Spring naar de content
bron: Chris van Houts

Fred Hisschemöller (99): ‘Na mijn ontsnapping uit de trein ben ik nooit meer echt bang geweest’

In zijn boek Dat deed je gewoon vertelt oud-geschiedenisleraar Fred Hisschemöller (1922) over zijn eeuw. Aan de hand van zijn persoonlijke verhaal laat hij zien hoe de geschiedenis in de twintigste eeuw zich heeft ontvouwd. HP/De Tijd zocht ‘s lands oudste debutant op.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Eva Selderbeek

Het menselijk geheugen is meer dan een harde schijf. Herinneringen aan 99 jaar mensenleven zijn vergeeld, bewerkt, bijgeschaafd en aangepast. Dus is het boek over zijn levensverhaal betrouwbaar? Nee. Maar authentiek, dat zeker wel. Fred Hisschemöller is met zijn 99 jaar de oudste debutant van Nederland. Dat deed je gewoon werd de toepasselijke titel van zijn boek, want je moet vooral niet denken dat hij die verhalen nou zelf zo ontzettend bijzonder vond. Zijn droom om schrijver te worden liep dan ook stuk op een gebrek aan verhalen. Van dat gebrek is nu niets meer te bekennen. Hisschemöller is een geboren verteller. Schijnbaar achteloos loodst de nieuwbakken schrijver zijn lezers langs een jeugd ten tijde van de verzuiling, door woelige oorlogsjaren getekend door verzetswerk richting het grootste liefdesverhaal van zijn leven: Jannie. Al overleed zij ruim tien jaar geleden, haar bed staat nog altijd midden in de kamer in de flat in Bilthoven. Door de ramen op de tweede verdieping kun je door de boomtoppen heen nog net het park zien. “We konden toen we hier kwamen wonen ook een flat op acht hoog krijgen. Daar hebben we voor gepast. Halverwege de hemel voel je de natuur niet meer.” Huishoudelijke hulp Janneke zet nog wat lunch op tafel. Op 99-jarige leeftijd laat het kortetermijngeheugen wel eens iets te wensen over. Deze afspraak was Fred dan ook vergeten. Met het langetermijngeheugen, de bewaarplaats van zijn levensverhaal, is echter niets mis. En praten kan prima tijdens de lunch, zo blijkt. Want als Fred Hisschemöller eenmaal begint met praten, vloeien de verhalen door de ruimte.

Debuteren op 99-jarige leeftijd getuigt van een vermogen om vooruit te kunnen blijven kijken. Dat doen niet veel leeftijdsgenoten u na. Wat maakte dat dit boek er nu nog moest komen?

“Dan veronderstel je dat ik een mooi uitgewogen motief had om dit boek te gaan schrijven. Dat is helemaal niet zo. Janneke luisterde graag naar mijn verhalen en zei dat ik die eens moest opschrijven. Ze vond het zonde als die verloren zouden gaan. Al heb ik vroeger wel gedacht: misschien moet ik schrijver worden. Ik haalde hoge cijfers voor opstellen en was een leeskind, dus ik kende schrijvers. Maar ja, ik had geen verhalen.”

U bent tijdens de oorlog sociale geografie gaan studeren, waarna u docent Aardrijkskunde en Geschiedenis bent geworden. Zat dat leraarschap altijd al in u?

“Ach wel nee. Mensen zeggen wel eens: jij bent een geboren leraar. Niks geboren, puur toeval! Ik had een baan nodig na de oorlog, en een medestudent had een baan als leraar op een Montessorilyceum waar hij mee wilde stoppen. Ik kon die baan zo overnemen. Als die vriend toevallig had gewerkt als journalist bij een krant, was ik journalist geworden. Inmiddels is dat leraarschap zo met mij meegegroeid dat het vervlochten zit in het boek. Het heeft mij overtuigd van de enorme rol van toeval in een mensenleven.”

U beschrijft dat u leerlingen via de geschiedenislessen handvatten meegaf om beter te kunnen dealen met hun eigen tijd. Waarom leent de geschiedenis zich zo goed als leidraad voor het heden?

