Spring naar de content
bron: matthias giesen

De consensus regeert

‘Diversiteit’ is in de mode, maar vrijwel nooit wordt daarmee ook diversiteit van opvattingen bedoeld. Een ideologische kuddementaliteit verstikt kritische stemmen in de media, en dat komt machthebbers niet slecht uit. ‘Moralisme gaat niet samen met waarheidsvinding.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Als Trumpfan kwam je eigenlijk nergens aan je trekken, ook niet bij WNL of Business Class, constateert televisiecolumnist Renate van der Bas in Trouw, de dag na de nederlaag van de 45ste president van Amerika. “Overal overheerste opluchting dat de Republikeinse president uitgeteld lijkt.” De Nederlandse televisie wordt in die dagen gedomineerd door positieve zaken, schrijft ze. Zoals de tranen van CNN-commentator Van Jones. Die liet op tv zijn waterlanders de vrije loop nadat Biden tot winnaar van de presidentsverkiezingen was uitgeroepen. 

Sommigen zien zulke eensgezindheid niet zozeer als het falen van de journalistiek, maar als het nemen van verantwoordelijkheid. Vooral in tijden van crisis en bij het verslaan van politiek gevoelige onderwerpen lijkt ‘verantwoordelijkheid’ het te winnen van journalistieke waarden als objectiviteit en onpartijdigheid. 

De verwijten die dat oplevert zijn niet mals. “Journalisten – uitzonderingen daargelaten – zijn tuig van de richel,” twitterde PVV-voorman Geert Wilders. Op sociale media gaan er memes rond die de media gelijkstellen aan het virus en de NOS met nepnieuws, wat door anderen weer wordt opgevat als een regelrechte aanval op persvrijheid. Het beeld van de media als tegenmacht heeft hoe dan ook deuken opgelopen. Zo benoemde Pieter Omzigt de te innige band tussen pers en politiek. De journalist die de macht tot de orde roept, lijkt soms alleen nog in films te bestaan. 

Toch produceren media minder eenheidsworst dan je afgaande op de gastenlijst van veel talkshows en de bijbehorende kritiek zou denken, zegt hoogleraar mediastudies en journalistiek Mark Deuze van de Universiteit van Amsterdam. “Als je alle journalistiek bij elkaar zet, levert dat wel degelijk een rijk palet van veelkleurige perspectieven en stemmen op, zeker als je nieuwe en alternatieve media daarbij betrekt. Of de gemiddelde nieuwsconsument die veelzijdigheid weet te vinden is een andere vraag. Het neemt ook niet weg dat er wel degelijk een consensuscultuur heerst onder journalisten.” 

Columnist en schrijver Marianne Zwagerman deelt de maatschappelijke zorgen om meningenpluriformiteit. “Journalisten volgen te veel het overheidsnarratief,” vindt de mediacriticus, die vooral in het coronadebat een bekende tegenstem is en zo te maken krijgt met pogingen haar het zwijgen op te leggen. “Journalistiek is toch meer dan persberichten overtikken? Een deel van de pers is dan ook nog bezig met het wapperende vingertje naar andere journalisten toe. Dwarse stemmen worden zo de mainstream media uit geduwd.”

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: matthias giesen

Het roept bij historicus en politicoloog Coen de Jong het beeld van de gedachtepolitie op, een term die afkomstig is uit de roman 1984 van George Orwell. De gedachtepolitie-in-oprichting is verder dan we denken, schrijft hij in zijn recent verschenen boek Dwingeland – Orwell in de polder. Net als Zwagerman ziet hij in toenemende censuur – waaronder cancelpogingen en zelfcensuur – een bedreiging voor veelvormigheid. “De media hoeven van mij niet rechtser of linkser te zijn. Als ze maar kritisch blijven op de macht.”

