Spring naar de content
bron: jan boeve/anp

Spotten met alle fictiewetten

Arnon Grunberg schildert de hoofdpersoon van De dood in Taormina duidelijk als verkapt zelfportret. Deze Jona, een toneelspeler, spreekt in cryptische aforismen, evenals de andere personages. Ondanks alle ogenschijnlijke mankementen weet de roman indruk te maken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

In het najaar van 2019 schreef Roos van Ees een brief aan haar ex-geliefde Arnon Grunberg. De brief werd in de Vlaamse krant De Standaard gepubliceerd, als sluitstuk van een gezamenlijk onderzoek naar de betekenis van liefde en seks. In een overigens zeer genuanceerd epistel verweet ze Grunberg dat hij overal fictie van maakte, dat hij vrouwen ‘verzamelde’ als onderdeel van een literair spel. “Soms vraag ik me af of jij je nog wel realiseert dat ik echt besta en niet een van je personages ben,” schreef Van Ees.

In de nieuwe roman van Grunberg lijkt deze uitspraak waarheid geworden, want hierin staat de onmogelijke romance centraal tussen een jonge vrouw en een oudere acteur, die voor een deel geënt lijkt op de verhouding tussen Grunberg en Van Ees. Voor de acteur, die luistert naar de naam Jona, is het hele leven een toneelvoorstelling. Wat oprecht is en wat gespeeld, is in zijn geval nauwelijks vast te stellen. Het portret van deze Jona – eloquent, hoffelijk, ongrijpbaar – is duidelijk een verkapt zelfportret. Hij deelt ook de moeizame moeder-zoonverhouding met de schrijver. 

Jona is tot in zijn diepste wezen een toneelspeler, voor wie ‘de waarheid’ volstrekt manipuleerbaar is. “De waarheid is een kwestie van overtuigingskracht,” zegt hij. “Hoe je haar bracht was alles, hoe zij werd opgediend was haar essentie.” Dit geldt natuurlijk evenzeer voor een acteur als voor een romanschrijver.

Verteller van de roman is de jonge vrouw Zelda. Zoals Van Ees in werkelijkheid researcher is voor tv-programma’s als Zomergasten, is Zelda researcher voor regisseur Rasmus, die een opera wil maken over de Syrische stad Aleppo. Het eerste deel van De dood in Taormina, Grunbergs zestiende roman, is te lezen als een vermakelijke parodie op de eigentijdse opera. Grunberg, die heeft gewerkt met grote regisseurs als Johan Simons en dus bekend is met het jargon en de werkwijze van veel moderne kunstpausen, weet de pretenties en het valse engagement van deze Rasmus mooi te ontmaskeren. Zelda moet voor hem op zoek naar Syrische kinderen die gevlucht zijn voor het oorlogsgeweld, zodat ze een kinderkoor kunnen vormen. Als zij met veel moeite een aantal kinderen heeft opgespoord, informeert de regisseur verlekkerd naar hun oorlogservaringen. Dat de kinderen geen van allen trauma’s lijken te hebben, doet nauwelijks iets af aan zijn enthousiasme.

Rasmus is vooral uit op rumoer. “Hoe harder ze roepen, hoe relevanter mijn opera,” luidt zijn adagium. Na afloop van de première trekt hij zich steevast terug voor een uurtje meditatie en een fles barolo, alvorens zich in het feestgewoel te storten. Uiteindelijk is het allemaal ijdelheid, bij deze regisseur.

Hoewel zij met hen moet samenwerken, is Zelda het tegendeel van dit soort figuren. De hoofdpersoon is iemand die graag in de coulissen staat, die onzichtbaar wil blijven. Zij wil dienstbaar zijn aan (voornamelijk oudere) mannen, bij wie ze ‘het verlangen wil opwekken’. 

Op zeker moment kruist Jona haar pad. Rasmus waarschuwt haar voor deze oudere acteur: “Pas op voor Jona, behalve toneelspelen kan hij niet veel, mensen verslinden kan hij, hij weet niet beter, ze hebben hem nooit iets anders geleerd.”

Toch wordt Zelda voor het eerst in haar leven werkelijk verliefd op deze grillige, moeilijke man. Waar ze voorheen kampte met depressieve gevoelens en flirtte met de dood, ontwikkelt ze nu voor het eerst doodsangst. Dat brengt een passage uit de brief van Van Ees in herinnering, waarin ze beschrijft hoe ze na haar ontmoeting met Grunberg voor het eerst van haar leven last kreeg van vliegangst.