“We kwamen toentertijd net uit de Tweede Wereldoorlog, en zaten midden in de Koude Oorlog. De verhouding tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie was enorm gespannen. Beide kanten hadden een atoombom waarmee de wereld in vlammen op kon gaan. Dat was niet alleen een angst, het was de realiteit. Leerlingen vroegen mij daar naar: Meneer Hisschemöller, krijgen we weer oorlog? Daar probeerde ik in mijn lessen op in te spelen. Je leert als historicus om orde te scheppen in de chaos. Daarvoor heb ik toen een eigen methode bedacht, waarmee ik in onze huidige tijd begon, en stapsgewijs uitlegde hoe we in die situatie terecht waren gekomen. Door de Eerste Wereldoorlog uit te leggen, snapten ze hoe we in de Tweede Wereldoorlog terecht waren gekomen, en hoe de Koude Oorlog daaruit volgde. Leerlingen willen niet steeds beginnen bij de Hunebedbouwers. Ze willen begrijpen wat ze in de krant lezen. Door sprongen te maken in het verleden en die te verbinden aan het heden, neem je een stuk dreiging weg. De angst is niet minder reëel, maar er komt beheersing in het brein. Je weet in ieder geval waar je bang voor bent. De redeloze angst, angst voor het onbekende, is dan weg.”

Angst is een interessant thema in het boek, met name omdat het veelal lijkt te ontbreken. Uit de passages over de oorlog blijkt bijvoorbeeld weinig angst uwerzijds. Was die angst er daadwerkelijk niet?

“Natuurlijk was die angst er wel. Je wist dat je risico’s nam, met name binnen het verzetswerk. Maar loop je daar constant mee rond? Nee, je leert ermee omgaan. Je weet dat leven een levensgevaarlijke zaak is.”

Halverwege het boek beschrijft hij een gebeurtenis die later een kritiek moment in zijn leven zal blijken. In februari 1945 komt Fred in een razzia terecht waarin veel Nederlandse mannen werden opgepakt. Hij wordt op een trein van Utrecht naar Amsterdam gezet. Gedurende de treinreis neemt zijn onderbewuste het over van zijn angst, en springt hij uit de trein. Hij landt middenin een prikkeldraadomheining, en werkt zich door het prikkeldraad heen plat tegen de grond om de schutter op het achterdek te ontlopen. Gevraagd naar de desbetreffende avond schiet het hoofd van Hisschemöller vol met herinneringen. De soepelheid en het gemak waarmee hij praat over zijn ontsnapping verraden geen spoor van emotie.

Over uw vrouw Jannie schreef u dat de oorlog haar nooit echt verlaten heeft. Geldt dit voor u ook?

“Iedereen gaat daar anders mee om. Maar ik kan je wel zeggen: na mijn ontsnapping uit de trein ben ik nooit meer echt bang geweest. Er is iets gebeurd in mijn hersenen. Je mag het een afwijking noemen, want angst heeft een functie. Je hoort bang te zijn in bepaalde situaties zodat je weet wat je moet doen. Ik weet nog dat toen ik sprong, ik dacht: ik ben hier nog tot het einde van de trein langskomt. Twintig seconden misschien. Als die man op het achterdek me ziet is het klaar. Was ik op dat moment bang? Ik geloof het niet, ik had gedaan wat ik kon. De angst had geen functie meer. Nu ik er over praat zie ik die twee rode sluitlichten nog wel voor me. Maar vreugde herinner ik me ook niet. Wel een enorm gevoel van vrijheid. Ik heb mijn vrijheid genomen. En als ik na twintig seconden was gestorven, dan was ik in ieder geval gestorven als een vrij mens.”

Bij Joden is heel sterk het besef: mensen zijn niet dood zo lang ze niet vergeten zijn. Al ken je hun namen niet meer, als er nog aan ze wordt gedacht bestaan ze nog. De mensen in mijn boek zijn niet vergeten

Enkele, voornamelijk Joodse, mensen in uw boek worden genoemd zodat ze niet vergeten worden. Her-denken noemt u dat, opnieuw levend denken. Waarom wilde u dit in uw boek opnemen?

“Is dat vreemd? Het is een heel oude manier van denken, die onder andere in de Thora voorkomt. Bij Joden is heel sterk het besef: mensen zijn niet dood zo lang ze niet vergeten zijn. Al ken je hun namen niet meer, als er nog aan ze wordt gedacht bestaan ze nog. De mensen in mijn boek zijn niet vergeten.”