Het ideaalbeeld van de journalist als luis in de machtspels klopt maar ten dele, zegt onderzoeker Mark Deuze aan de telefoon vanuit Engeland. “De journalistiek is altijd onderdeel geweest van de dominante sociale orde. Het is gebruikelijk om je oor te luisteren te leggen bij de mensen die aan de macht zijn. Ook als je kijkt naar berichtgeving van honderd jaar geleden, gaat het vaak over wat de minister-president ergens van vindt. Bovendien is de beroepsgroep behoorlijk homogeen. Quota voor meer kleur gaan daaraan niks veranderen. Iedere journalist is als mens natuurlijk anders, maar er heerst een consensuscultuur. De meesten delen een ‘progressief’ wereldbeeld. Wie daarbuiten valt of wil afwijken van ingesleten routines loopt vaak tegen een corrigerend mechanisme aan. Dat begint al bij de opleiding en dat zie je bijvoorbeeld ook bij de ophef rond Fidan Ekiz’ optreden in De Vooravond.” (Ekiz kreeg veel kritiek omdat ze als presentator zelf ook stelling innam over actuele kwesties; ze sprak zich bijvoorbeeld uit tegen het Wilders-proces – red.)

De lage tarieven voor freelancers in de branche en grote mediaconcentraties helpen niet bij diversificatie, zegt de hoogleraar, van wie binnenkort het boek Life in Media uitkomt. “Je moet het je kunnen permitteren om in de journalistiek te werken, ook dat komt echte diversiteit niet ten goede.” 

Dat wil niet zeggen dat de pers per se een links bolwerk is, of dat kritische berichtgeving of geluiden er niet zijn, zegt hij. “De journalistiek is zowel onderdeel van de heersende orde als een tegenmacht, dat maakt het vak ook zo boeiend.”

Binnen de gevestigde media worden er wel pittige discussies gevoerd over velerlei soorten diversiteit, weet hij. Een goed voorbeeld van hoe het ondanks goede bedoelingen toch misgaat, ziet hij in zijn onderzoek naar werkervaringsplekken voor jonge journalisten met een migratieachtergrond. “Mensen die nieuw binnenkwamen kregen het gevoel precies hetzelfde te moeten zijn als de gevestigde journalisten, dat ging mis. Je kunt niet uniformiteit eisen en toch verschil willen.”

Journalistieke diversiteit ziet Deuze vooral in startups als Follow the Money en nieuwe media, maar ook bij gevestigde journalisten. “Ook die vinden het belangrijk om kritisch te blijven op zichzelf. Waarom kreeg Pim Fortuyn zoveel aandacht? Juist omdat journalisten niet bevooroordeeld wilden zijn. Trump is niet alleen door Twitter groot geworden; traditionele media gaven hem ook een enorm podium.”

Toch ziet de hoogleraar ook hoe objectiviteit als waarde minder prominent wordt in het medialandschap. “Vooral in tijden van crisis willen journalisten ook de orde bewaren. Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok zei dat ook tijdens de coronacrisis. Nu de ergste crisis voorbij is, verandert dat en wordt er ook kritisch gereflecteerd op de eigen houding.”

Bij journalisten is de beroepsgroep behoorlijk homogeen. Quota voor meer kleur gaan daaraan niets veranderen

Mark Deuze, mediastudies en journalistiek 

Het schandpalen van machthebbers gebeurt vaak pas als de publieke opinie zich tegen de macht keert, denkt Deuze. “Uiteraard spelen media een rol in die meningsvorming, maar die positie wordt overschat. Er kijken twee miljoen Nederlanders naar de NOS, maar wat is de impact daarvan? Mensen halen hun nieuws uit verschillende bronnen. Het idee dat we zonder massamedia geen nationaal gesprek zouden hebben of dat de wereld anders naar de kloten gaat, is iets van de twintigste eeuw. Nu gaat het meer om impact. Het gaat er niet om hoeveel mensen je bereikt maar wie. Een hyperlokale site over Almere kan lokaal meer effect hebben dan een landelijk ANP-bericht. Dat geldt ook voor media die specifieke doelgroepen bedienen. Dat is het mooie aan al die nieuwe journalistieke initiatieven. Het is de rock-’n-rollhouding, je hoeft niet op een megapodium te staan om goede muziek te maken. Het romantische l’art pour l’art-principe speelt ook in de journalistiek. Dat is bevrijdend. Of het economisch rendabel is, is een ander verhaal.”

