Spring naar de content
bron: corbino

Rob van Essen: ‘Schrijven is gevaarlijk voor je persoonlijkheid’

Sinds hij in 2019 de Libris-prijs won met De goede zoon is Rob van Essen (58) een bekende schrijver. Het boek werd omarmd als een surrealistische krachttoer en een wervelend leesavontuur. Binnenkort verschijnt zijn nieuwe roman Miniapolis. Hoogste tijd om met Van Essen een reis door het literaire landschap en zijn eigen praktijk te maken. Hoe spannend is het daar? Een indringend gesprek aan de hand van dertig steekwoorden. ‘Ik zie zo gauw geen nieuwe wegen voor de roman.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

Prijsuitreiking

“Volgens een bekende van mij was ik de enige Libris-genomineerde die vooraf rustig zat te eten. Dat kan kloppen. Hoewel ik begreep dat ik samen met Ilja Pfeijffer de voornaamste kanshebber was om de prijs te winnen, liet ik het me goed smaken. Je eet per slot van rekening niet elke dag in een sterrenrestaurant. Achteraf moet ik toegeven dat ik het belang van zo’n prijs heb onderschat. Ik had ook geen speech voorbereid. Ik dacht hoogstens aan een paar namen die ik moest noemen als ik naar voren zou worden geroepen. En ik dacht ook: laat ik het dankwoord maar kort houden, dan is de kans het grootst dat Nieuwsuur het in zijn geheel uitzendt en niet na een paar zinnen terugschakelt naar de studio.”

Zenuwachtig

“Als ik die avond naar mijn uitgever keek, Sander Blom, had ik de indruk dat hij een stuk zenuwachtiger was dan ik. Logisch. Voor een uitgever hangt veel van zo’n prijs af.”

Lize

“De Libris-uitreiking was de eerste openbare gelegenheid waar ik met Lize (Robs aanstaande vrouw, bestsellerauteur Lize Spit – red.) verscheen. Weinigen wisten toen nog dat we een stel waren. Nadat mijn naam was omgeroepen, ben ik haar onmiddellijk uit het oog verloren. Eerst moest ik Jeroen Wollaars te woord staan, en daarna een uur lang Pieter van der Wielen. Ook de weken daarop word je geleefd. Je stapt in een auto en wordt van boekhandel naar boekhandel gereden, soms wel drie op een dag. Ik nam altijd een trommeltje boterhammen met pindakaas mee. Volgens mij is dat trommeltje nog steeds een running gag op de uitgeverij, maar die boterhammen hebben me toen wel gered.”

Verkoopsucces

“Na de Libris-prijs ben ik van enkele duizenden exemplaren per roman naar een hit van vele tienduizenden gegaan. Met De goede zoon zit ik nu op tachtig- à negentigduizend. Ik ben me bewust geworden van de literaire wereld als economisch systeem. De uitgever heeft, logischerwijs, ook meer aandacht voor je als er zoveel boeken van je worden verkocht. Je krijgt ineens advertenties opgestuurd met de mededeling dat ze die binnenkort in een krant of tijdschrift willen publiceren. Er wordt plotseling nagedacht over edities met leeslinten. Tot aan de prijs had ik de literaire wereld als een zacht-paradijselijke omgeving ervaren, vol liefdewerk. Nu kwam daar de kant van het geld verdienen bij.”

Links 

“Wat me echt verbaasd heeft, is dat linkse vrienden ook voor de prijs vielen. Ik dacht dat zij het kapitalistische mechanisme erachter en de manier waarop je ineens naar voren wordt geschoven zouden doorzien, of afwijzen. Want hoewel de prijs keurig bij een stichting is ondergebracht en de jury een onafhankelijk oordeel velt, kun je niet ontkennen dat de boekenbranche jou via zo’n prijs als het ware koopt. In ruil voor een fikse stijging van de boekenomzet krijg je vijftigduizend euro toegeschoven. Maar toen ik dat aan mijn linkse vrienden uitlegde, keken ze me glazig aan.”

Opvolger

“Ik heb afstand genomen van de gedachte dat mijn volgende roman een succes moet worden en publieksvriendelijk moet zijn. Dat is me vrij makkelijk afgegaan, al zeg ik het zelf. Ik ben nu eenmaal geen schrijver die veel met de buitenwereld bezig is. Wél sluimerde de gedachte: ik heb nu veel meer lezers, kan ik er daar een aantal van vasthouden? En: herkennen die nieuwe lezers mijn nieuwe roman als afkomstig van dezelfde schrijver? Maar directe invloed op wat ik schrijf hebben ook die gedachten niet gehad. Hoewel…”

Verbazing

“… toen Miniapolis af was, ontdekte ik tot mijn verbazing dat het toch misschien wel een broertje of zusje is van De goede zoon. Net als in dat boek spelen een overleden moeder en een roadtrip er een voorname rol in. Maar, geloof me, tijdens het schrijven had ik dat niet door. Ja, dat mag je onoplettend noemen, of een tikje naïef.”

