Spring naar de content
bron: anp

Mark, de onaantastbare

Op 14 oktober is Mark Rutte tien jaar premier. Nog geen recordhouder, maar alom wordt hem bij de Tweede Kamer-verkiezingen van 2021 de overwinning toebedacht. Hoe kijken we terug op het tijdperk-Rutte? En is Rutte daadwerkelijk over de ‘houdbaarheidsdatum’, zoals bij de oppositie valt te vernemen?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Die avond in mei 2006 zat het in een zaal van het hoofdstedelijke Hotel Okura bomvol met journaille, Kamerleden, partij-baronnen en nog zo wat volk, die zich verkneukelden over wat komen ging: de uitslag van de lijsttrekkersverkiezing van de VVD. Rita Verdonk stond in de peilingen al weken achtereen op voorsprong. Mark Rutte maakte geen schijn van kans. Zo was alom de verwachting. En de hoop, want na de zwakke Hans Dijkstal en de weinig overtuigende Gerrit Zalm en Jozias van Aartsen had de VVD weer behoefte aan een houwdegen, in de traditie van Frits Bolkestein en Hans Wiegel. Rutte was in de ogen van veel liberalen, te links, te sociaal, te zeer in de lijn van Joris Voorhoeve, die voortijdig was gesneefd als leider. Als minister belast met het asielbeleid had de strenge Verdonk haar tanden laten zien. Onder haar leiding zou de VVD zonneklaar rechts afslaan. Voornoemde Bolkestein en Wiegel hadden zelfs reeds Lovely Rita hun zegen gegeven. 

Toen gebeurde er iets vreemds: op een groot scherm verscheen de uitslag, preciezer: het percentage van de winnaar, zijnde Mark Rutte, met 51,5 procent van de stemmen. Niet eerst het percentage van de verliezer, wat gebruikelijk is? Nee, dat kwam pas daarna. Om me heen zag ik mensen hun handen om het hoofd slaan, bij sommigen sprongen de tranen in de ogen, anderen begonnen te schelden. Dit kon niet waar zijn, dit zaakje stonk. Dat was de sfeer. 

Een halfjaar later, op 22 november, vonden de Tweede Kamerverkiezingen plaats. De VVD van nieuwbakken lijsttrekker Rutte verloor zes zetels, maar Rita Verdonk haalde 620.555 voorkeurstemmen, zo’n vijftigduizend meer dan lijsttrekker Rutte. Een unicum in de parlementaire geschiedenis. Een week later bedankte Verdonk haar kiezers in café Plein XIX in Den Haag, wat door sommige media werd uitgelegd als de Coup van Rita, terwijl daar uiteindelijk geen sprake van bleek te zijn. 

Ik moest denken aan die onverkwikkelijke start van Mark Rutte, toen ik Rita Verdonk benaderde voor dit portret. Hoe keek zij, waarschijnlijk de premier die Nederland nooit gehad heeft, terug op de Rutte-jaren? Helaas, Rita reageerde niet op mijn verzoek.

Tien jaar Rutte als MP… Aan de andere kant van de telefoonverbinding probeert VVD-coryfee Hans Wiegel dat tijdsbestek te proeven. Inmiddels hersteld van een herseninfarct heeft hij alleen nog wat moeite met het onthouden van namen. Maar ach, de namen die hij is vergeten, waren naar eigen zeggen kennelijk niet zo belangrijk meer. Zijn gevoel voor humor heeft in elk geval niks te lijden gehad. Zoals dat ook geldt voor zijn eigen Haagse herinneringen. Zo zat hij tien jaar in de Kamer, van 1967, als jongste volksvertegenwoordiger ooit, tot 1977, als fractieleider. Maar tien jaar Kamer of tien jaar premierschap is toch ‘andere koek’, geeft hij onmiddellijk toe. “Wat mij vooral opvalt is dat Mark in die periode meer dan eens heeft moeten werken zonder dat zijn kabinet meerderheden kende in Tweede of Eerste Kamer. Dat is altijd lastig manoeuvreren, maar het frappante is dat je daar bij hem eigenlijk nooit veel van gemerkt hebt.”