Volgens Deuze is het niet de taak van elk medium om alle meningen aan bod te laten komen. “Veel media zijn gewoon bedrijven die kijken wat aanslaat bij de gemiddelde lezer. Alleen de publieke omroep heeft de opdracht om alle stemmen te laten horen. Met de komst van Omroep Zwart en Ongehoord Nederland, die beide significant anders zijn dan bestaande omroepen, zal dat geluid ook minder eenzijdig worden, verwacht ik.”

Marianne Zwagerman betwijfelt of dat het geval is: “Hoeveel zendtijd nieuwe omroepen krijgen, wordt toch bepaald door de zendbaas,” zegt de medeoprichter van PowNed op een terras nabij haar woonboot. Ze vraagt zich dagelijks af waarom er niet meer tegengeluid

is in de media, zegt ze ook tijdens het gesprek, dat af en toe aangenaam onderbroken wordt door terrasgasten die haar pup Bruce willen knuffelen. 

“Ik snap best dat de productiedruk hoog is, maar dat mag geen argument zijn, ik heb het ook druk,” zegt de Telegraaf-columnist, die voor BNR Nieuwsradio haar visie op het medialandschap geeft en naast haar ‘hoofdbaan’ als innovatiestrateeg voor haar NPO-podcast het land doorreist, dagelijks haar sociale mediaplatformen met honderdduizend volgers bijhoudt en onlangs een boek uitbracht over De Telegraaf, waar ze voorheen directeur digitale media was. “Als je over covid schrijft, is het bijvoorbeeld handig om elke ochtend even de opname- en besmettingscijfers van stichting NICE te checken. De feiten vinden is niet altijd moeilijk, ze zijn vaak openbaar.”

Het voorkomt dat journalisten in de val lopen van gesmeerde pr-campagnes van overheid en aanverwante partijen, zegt ze. “Zo was er laatst groot alarm van een ziekenhuis dat er allemaal jonge mensen met covid op de ic lagen. Er was een heel perscircus omheen georganiseerd. Dat leidde tot allerlei verontrustende koppen in grote kranten, die vervolgens dan ook nog door de Tweede Kamer voor waar worden aangenomen. Maar als je de cijfers checkte, zag je dat er landelijk geen toename was van jonge coronapatiënten en dat er in dat ziekenhuis drie dertigers op de ic lagen. Drie mensen dus.”

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: matthias giesen

Het ingesleten principe om altijd de hoogste baas te spreken, zoals Deuze zegt, levert bijzondere taferelen op. Zwagerman: “De directeur van Pfizer mocht zo bij Op1 komen vertellen of het een goed idee was om ook kinderen te vaccineren. Natuurlijk vindt hij dat een goed idee! Het verbaast mij soms dat journalisten blind kunnen zijn voor de belangen achter nieuwsmakers. Says who? is een vraag die vaker gesteld mag worden. Follow the money, zou ik ook willen zeggen. De directeur van Reuters, dat aan factchecken doet, zit bijvoorbeeld ook in de raad van toezicht van Pfizer, maar als je dat zegt, ben je een wappie.”

De feiten aan je kant hebben of goed onderzoek doen beschermt dan weer niet tegen cancel culture, waarin labels belangrijker zijn dan inhoud, ondervindt ook Zwagerman, die zichzelf geen journalist noemt. In haar NPO-podcast Op z’n Kop!, waarin het gaat om de vraag ‘Hoe zit het nu echt?’, spreekt ze regelmatig experts in actuele kwesties, onder wie coronakritische artsen en wetenschappers.