De tekst gaat onder de foto verder.

bron: corbino

Seksscène

“Ik word nog vaak herinnerd aan de seksscène waarin een van de hoofdpersonen seks heeft met een zelfrijdende auto. Die scène uit De goede zoon is een eigen leven gaan leiden. Bij lezingen en op leesclubavonden blijven mensen er vragen over stellen. Op een van die leesclubavonden zei een oudere mevrouw: ‘Meneer Van Essen, waarom zo’n seksscène? Waarom niet met een vrouw? Of desnoods een man. Maar met een auto?’ Van zulke reacties geniet ik. Je ziet hoe ver lezers gaan in hun betrokkenheid bij de inhoud van een roman. Dat is leuk.”

Angst 

“Hoewel de seksscène met de auto in een flow geschreven is en ik er bij de eerste lezing behoorlijk tevreden over was, dacht ik toen ik eraan begon: dit ga ik schrappen. Vanuit de angst dat het een mogelijk breekpunt zou worden. Dat lezers zouden denken: ‘Ik heb al zoveel geaccepteerd van die Van Essen, maar dit geloof ik niet meer’. En dan voorgoed het boek dichtslaan.”

Hit

“De auto van die seksscène heb ik nooit gepland. Die is bij toeval het boek binnengereden. Ik had een roadtrip van zeven dagen voor ogen. Omdat de schwung al snel uit die roadtrip dreigde te gaan, heb ik die zelfrijdende auto bedacht. Pas toen die auto via het navigatiesysteem een stem kreeg en er interactie ontstond, kwam het idee bovendrijven all the way te gaan en ’m met een van de hoofdpersonages te laten vrijen. Maar zo’n reeks toevalligheden kun je niet herhalen. En dat wil ik ook niet. Dan word je vergelijkbaar met een popgroep die een hit heeft gescoord en zichzelf de opdracht geeft nog een keer zoiets te maken. Als je dat doet, weet je: het wordt een aftreksel. Vandaar dat ik mezelf in Miniapolis niet heb gedwongen die seksscène te overtreffen of er iets soortgelijks in op te nemen. Het is sowieso geen prettig vooruitzicht met al mijn volgende boeken te moeten wedijveren met De goede zoon.”

Gevaarlijk

“Schrijven is een gevaarlijk beroep voor je persoonlijkheid. Je zuurgraad wordt er makkelijk door opgestuwd. Vanaf mijn eerste stappen in de literaire wereld heb ik gezien hoe zelfs succesvolle schrijvers de neiging ontwikkelen alles persoonlijk op te vatten. En hoe laag de drempel is te gaan denken dat een uitgever, recensent of invloedrijke stem jou dwars wil zitten. De wrok ligt constant op de loer.”

Onthechting

“Ik houd mezelf voor dat er in de literaire wereld niet zoiets bestaat als rechtvaardigheid, net zomin als er onrechtvaardigheid bestaat. Met dat besef kanaliseer ik mijn eigen potentiële wrok en ijdelheid. Noem het een poging tot onthechting. Er is immers geen reden om aan te nemen dat mijn aanleg voor wrok en ijdelheid minder is dan onder collega’s.”

Recensenten 

“Toen ik debuteerde, midden jaren negentig, had je een gevreesde recensent als Arjan Peters. Die was in staat een jonge schrijver kapot te maken. In die tijd zat er niks anders op dan zijn vernietigende oordeel op je zolderkamertje te verwerken. Het kon een bloedbad zijn. Niet iedereen kon daarmee omgaan. Dankzij internet is het tegenwoordig mogelijk meteen te reageren. En via een eigen blog de recensent op zijn beurt op zijn nummer zetten, als je daar behoefte aan hebt.”

Macht

“Literatuur is niet meer zo’n afgebakend gebied. Ooit hadden de literaire redacties van kranten en tijdschriften zowat alle macht. Zij bepaalden wat serieus moest worden genomen en wat niet. Dat is voorbij. Een vileine criticus als Arjan Peters zou nu minder invloed hebben.”

Netflix

“Literatuur wordt steeds meer gedwongen zichzelf te redden. Je ziet dan ook dat publieksvriendelijke fenomenen als spanningsbogen en thrillerelementen – die ooit als anti-literair werden gezien – de literatuur komen binnenwaaien. Ik vind dat per saldo winst. De opvatting dat literatuur puur talig zou moeten zijn, kan mooie romans opleveren. Maar het daartoe beperken lijkt me veel te smal. En om het veelgehoorde verwijt van de zogenaamde ‘Netflixisering van de literatuur’ moet ik stiekem lachen. Ik zie dat vooral als de uiting van recensenten die zelf tegen hun Netflix-verslaving vechten, zoals wij allemaal.”

