgse journalistenopleiding worden studenten aangesproken op hun persoonlijke drijfveren (‘student-gecentreerd leren’) en hun vermogen open te staan voor nieuwe journalistieke rollen en vormen. Enthousiast vertelt Arets over projecten waarbij studenten verhalen maken op minder voor de hand liggende locaties (achterstandswijken) of in nog minder voor de hand liggende vormen (‘sommige Insta-stories zijn indrukwekkend qua nuance!’). 

Haar lectoraat kijkt nadrukkelijk ook naar buitenlandse voorbeelden. Zo wordt Daniëlle heel vrolijk van een initiatief bij het gezaghebbende Duitse weekblad Die Zeit, waar met inzet van algoritmes lezers met opponerende standpunten in kaart worden gebracht. Vervolgens laten ze die lezers over actuele issues debatteren, waarbij journalisten meeluisteren. “Dan lever je als medium echt een bijdrage aan het beter leren begrijpen van verschillen. Fantastisch!”

Het mooie van dit laatste initiatief is dat een medium, in dit geval een Duits tijdschrift, aansluit bij de door Mark Deuze en Thomas de Zengotita geformuleerde gedachte dat we ‘in de media leven’. En van daaruit niet bij de pakken gaat neerzitten maar op een originele manier een eigen podium creëert, waarop mensen die het in het dagelijks leven onderling over bijna alles oneens zijn met elkaar in contact komen. En hopelijk leren begrijpen waarom ze het met elkaar oneens zijn, en dat daar op zichzelf niets mis mee is. Arets: “Dit project, My Country Talks, is een geweldige manier om mensen die in hun eigen gelijk zitten opgesloten weer met elkaar te verbinden.” Vlam: “Het grote achterliggende probleem dat je in media weerspiegeld ziet is dat we veel te intolerant zijn geworden jegens meningsverschillen. En dat de media de taak op zich zijn gaan nemen meningsverschillen te voorkomen, of te sturen.” Arets: “Terwijl je in die bijeenkomsten van My Country Talks juist ziet dat het meningsverschil de grondstof is van het helende gesprek.”