“Ik had bijvoorbeeld epidemioloog Dick Bijl te gast. De vraag was: wat zijn nu de risico’s van grootschalig vaccineren? Bijl is een expert, maar was ook 22 jaar hoofdredacteur van het Geneesmiddelenbulletin, dat er is voor onafhankelijk onderzoek naar medicijnen. Vervolgens werd ik op Twitter aangevallen door Volkskrant-redacteur Maarten Keulemans, die pas sinds corona over gezondheid schrijft. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om ‘antivax-informatie’ te verspreiden, waarbij hij ook nog de Ombudsman van de NPO tagt. Het kan erger: journalist Marcel Crok is vanwege zijn klimaatkritiek min of meer de reguliere journalistiek uit en in de armen van FvD gedreven, waardoor hij nog meer ‘besmet’ is geraakt. Ondertussen heeft hij veel meer kennis over het onderwerp dan de meesten die erover schrijven. Cancel culture duwt dwarse stemmen uit de traditionele media.”

Moralisme staat haaks op goede, onafhankelijke journalistiek, zegt Zwagerman, die vaker werd geconfronteerd met pogingen haar het zwijgen op te leggen. Na haar beroemde ‘dor hout-column’ bijvoorbeeld regende het aanvallen en afzeggingen van opdrachten. “Het klopt nog steeds dat vooral zeventigplussers ziek kunnen worden van corona, dat feit staat nog steeds.”

Alleen de gnoes die bijna doodgaan of sterk genoeg zijn om op eigen kracht te overleven breken los van de kudde

Marianne Zwagerman, columnist en schrijver

De andere kant van het verhaal is dat Zwagerman een podium heeft bij de traditionele media. “Elk medium heeft wel ‘een-neger-omdat-het-moet’, zoals PowNed vroeger zou zeggen. Elke grote krant heeft één schrijver die niet in de pas loopt. Maar het mag allemaal wel minder braaf. Natuurlijk worden er nog steeds goede verhalen gemaakt, zoals bij GeenStijl en Wynia’s Week, maar voor een columnist als Pim Fortuyn zou bij de gevestigde media nu geen plek zijn.”

Volgens haar is er een markt voor vooral meer ‘rechtse geluiden’ in de traditionele media. “Grote rechtse media zijn meer naar het midden opgeschoven, zoals De Telegraaf. Als je het land door reist, zie je dat heel veel mensen wokeness of de coronagekte helemaal niet ondersteunen; het is een klein clubje van zo’n vijfhonderd mensen die voor de grote meerderheid bepaalt wat die moet denken.” 

Bijna verontrustender dan aanvallen vindt de schrijver de enorme hoeveelheid steunbetuigingen die zij ook krijgt. “Ik word dagelijks overspoeld met privé-berichten van mensen die blij zijn met mijn geluid. Ook van journalisten die zichzelf censureren. Maar het is altijd onder water. Miljoenen zijn het niet eens met de meningenpolitie, maar hebben niet de moed ertegenin te gaan. Psycholoog Martin Appelo duidde dat via het kuddegedrag van gnoes. Alleen de gnoes die bijna doodgaan of sterk genoeg zijn om op eigen kracht te overleven breken los van de kudde. Ik durfde ook pas mijn ‘dor hout’-column te schrijven nadat Kees de Kort (BNR) zich kritisch had uitgelaten.” 

Ze haalt een boekje uit haar tas: “Ik heb altijd Praktisch verstand – Klein handboek voor non-conformisten van Theo Kars bij me. Daarin staat: ‘Als veertig miljoen mensen iets doms beweren is het niet waar, maar het is ook dwaas om daar als enige tegenin te gaan’. Dat verwoordt precies de tragiek waarin we zitten. Als ik als enige roep dat het coronabeleid niet klopt, ben ik de dorpsgek. Het is belangrijk dat meer mensen zich uitspreken.” 

Censuur begint met het monddood maken van de dorpsgek, bevestigt Coen de Jong, die in zijn boek Dwingeland onze samenleving met een knipoog vergelijkt met Orwells 1984. “Zo erg is het toch niet, zeggen mensen dan. Dat is het ook niet, een vergelijking is nog geen gelijkenis. Censuur, dwang en surveillance zijn in onze maatschappij subtieler en minder zichtbaar, maar er zijn wel parallellen. Eigenlijk leven we in een soort vriendelijke versie van 1984.”