Smartphone

“Net als iedereen moet ik tegenwoordig mijn smartphone wegleggen als ik een boek wil lezen. Ook ik moet me er, kortom, echt toe zetten. Dat is een feit. Misschien heeft de literatuur zijn beste tijd gehad. Dingen komen op en verdwijnen weer. Ik sta niet op de barricades om de zegeningen van de literatuur te bezingen. Het geloof dat je van het lezen van literatuur een beter mens wordt, bezit ik niet.”

Vraag

“Als ik door een boekwinkel loop, betrap ik mezelf steeds vaker op de vraag: wie leest al die nieuwe literatuur? Zelf houd ik ook lang niet alles bij.”

Hoogtijdagen

“De negentiende eeuw is tot dusver, schat ik, de glorieperiode van de literatuur geweest. Denk aan Dickens, Dostojevski, Couperus. Die schreven veelgelezen populaire series in kranten. Er keek een groot publiek uit naar de volgende aflevering. In zekere zin was het literaire feuilleton het Netflix van die tijd.”

Nawoord

“Ik zou het heel graag willen, maar ik zie zo gauw geen nieuwe wegen voor de roman. Het genre heeft zichzelf in een vroeg stadium geparodieerd. Don Quichotte van Cervantes en Tristram Shandy van Laurence Sterne zijn geweldige, epische en humoristische romans. Ik zou ze iedereen aanbevelen. Maar de schaduwkant is dat ze de romanvorm zó effectief binnenstebuiten hebben gekeerd dat er sindsdien weinig écht vernieuwends meer te bedenken valt. Extreem gezegd zou je kunnen concluderen dat alles wat er na die twee romans aan literatuur is geschreven in vormtechnische zin niet meer is dan een nawoord.”

Braaf

“Schrijvers maken tegenwoordig nauwelijks nog ruzie met elkaar; polemiek is zo goed als verdwenen. Daar zijn allerlei redenen voor aan te voeren. Om te beginnen is er geen ruimtegebrek meer. Bij het verschijnen van een nieuw boek kan elke schrijver zijn of haar eigen feestje, zijn of haar eigen sociale-mediacampagne organiseren. Dus waarom de ander bestrijden? Daarnaast is de literatuur een stuk zakelijker geworden, ik bedoel: hoeveel schrijvers moeten niet tussen hun betaalde werk door de uurtjes bij elkaar sprokkelen waarop ze aan hun boek kunnen werken? En áls je dan eindelijk aan je bureau zit en je hebt je hoofd leeg gemaakt, hoe logisch is het dan om in plaats van verder te werken aan je hopelijke meesterwerk je krachten te gaan verspillen aan het zwart maken van een collega-schrijver? Niet dus.”

Uitkering

“Toen ikzelf begon te schrijven, had je nog de vlucht van de uitkering. Met dat vaste inkomen, hoe schamel ook, kon je jezelf makkelijker dan nu buiten de samenleving plaatsen. Hoewel ik van nature geen scherpslijper ben, had ik toen ruimschoots de tijd om een literaire polemiek te beginnen, als ik gewild zou hebben.”

De tekst gaat onder de foto verder.

bron: corbino

Stromingen

“Ooit waren literaire tijdschriften het brandpunt van rivaliserende opvattingen over stijl en de maatschappelijke functie van de literatuur. Een Revisor-schrijver had daar hele andere ideeën over dan een Maatstaf-schrijver of een Tirade-schrijver. Nu zijn die tijdschriften verregaand inwisselbaar, en maakt het schrijvers amper nog iets uit in welk tijdschrift ze publiceren. Het belangrijkste voor hun loopbaan is dát ze erin publiceren. Ook deze omstandigheid stimuleert geen meningsverschillen of langdurige vetes.”

Zonderling

Misschien is het soort mensen dat zich tot literatuur voelt aangetrokken ook veranderd. In mijn jeugd hing er rond de schrijver toch het beeld van de zonderling. De eigenzinnige man of vrouw die een eigen pad koos, leefde op eigen voorwaarden. Dat romantische beeld trok ook steeds weer nieuwe zonderlingen naar de literatuur. Nu is schrijven veel meer een ambacht, en de schrijver een naadloos onderdeel van de samenleving. Als er een lezing in de agenda staat of een interview, zorgt de schrijver dat hij of zij keurig op tijd is. De eigen winkel moet immers draaiende worden gehouden.”