Tien jaar Rutte, tien jaar zonder visie. Voor visie ‘kun je beter naar de oogarts gaan’, zei en zegt Rutte te pas en te onpas. Maar in de coronacrisis viel er toch iets uit zijn mond te vernemen dat wel wat weghad van een opvatting, al was het er dan een uit de voorspelbare liberale traditie (strekking: de overheid legt het volk zo weinig mogelijk van bovenaf op, vertrouwt op zijn eigen initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel, de premier is geen dictator). Wiegel vindt dat de overheid zich juist nog te veel bemoeit met de aansturing van maatregelen, maar beseft tegelijkertijd dat het verdomde lastig is om de regie in deze van zichzelf al ingewikkelde en ongekende crisissituatie volledig uit handen te geven. 

De kunst is om weg te gaan  op het moment dat de mensen zeggen: ‘jammer dat-ie weggaat’

Hans Wiegel, oud-partijleider VVD

Hoewel Wiegel hem overwegend veel lof toezwaait, ziet hij het veelal gedwongen vertrek van nogal wat partijgenoten ten tijde van het tijdperk-Rutte toch als een smet. Wij noemen de bekendste gevallen: voorzitter Henry Keizer (na zijn dood trouwens van alle beschuldigingen vrijgepleit), Ard van der Steur, Jos van Rey, Han ten Broeke, Frans Weekers, Ivo Opstelten, Fred Teeven, Anouchka van Miltenburg, Loek Hermans, Robin Linschoten, Nurten Albayrak, Halbe Zijlstra, Wybren van Haga. De lijst is verre van compleet. 

De VVD had in 2019 opnieuw de meeste integriteitsaffaires, bleek uit de Politieke Integriteitsindex, en dat is inmiddels gewoonte sinds de index in 2013 voor het eerst werd gepubliceerd. Sinds 2008 zijn er 31 VVD’ers strafrechtelijk vervolgd, terwijl partijen als CDA, D66 en PvdA ieder maar een paar strafzaken kenden. Dat zegt iets over een mentaliteit, een cultuur. VVD’ers zelf menen dat zij meer dan anderen kans lopen op integriteitsschendingen, omdat hun partij nu eenmaal de grootste is en derhalve meer in de spotlights staat. Partijman Frank de Grave verklaarde in zijn memoires Grote jongen zijn in 2018 dat de VVD een bestuurderspartij is, met ‘veel Machers’ uit de zakenwereld die zich in hun ongebreidelde dadendrang niet altijd realiseren dat er in het openbaar bestuur andere regels gelden dan in het bedrijfsleven. 

Desondanks staan Rutte en de VVD er sinds het uitbreken van de coronacrisis in de peilingen riant voor. Zelfs na het plenaire coronadebat waarvoor de Kamer in augustus de vakantie moest onderbreken, taande Ruttes populariteit amper. Tevens bleek uit onderzoek van I&O Research dat een meerderheid van de bevolking nog steeds in grote lijnen achter het gevoerde coronabeleid staat. Wiegel: “Met nog dik een halfjaar te gaan voor de verkiezingen van maart 2021 zijn het warrige tijden. Natuurlijk, we staan er in de peilingen fantastisch voor, maar ik herinner me dat ik ooit als fractieleider op 38 zetels stond. De partij blij, maar ik was dat helemaal niet, want als je zo hoog staat, hou je dat onmogelijk lang vol. Als je dan zakt, roepen de media: ‘Aanhang VVD loopt terug’. En Mark doet het nu goed, maar hoe ontwikkelt die crisis zich dit najaar? Wat als het geduld van de mensen opraakt, als het aantal besmettingen toch weer toeneemt en het aantal opnames op de ic’s stijgt? Geloof me, de stemming kan zo omslaan.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Rita Verdonk en Mark Rutte lopen vrolijk hand in hand door de gangen van de tweede kamer alsof er niets aan de hand is. (2007)

