Spring naar de content
bron: anp

Verbijstering en ingehouden woede

Onlangs verschenen de langverwachte memoires van Ruud Lubbers. Nu pas, 25 jaar na de totstandkoming – omdat hij de gevoelens van zijn collega’s wilde sparen. Onder meer Elco Brinkman, Helmut Kohl en Joop den Uyl krijgen ervan langs. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Brinkman irriteert

Dertien jaar geleden interviewde ik Ruud Lubbers, die toen geen premier meer was maar voorzitter van een club in Utrecht die zich inzette voor jonge vluchtelingen die wilden studeren. Over die studenten hoefde ik niks te weten, wel over hoe Lubbers, anno 2007, terugkeek op zijn Haagse jaren (1982-1994). Lubbers praatte honderduit, maar toen ik later het bandje beluisterde, stelde ik vast dat er weinig kopij in zat. Dat had ik kunnen weten, want hij stond erom bekend uiterst vaag en wollig te kunnen praten en redeneren. Dus toen ik het net uitgebrachte boek Haagse jaren – De politieke memoires van Ruud Lubbers van Theo Brinkel onder ogen kreeg, zette ik mij schrap en overigens niet alleen uit vrees voor onleesbaarheid. 

De laatste memoires van een politicus die ik tot mij had genomen, waren die van Elco Brinkman (Bouwen en bewaren) en daar droom ik nog wel eens van als ik zwaar heb getafeld. Brinkman had zelf de pen ter hand genomen, wat hij beter had kunnen laten. Lubbers’ memoires zijn gebaseerd op vijftien uitvoerige gesprekken die historicus Brinkel had afgenomen in het tijdsbestek tussen 1992 en 1995. Opmerkelijk genoeg bleef de weerslag van die gesprekken op aandringen van de hoofdpersoon maar liefst vijfentwintig jaar op de plank liggen, bevreesd als Lubbers was dat nog levende personen zich gekwetst konden voelen door bepaalde uitspraken.

Zoals voornoemde CDA-fractieleider Elco Brinkman, die geacht werd Lubbers op te volgen. Ook aanvankelijk op voorspraak van Lubbers zelf. Maar de CDA-fractie zette zich begin jaren negentig meer en meer af tegen het door Lubbers gevoerde (bezuinigings)beleid. Lubbers had daar geen enkele waardering voor, want hoe kon zijn opvolger zich keren tegen zijn voorganger? Brinkman, daartoe aangespoord door zijn toenmalige voorlichter Frits Wester (thans RTL Nieuws-commentator), profileert zich nadrukkelijk ten koste van Lubbers en presenteert zich ook een beetje on-Nederlands; zo is hij de eerste Nederlandse politicus die tijdens spreekbeurten losjes met de microfoon over de bühne loopt. Lubbers rept van een ‘drama’ als Brinkman lijsttrekker moet worden, en uiteindelijk zal hij zijn zegen geven aan nummer drie op de CDA-lijst, Ernst Hirsch Ballin. 

Lubbers is in de passages die over de opvolgingskwestie gaan niet zozeer expliciet negatief over Brinkman, het is eerder de totale verbijstering en ingehouden woede die je tussen de regels door leest. En voelt. Lubbers moet Brinkman op den duur zowat hebben geháát. Des te jammerder dan ook dat Brinkman in zijn eigen in 2019 verschenen biografie zo zuinigjes reageert op de streken die hem destijds door Lubbers en het CDA zijn geleverd.

Kohl blokkeert

Lubbers spaart evenmin de Duitse bondskanselier Helmut Kohl, de sterke man van Europa destijds, die de CDA-
premier tenslotte afhield van het voorzitterschap van de Europese Commissie. Lubbers toont zich meer dan eens
kritisch tegenover hem, zoals over de ligging van de grens met Polen na de hereniging in 1989, over de vestiging van de Europese Centrale Bank. 

Kortom, Lubbers is niet deutschfreundlich, zoals Kohl dat noemde. Lubbers, over die term: “Uitgerekend mijn eigen vader zat tijdens de Tweede Wereldoorlog ingesloten in de politiegevangenis op het Haagse Veer. Toen mijn moeder, zelf van Duitse afkomst, de Duitsers vroeg waarom zij hem in hemelsnaam gevangenhielden, kreeg zij letterlijk hetzelfde antwoord: ‘er is nicht deutschfreundlich’. Nu kun je vandaag natuurlijk niet zomaar vergelijken met vijftig jaar geleden, en dat zal ik Kohl dus niet verwijten. Het is echter wel waar dat Kohl iets inhumaans krijgt op het moment dat zijn machtsbasis in discussie komt. Hij vindt die machtsbasis van wezenlijk belang; niet alleen voor hemzelf, maar ook voor de verantwoordelijkheid waar hij voor staat. Eerst is dat in Duitsland, waar hij geen tegenstanders duldt. Later wordt dat Europa, dat hij als zíjn Europa beschouwt.”

Den Uyl dramt

Moeizaam voorts is Lubbers’ verhouding met PvdA-voorman Joop den Uyl. Als het onvermijdelijk geachte tweede kabinet-Den Uyl er na een maandenlange formatie in 1977 toch niet komt, belandt Den Uyl in de Kamer. Daar krijgt hij te maken met Ruud Lubbers die dan fractievoorzitter is van het CDA, de partij die niet verder wilde met Den Uyl en van de weeromstuit met de VVD van Hans Wiegel binnen enkele weken tot een akkoord kwam. Lubbers krijgt te maken met felle oppositie van Den Uyl. “Ik ken hem en zie het als een spel. Dan houdt hij weer zo’n snorkend verhaal met geweldig theater. Mij raakt dat niet. De ene keer zeg ik wat terug, de andere keer niet.” 

In de jaren daarvoor was Lubbers nog minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Onenigheid ontstond in 1975 over de zogeheten vermogensaanwasdeling (VAD), waarin werknemers konden meedelen in de overwinst die hun bedrijven maakten. Dat moest niet collectief geregeld worden, zoals de PvdA wilde, maar per bedrijf, zoals het CDA voorstond. “Helaas, de voorstellen in het kabinet neigen veel te veel naar het collectivistische. Wat wordt daarover gesteggeld! Uiteindelijk breekt het op vrij kleine verschillen. Ik doe zeven keer zeven concessies en meen dat het daarmee welletjes is. En als er dan toch nog weer een stap tegen mijn opvattingen wordt gezet, kondig ik aan dat ik als minister van Economische Zaken het wetsvoorstel niet zal tekenen.” 

Later, in een gesprek met vicepremier Van Agt, herinnert Lubbers zich: “Ik zie ons nog zitten aan onze keukentafel aan de Essenlaan om dat samen te bespreken. Ik vertel hem (Van Agt – red.) dat ik het wetsontwerp niet teken en dat ik als minister rustig aanblijf, maar dat het voor mij het begin van het einde van het tijdperk-Den Uyl is”. 

Lubbers legt niet alleen rekenschap af van wat hij heeft gedaan, maar verschaft ook inkijkjes waar je in interviews vaak zo tevergeefs naar hengelt. Was het de moeite van het al die jaren wachten waard op deze Lubbers’ bio? Diens fijngevoeligheid komt me overdreven voor. Toch mag Haagse jaren ten voorbeeld strekken aan de nog te schrijven nalatenschappen van Dries van Agt, Jan Peter Balkenende en Mark Rutte, al hoeven we daar hopelijk minder lang op te wachten.