De gedachtepolitie staat in Orwells roman uit 1949 centraal; die houdt 24/7 via teleschermen bij wat de onderdanen van de staat Oceania schrijven, zeggen en denken. Via newspeak worden ‘verkeerde’ gedachten verder bemoeilijkt. Bestaande woorden krijgen daarin een andere betekenis (oorlog is vrede) of er komen nieuwe woorden die het gewenste gedachtegoed definiëren. De Jong: “Een eigentijdse parallel is de Code Diversiteit & Inclusie voor de cultuurwereld, inclusief de handreiking ‘Waarden voor een nieuwe taal’. Diversiteit is typisch zo’n woord; als het over diversiteit gaat, gaat het zelden over diversiteit van opvattingen, inzichten en standpunten. Integendeel, vaak wordt expliciet geselecteerd op een beperkt aantal gewenste meningen. Uit naam van diversiteit worden zelfs opinies gecensureerd.”

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: matthias giesen

Welke meningen wel zijn toegestaan wordt in onze samenleving, net als in Orwells dystopische toekomst-roman, zelden expliciet benoemd, maar De Jong kan ze zo opnoemen: “De EU is geweldig, grenzen moeten open, het klimaat is belangrijk en elke coronarestrictie is goed. Iedereen voelt op zijn klompen aan dat dit soort standpunten wenselijk zijn. Opvallend is dat sinds de dood van George Floyd het identitair-linkse gedachtegoed van Black Lives Matter ook mainstream is geworden. Zo’n Akwasi is voor zelfbenoemde progressieven ongeveer even heilig als Jezus. Illustrerend is de ophef rond de Akwasi-grap van Johan Derksen. Die man maakt voortdurend lompe opmerkingen, maar moest zich nu in een tv-tribunaal daarover verantwoorden. Wie niet meedoet met de politiek correcte waan van de dag wordt publiekelijk aan de schandpaal genageld; zo weet iedereen weer wat wel en niet gezegd mag worden. De meningenpolitie floreert bij de gratie van overtreders.”

De boodschap van de gevestigde orde wordt niet alleen via de media verspreid. Ook de bronnen waar journalisten ‘nieuws halen’ worden geregeerd door het politiek correcte gedachtegoed, dat in de woorden van De Jong steeds dwingender wordt. “Conformisme beheerst veel instituties. Kunst en onderwijs bijvoorbeeld. Dat zouden vrijplaatsen voor intellectuele diversiteit moeten zijn. Tot voor kort was alleen de Universiteit van Amsterdam woke, nu lijken steeds meer onderwijsinstellingen op elkaar. Zonder veelvormigheid komen goede alternatieven niet van de grond. Alle ismes, van socialisme tot liberalisme, zijn begonnen door het in twijfel trekken van dogma’s. Bovendien is vrijheid van mening gewoon een grondrecht.” 

De Jong: “De basishouding van machthebbers door de eeuwen heen is zorgen dat ongewenste meningen niet te veel in de openbaarheid komen. Alleen als de macht zich comfortabel genoeg voelt, worden de teugels gevierd. Sinds het floppen van het Oekraïne-referendum, brexit en de onvoorziene overwinning van Donald Trump is het duidelijk dat een aanzienlijk deel van het volk de progressieve ideologie van de machthebbers niet deelt. Sociale media kregen de schuld, of de Russen, maar nooit het eigen falen. 2016 was echt een omslagpunt. Sindsdien is de grip van de macht op vrije meningsuiting verder verstevigd, en is de sfeer ook grimmiger geworden.”

Sinds corona is de toegang tot bronnen ook beperkt, zo worden zelfs Wob-verzoeken geweigerd. “Corona leverde een nieuwe ronde ‘waarschuwingen voor meningsvrijheid’ op,” zegt de historicus. “Onder druk van de Europese Unie censureren sociale media onwelgevallige bevindingen die niet stroken met het WHO-beleid. Opinies die tegen het overheidsbeleid ingaan worden nu als gevaarlijk beschouwd. De nieuwe baas van het ANP zegt zelfs dat vrijheid van meningsuiting gevaarlijk is. Bidens regering heeft een lijst van twaalf mensen opgesteld die van de sociale media geweerd moeten worden. Diezelfde denktrant heerst ook in Brussel en Den Haag. Binnen het technocratische denken is diversiteit van onderzoeksrichtingen ongewenst.”