Deze warrige tijden worden volgens Wiegel nog eens gevoed worden door de onzekerheid of Rutte de kar nog eens wil trekken, na tien tropenjaren. “Het is natuurlijk een slopende baan, met al die oeverloze vergaderingen in Europa er nog bij waar je helemaal hoteldebotel van wordt. En dat dan straks nog eens vier jaar erbij? Zou mij niet verbazen als-ie ermee stopt. Ik heb hem wel eens gevraagd of hij niet eens wat anders moet gaan doen. Maar Brussel is niks voor Mark. Het commissarisschap van de koning, zoals ik dat ooit van Friesland mocht doen, is evenmin wat voor hem. Dus zijn antwoord ‘ik wil en kan niks anders’ is echt gemeend. Maar ja, de kunst is om weg te gaan op het moment dat de mensen zeggen: ‘jammer dat-ie weggaat’.”

En als hij stopt, wie volgt hem op? Wiegel ziet in de VVD nog geen nieuwe Mark. Of hij wil geen naam prijsgeven. Overigens verschijnt over Wiegel in oktober een biografie van de hand van Pieter Sijbesma, oud-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Het eerste exemplaar wordt aangeboden aan Rutte, ergens in het Tweede Kamer-complex, alwaar de geest van Wiegel op bepaalde dagen nog immer rondwaart. Oktober dus, en Wiegel hoopt dat Rutte er dan nog is, hetzij als premier, hetzij als toekomstig lijsttrekker, of beide. “Da’s beter voor de verkoop,” grinnikt hij.

Buiten de VVD ziet Wiegel ook al geen evenknie voor Rutte. Maar zijn vriend Baudet dan? Wiegel houdt zich op de vlakte, verwijst vervolgens naar een lezing waar Baudet bij aanwezig zal zijn. Wiegel, fervent Reve-fan, zal bij die gelegenheid een gedicht van de voormalige volksschrijver ten gehore brengen. Een gedicht dat Thierry zeer zal aanspreken, ‘maar ook Mark’. Het gaat om het gedicht ‘Roeping’ uit 1973:

Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
voor dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet savonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.

De naam is gevallen: Thierry Baudet, ongeleid projectiel, outsider en mogelijk de enige die Rutte straks nog enigszins pijn zou kunnen doen. Hoe kijkt hij naar Rutte? De lezer moet het antwoord schuldig blijven. Baudet werkt niet mee aan dit portret. 

SP-Kamerlid Ronald van Raak en Mark Rutte delen een passie: vaderlandse geschiedenis, in het bijzonder die van raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Volgens beiden is Van Oldenbarnevelt de belangrijkste staatsman die Nederland ooit heeft voortgebracht. Vijf jaar lang vroeg Van Raak om onderzoek te laten plegen naar het verdwenen lichaam van de in 1619 vermoorde staatsman. Onlangs werd besloten dat bij de verbouwing van het Binnenhof gezocht zal worden naar de stoffelijke resten. In het onlangs door Van Raak uitgebrachte boek Denken op de dijken, over de betekenis van een aantal Nederlandse filosofen, verhaalt hij van een nachtelijke tocht van hem en premier Rutte door de catacomben van Algemene Zaken, waar de resten van Van Oldebarnevelt ergens worden vermoed. “Hij ligt daar ergens, zeker weten,” denkt en hoopt Van Raak, die overigens benadrukt dat het bij dat ene tochtje is gebleven. Nu zijn de archeologen aan de beurt, die volgens Van Raak eind volgend jaar klaar kunnen zijn. 