Hoewel zich tussen Jona en Zelda iets 

ontwikkelt dat alle trekken heeft van een romance, waken ze ervoor te spreken van ‘liefde’. Ze benadrukken integendeel steeds dat er tussen hen absoluut geen liefde is. Zo blijft hun relatie iets clandestiens houden. Samen trekken ze zich terug op een zeilboot, maar omdat geen van hen kan zeilen, blijven ze noodgedwongen in het haventje liggen, waar ze wijn drinken en sushi eten, tot het moment dat de rusteloze Jona plotseling weer weg moet.

“Hij woonde nergens,” vertelt Zelda over Jona, “hij bewoog zich door woningen en hotelkamers, zelfs zijn eigen lichaam leek een hotelkamer te zijn die hij permanent had gehuurd, al was hij niet met alle voorzieningen even tevreden. We waren eigenlijk altijd onderweg.”

Omdat je bij Jona nooit wist ‘waar de privévoorstelling eindigde en het oprechte begint’, blijft de verhouding tussen Zelda en Jona steken in iets half-fictiefs. De onmogelijkheid van een waarachtige verbintenis tussen twee mensen is een terugkerend element in Grunbergs werk. Dat zijn personages desondanks koppig blijven zoeken naar intimiteit en verbinding, bezorgt veel van zijn romans hun stuwende kracht.

De tragiek van deze tot mislukken gedoemde relatie snijdt de lezer door de ziel

Zie ook Zelda. Op zeker moment wil zij toch meer duidelijkheid van Jona. Ze wil ‘gezien’ worden, zegt ze, ze wil met haar geliefde naar buiten treden. Maar daar deinst de acteur voor terug, tot frustratie van Zelda. Als zij Per ontmoet, een jonge Zweed met vage ambities als scenarist, richt ze haar verlangens op hem. Per en Zelda hebben seks, eerst via de mail, dan in het echt.

In het tweede deel van deze roman beschrijft Grunberg hoe zich een driehoeksverhouding ontwikkelt tussen Jona, Zelda en Per. Hun vervreemdende onderlinge seksscènes, die zich in het Siciliaanse hotel in Taormina afspelen, zijn klassiek-grunbergiaans: even hilarisch als afstotend. Zonder al te veel te willen weggeven, kunnen we stellen dat deze ménage à trois, onder verwijzing naar de filmklassieker Jules et Jim van François Truffaut, fataal afloopt.

Het is verleidelijk te zoeken naar parallellen tussen de romanwerkelijkheid en de recente gebeurtenissen in Grunbergs leven. De roman is opgedragen aan ‘Roos’ en ‘Rikard’. Die laatste naam duikt inderdaad op in het netwerk van Roos van Ees: het is een jongeman uit Stockholm. Voer voor onderzoeksjournalisten. 

Op deze plek is relevanter in hoeverre De dood in Taormina geslaagd mag heten. Zoals altijd bij Grunberg is het zaak je onder te dompelen in zijn romanwerkelijkheid en soepel mee te bewegen met de vaak bizarre sprongen die de schrijver maakt. Nuchter beschouwd spot Grunberg met vrijwel alle fictiewetten. Hij introduceert personages zonder ze enige achtergrond te geven, om ze een hoofdstuk verder weer in het niets te laten verdwijnen. Iedereen spreekt op dezelfde, rare manier in cryptische aforismen: “Zoals vogels in nesten wonen, zo wonen wij in onze toekomstvoorspellingen. Soms leggen we er ook eieren in.” of: “Een goede vissenkop kan je verzoenen met het leven.”

Dat het hoofdpersonage een vrouw is, blijkt louter uit het feit dat ze ’s avonds nachtcrème op haar gezicht smeert. Een aantal verhaallijnen die in het begin van de roman worden opgezet (een verblijf in China, Zelda’s lidmaatschap van een jeugdbende) krijgen in het vervolg vrijwel geen uitwerking.

Dat deze roman uiteindelijk toch indruk weet te maken, ondanks deze ogenschijnlijke ‘mankementen’, is Grunbergs grote verdienste. De tragiek van deze tot mislukken gedoemde relatie snijdt de lezer door de ziel. Staand aan dit ‘graf van woorden’ kun je niet anders dan je hoed afnemen. Er is weer een ster geboren in het gestaag uitdijende romanuniversum van Arnon Grunberg.