Volgens hem is censuur een zwaktebod: “Als de macht zich bedreigd voelt, worden de gekste kunstgrepen uitgehaald om de ideologische eenheid te bewaren. Het toont aan dat de ‘progressieve’ ideologie op zijn retour is. Ik heb het trouwens vaak over linkse dwingelandij, maar dat komt omdat links ideologisch gezien de dienst uitmaakt; bij rechts gelden er weer economische dogma’s. Het gaat mij er ook niet om dat de journalistiek rechts of links moet zijn. Het gaat erom dat journalisten kritisch blijven op de macht.”

Een deel van de pers is kritischer op de oppositie dan op machthebbers, valt hem ook op: “Ik begrijp het wel, als je lang genoeg meeloopt in Den Haag, word je vanzelf onderdeel van het meubilair. Talkshows zijn voor politici ook een warm bad. Het is niet makkelijk om als journalist contrair te zijn. Mensen als Kaag en Rutte hebben een heel apparaat achter zich dat hun persoonlijkheid managet; dat is het voordeel van in het centrum van de macht zitten. Als je als journalist te tegendraads bent, moet je ook oppassen dat je niet wordt beschuldigd van ‘populisme’ of ‘complotdenken’. Tegenspraak wordt al snel verdacht gemaakt.”

De rode draad door alle discussies over gekleurde journalistiek en het ontbreken van nuance in het vak, dat door Simon Carmiggelt ‘habituele oppervlakkigheid’ werd genoemd, is een bijna filosofische zoektocht naar ‘de waarheid’. 

Moralisme gaat niet goed samen met waarheidsvinding, volgens De Jong een van de belangrijkste taken van de journalistiek. “Dat geldt al helemaal voor politieke bemoeienis met de waarheid. ‘Progressieve’ partijen als D66 schreeuwen moord en brand over nepnieuws, terwijl dat één procent van het gemiddelde nieuwsdieet omvat. Sommige politici pleiten desondanks openlijk voor censuur. Als het onderzoeken van bijvoorbeeld complottheorieën niet is toegestaan, wordt politieke verslaggeving bepekt. Onthullingen zoals de onwaarheden over massavernietigingswapens in Irak zouden dan nooit aan het licht komen. ” 

De Jong: “Ollongren kan wel zeggen dat ze geen ministerie van Waarheid wil, maar als de politiek zich gaat bemoeien met wat wel en niet waar is, is de kans groot dat de waarheid zich gaat voegen naar wat politici wenselijk vinden. Dat dit geen goed idee is, zie je in 1984, maar is ook in dictaturen in het verleden gebleken.”

Als de macht zich bedreigd voelt, worden de gekste kunstgrepen uitgehaald om de ideologische eenheid te bewaren

Coen de Jong, historicus en politicoloog 

De hele discussie over fake news houdt het midden tussen een storm in een glas water en opgeklopt paniekvoetbal, zegt Deuze die bevestigt dat nepnieuws nauwelijks voorkomt. “En als het publiek nepberichten tegenkomt, wordt het meestal als zodanig herkend.” 

Deuze: “Het oude, modernistische idee is dat er één waarheid bestaat, maar er zijn verschillende kanten aan één verhaal. Elke journalist kan maar één deel van het hele verhaal vertellen. Het is ook eng om te denken dat je als je mensen maar de ‘juiste’ informatie biedt, ze het ‘juiste’ gaan doen. Dat werkt zo in concentratiekampen, maar niet in een democratie. De mens is geen robot. Daarom is het toe te juichen dat zoveel mensen bezig zijn met verschillende vormen van journalistiek. Laten we vooral díe diversiteit vieren.”