Hij wijst naar de boekenkast. Op een lege plek stonden twee boekjes van Nietzsche, vertelt hij. De boekjes behoorden aan zijn in de oorlog overleden vriend Robert Kaim. Toen de situatie hem te dreigend werd gaf Robert ze aan Fred in bewaring. Enkele jaren geleden organiseerde de Gemeente Wassenaar een herdenking voor Robert Kaim, om voor hun voormalig inwoner een Stolperstein, een gedenksteen, te plaatsen. Bij deze herdenking ontmoette Fred twee naamgenoten van zijn overleden vriend. Een Amerikaanse en een Britse Robert Kaim. Bij ontmoeting gaf hij ze beiden een van de boekjes cadeau, na er 75 jaar op gepast te hebben.

“Die boeken waren een fysieke herinnering aan mijn vriend. Maar de lege plek werkt net zo goed. Hij is niet vergeten. Dat blijkt, want er zijn Joodse families die hun kinderen naar hem vernoemd hebben. Dat Joodse gezegde is dus waar, zolang er aan je gedacht wordt ben je niet dood. Robert Kaim was zo belangrijk voor mij dat wij ons oudste kind naar hem vernoemd hebben, op suggestie van mijn vrouw Jannie.”

De relatie met Jannie leest erg gelijkwaardig. U deelt de woede over haar handelingsonbekwaamheid, alle beslissingen werden gezamenlijk gemaakt, u liep als vader achter de kinderwagen. Niet erg gangbaar in die tijd. Bent u een feminist avant la lettre?

“Ha, dat mag je best zeggen ja. In mijn boek vertel ik dat Amerikaanse soldaten die in Duitsland getrouwd waren opvielen ten opzichte van Duitse vaders, omdat ze achter de kinderwagen liepen. Duitse vaders deden dat niet, dat was in strijd met hun mannelijkheidsgevoelens. Toen ik dat las dacht ik: zo’n vader als die Amerikanen ben ik dus ook. Trots op dat kind. Ik liep daar dus wel een beetje bewust de moderne vader te zijn ja. Het ging me om de gelijkwaardigheid met mijn vrouw. Dat is altijd een centraal begrip geweest voor ons.”

In 1970 maakt het gezin Hisschemöller een radicaal besluit. De school waar Fred 24 jaar had gewerkt kreeg een nieuwe rector. De ideeën van het Montessorionderwijs waar hij zich mee vereenzelvigd had verdwijnen langzaam uit het curriculum. Ook zijn eigen geschiedenismethode moet overboord.  Fred wordt diep ongelukkig en betrapt zich erop de jaren tot zijn pensioen af te tellen. Als een baan op een school in Suriname zich voordoet, besluit het gezin op stel en sprong te emigreren. Ook hieruit spreekt de saamhorigheid van het stel. Fred glimlacht als hij over de desbetreffende avond vertelt: “Jannie stond de aardappeltjes te schillen, keek achterom en zei: als jij gaat ga ik mee. ’s Avonds zijn we samen op de  brommer geklommen om naar het informatiegesprek te gaan, en toen we anderhalf uur later weer buiten stonden keken we elkaar aan. We gaan dit doen. Ik was in Nederland zo ongelukkig geworden. Jannie maakte zich zorgen om mij. Suriname was een uitweg, een totaal andere onderwijssituatie waar ik mijn ideeën misschien wel kwijt kon. We hebben het erop gewaagd. Daar is niks dappers aan hoor. Dat deden we gewoon.”

In Suriname noemden ze u een kosmopoliet. Een wereldburger. Voelt u zich nog steeds zo?

“Ja. Praktiseren doe je dat op mijn leeftijd niet meer zo erg hoor. Maar ik heb een goede vriend, een Indiër, en in onze vriendschap voel ik dat nog wel. Het zit in mij. Dat gaat weer over die gelijkwaardigheid, tussen alle mensen.”

Een kosmopoliet is overal thuis, maar daarmee misschien ook wel nergens thuis. Is het zijn van een kosmopoliet niet soms ook eenzaam?

“Nee, als burger van de wereld heb ik me nooit eenzaam gevoeld. Zelfs als ik nu ga fietsen en in het park onder een boom sta, voel ik me verbonden met die boom. Maar goed, als je in een omgeving verkeert die jouw idealen niet wil erkennen, dan kan dat in theorie eenzaam zijn. In de oorlog tijdens het nazisme bijvoorbeeld. Het denken in über- en untermenschen staat haaks op mijn kernwaarde van gelijkwaardigheid. Toch heb ik altijd een manier gevonden om die gelijkwaardigheid te creëren. In mijn relatie met Jannie, in mijn verhouding tot leerlingen, in mijn vriendschappen. ”

Uw leven bespant honderd jaar. Vooruitkijkend naar de komende eeuw, wat kunnen we van de afgelopen eeuw leren?