Het n-woord

“Als er al meningsverschillen zijn, nu, dan spelen die zich af tussen generaties. Zo zie je onder jonge schrijvers een toenemend bewustzijn over bijvoorbeeld de negatieve invloed van karikaturen en clichés. De angst om bepaalde beelden of verhoudingen te bevestigen of versterken, in plaats van uit te dagen of te bevragen. Een treffend voorbeeld is de gevoeligheid rond het n-woord. Als je dat als schrijver nu nog zou gebruiken, leidt dat al snel tot ophef. Op zijn minst kun je er kritische vragen over verwachten. Taal wordt zelf steeds meer onderdeel van de discussie, niet alleen binnen de literatuur, ook daarbuiten. Kijk naar een gemeente als Amsterdam. Die geeft nu taaladviezen aan de eigen ambtenaren.”

Opinie

“De kans dat je mij in een maatschappelijke of literaire discussie ziet opduiken, is klein. Met een zekere verwondering kijk ik naar de opkomende bedrijfstak van de ‘opiniemakers’. Ik maak daaruit op dat het ‘maken van een opinie’ nu ook als een vak of beroep wordt beschouwd. En constateer dat je regelmatig zendtijd krijgt als je een zogenaamd interessante of controversiële opinie hebt, of maakt. Wat ik daar verder ook van vind: het is geen speelveld waar ik me als schrijver toe aangetrokken voel. Of waarvan ik denk dat ik er iets te zoeken heb.”

Muziekstuk

“Als je mij vraagt waarom ik altijd schrijver heb willen worden, dan is het antwoord: omdat ik mezelf en de lezer in vervoering wil brengen. Uiteindelijk verschilt literatuur niet zoveel van andere kunstvormen, zoals theater, film, dans, schilderkunst, muziek. Mensen die hun leven in dienst stellen van de kunst hebben, denk ik, gemeen dat ze naar iets willen reiken dat je in het alledaagse bestaan niet zo snel tegenkomt. En die poging naar iets te reiken met een publiek willen delen. Vooral de vergelijking met muziek gebruik ik vaak: omdat ik meen bij het lezen van een boek eenzelfde soort ervaring te hebben als bij het luisteren naar een muziekstuk, met alle humeuren, tempo- en stemmingswisselingen die daarbij horen. Het levert gelukkig ook een helder criterium op over wanneer iets geslaagd is: als een muziekstuk of roman me op de ene of andere manier ‘optilt’, hoe kortstondig en op welke manier dan ook, beschouw ik het als geslaagd of de moeite waard.”

Vreemd

“De reden dat de situaties in mijn boeken vroeg of laat uit de hand lopen, of een vreemde wending nemen, is precies dat: ik wil mezelf verrassen. Mezelf, al schrijvend, meenemen naar onvoorziene plekken en omstandigheden, waarvan ik denk: wat doe ik hier? En hoe zou ik hierop reageren? Schrijven is in hoge mate een spel dat je met jezelf speelt. Althans, dat geldt voor mij.”

Klimaatroman

“Mij valt het op dat van de literatuur voortdurend iets stichtelijks of educatiefs wordt verwacht. Dat is niet waarom ik in literatuur ben geïnteresseerd. Bij het beluisteren van een muziekstuk verwacht je toch ook niet dat je een mening krijgt opgedrongen of aangereikt over wat een acceptabele stijging van de zeespiegel is? Of welk maatregelenpakket de fatsoensnorm wel of niet kan doorstaan? Dat die vragen in het publieke debat belangrijk zijn, snap ik heel goed. Maar ik zie de literatuur er niet graag mee opgezadeld worden. Laat staan dat ik daar zelf aan bijdraag.”

Politiek

“Het is een groot misverstand dat schrijvers helderder kunnen nadenken dan politici. Of meer bagage met zich meedragen om goede beslissingen te nemen. Het is hoogstens zo dat ze hun ideeën en standpunten beter kunnen verwoorden. Maar is dat een reden om ze serieuzer te nemen? Als je kijkt naar de historie, weet ik niet of het hebben van artistieke ambities een positieve indicator is voor het nemen van verstandige politieke besluiten. Scepsis lijkt me hier op zijn plaats.”

Onderschat

“Wat mijn meest onderschatte roman is? Leuke slotvraag. Ik denk Alles komt goed, uit 2012. Dat boek is mijns inziens ten onrechte een beetje voorbijgegleden. Het gaat over een huwelijk. En afwisselend krijg je de stem van de man en de vrouw gepresenteerd. Ooit kwam er iemand naar mij toe die zei: ‘Dat vond ik echt een fantastisch boek!’ Wat ik er zo goed gelukt aan vind? De toon. Die van de man én van de vrouw. In het laatste hoofdstuk komen ze elkaar weer tegen, zonder een oplossing. Wat dit boek extra bijzonder voor mij maakt is dat er een verwijzing in zit naar een optreden van Dexys Midnight Runners, uit 1984. Dat is voor mij de kroon op dat boek.” 

De nieuwe roman van Rob van Essen, Miniapolis, verschijnt begin november bij Atlas Contact.