“Ik kan geen richtlijnen geven, want ik ken de situatie niet. Ik weet niet waar ze voor komen te staan, zoals mijn voorouders niet wisten dat ik in die oorlog terecht zou komen en daar mijn keuzes in zou moeten maken. Als historicus moet je daarom denk ik niet in de toekomst willen kijken. Waar het om gaat is de manier waarop je andere levende wezens en mensen benadert, denk ik. Aan het einde van mijn boek haal ik een verhaal aan over een leerling van een taoïstische meester wiens vrouw is overleden. De leerling gaat naar zijn huis om hem te condoleren, en vindt de meester daar luid zingend en drummend op een schedel aan. De leerling is totaal ontzet. ‘Wat doet u nu, dit is niet passend!’ De meester zegt dan: we zijn zestig jaar gelukkig geweest samen, en nu is ze er niet meer. Maar het leven gaat verder, alles gaat door. Ik kan niet anders dan ook doorgaan.”

Wij waren één, dat wordt verscheurd na vijfenzestig jaar, en toch heb ik er niet van gehuild. Ik heb zelfs aan mijn huisarts gevraagd of ik emotionele dementie zou kunnen hebben

Fred kijkt even opzij. Aan de rand van de kamer, voor het raam, staat een leeg ziekenhuisbed. Het is het bed waarin zijn vrouw Jannie de laatste jaren van haar leven heeft doorgebracht. Weghalen doet hij het niet. Jannie behoudt haar plek in huis, zoals die haar toekomt. Hij vertelt over de periode na Jannie’s overlijden. Tot zijn eigen verbazing heeft hij geen traan gelaten. Zelfs de begrafenis leidde hij zelf.

“Ik heb daar erg mee geworsteld. Wij waren één, dat wordt verscheurd na vijfenzestig jaar, en toch heb ik er niet van gehuild. Ik heb zelfs aan mijn huisarts gevraagd of ik emotionele dementie zou kunnen hebben. Als je geheugen kan vervlakken, kunnen emoties dat misschien ook wel, zo dacht ik. De huisarts grinnikte dat zoiets niet bestond. En toen op een nacht was Jannie er ineens, in een droom. Ze kuste me, en ik wist dat zij het was, authentiek. Ik voelde intens geluk. Toen ik wakker werd donderde ik in het diepe gat van de desillusie. Ik had meteen het idee: mijn onderbewustzijn komt me weer iets melden, maar ik weet niet wat. Daar heb ik een maand mee geworsteld, en toen kwam exact dezelfde droom weer. Alsof mijn onderbewustzijn wou zeggen: snap je het nog niet jongen? Dan doen we het toch nog eens dunnetjes over! Na die nacht begreep ik het. Iemand die bang is dat zijn emoties niet meer werken, moet weer even voelen. Van het intense geluk tot het diepe dal. Dat was een enorme geruststelling. Mijn emoties werken nog, ook als ik geen tranen laat.”

Er is aan het einde van ons gesprek nog maar één ding dat ik wil weten. Iemand met zo veel levenservaring is toch bij uitstek de persoon om hier antwoord op te geven. Wat maakt het leven nou de moeite waard? Fred lacht. “Ken jij een paar woorden Latijn? Weet je wat het woord ‘interesse’ betekent? ‘Inter’ betekent tussen, en ‘esse’ betekent zijn. Interesse is dus: wat ertussen is. Als ik interesse in jou heb, dan is er een krachtveld tussen ons. Dus wat maakt het leven de moeite waard? Interesse! Je moet het gevoel hebben dat je er deel van uitmaakt, door middel van dat krachtveld.”

Waar maak je dan deel van uit?

“Van alles! Van het leven, van relaties tussen jou en andere mensen. Wat mij altijd bezig heeft gehouden is dat ik deel wil uitmaken van zo’n krachtveld. De kunst is zo te leven dat je je onderdeel weet van het grotere geheel, het gehele heelal zelfs. Toen ik onder de sterrenhemel lag in het oerwoud van Suriname, had ik interesse in de totaliteit van die enorme wereld. Ik heb mijn best gedaan om daar mijn plek in te vinden, en alles daaromheen gebeurt nu eenmaal. Dan kom ik weer bij die oude taoïsten uit: je kan er alleen maar in meegaan. En als dat betekent dat je op een gegeven moment in je leven luid zingend moet zitten drummen op een schedel, dan moet dat maar.”

Fred Hisschemöller
bron: Chris van Houts