Behalve over Van Oldenbarnevelt schrijft hij in zijn boek ook over Spinoza, Thorbecke, Multatuli, Erasmus, Descartes en Domela Nieuwenhuis. Van Raak, van huis uit historicus van de wijsbegeerte, stelt dat in Nederland pas naar een filosoof wordt geluisterd als diens verhaal toepasbaar is. Niet enkel mooie praatjes, maar ook en vooral praktisch nut dienen zij te hebben. De vraag is of Rutte, historicus en geen filosoof, in een volgende editie van Denken op de dijken zou kunnen passen? “Rutte is inderdaad geen filosoof, hij is een ideoloog,” verklaart Van Raak de betekenis van Ruttes premierschap. “Hij is een uitstekende manager, een goede debater, een fantastische premier kortom… althans voor de VVD. Hij is het symbool van het marktdenken, het individualisme, het neoliberalisme. Hij is de verpersoonlijking van een tijdperk dat ruim een kwarteeuw heeft omvat.”

Van Raaks fractie heeft Rutte weleens gevraagd wat volgens hem de essentie is van Nederland. Het antwoord: samen geld verdienen. “Daar zit geen marketing achter, het is geen theater. Dit is wat hij werkelijk denkt en vindt. En is.” Ruttes verre voorganger Frits Bolkestein grapte ooit eens dat in Nederland iedereen neoliberaal is, behalve de mensen van de SP; Van Raak heeft de uitspraak in een blauw tegeltje laten vastleggen. 

De woordspeling is te flauw, maar we willen ’m de lezer niet onthouden: Mark Rutte heet dus eigenlijk Markt Rutte.

Van Raak: “Ruttes politieke visie is zo dominant dat hij het vaak doet voorkomen alsof hij iedere visie mist, iedere ideologie. En dat dit verder helemaal niks bijzonders is, maar heel gewoon. Maar onder die nonchalance verborgen zit dus een duidelijke neoliberale ideologie.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Minister-president Mark Rutte voor aanvang van Charles Michel, voorzitter van de Europese Raad, voor een werkdiner op het Catshuis.

Iedereen die met Rutte heeft meegeregeerd, is daar min of meer aan onderdoor gegaan. Niet hij of de VVD, maar partners als de PVV, het CDA en vooral de PvdA. “De PvdA heeft onder Wouter Bos het neoliberalisme omarmd. Met een man als Diederik Samsom aan het roer was een partij als de VVD niet eens meer nodig. Zo schreef de NRC eens. Onder Asscher is dat doorgegaan. Die man bestond het zelfs de sociale werkplaatsen af te schaffen. Het-zelfde verhaal geldt voor GroenLinks, dat onder Femke Halsema alles wat maar riekte naar collectivisme begon af te keuren. Onder Jesse Klaver is de studiefinanciering afgeschaft, alleen maar om mee te kunnen doen. Een onbegrijpelijke, onvergeeflijke fout van een toch linkse club als die van Klaver. Ja, ik ben daar fel over. Ik was de eerste in mijn familie die ging studeren. Die kón studeren dankzij de studiefinanciering. Zonder dat steuntje in de rug was dat niet gelukt. Hadden mijn soort mensen zich niet maatschappelijk kunnen verheffen. Met de afschaffing van de studiefinanciering heeft Klaver die kans voor een heel grote groep mensen afgepakt. Hij die zelf ook van eenvoudige komaf is, zou dat toch moeten weten. Ik neem hem dat zeer kwalijk. Juist hem.”

Van Raak meent dat de houdbaarheidsdatum van het neoliberalisme binnen bereik ligt. De aanwijzingen zouden zich vooral in de coronacrisis aaneenrijgen, waarbij de staat, en niet de markt, het in nood verkerende individu (zzp’ers, de horeca, de kunsten) moet bijstaan. Toch stevent Mark Rutte af op een ongekende zege straks bij de verkiezingen van 2021. Dus, hoezo, einde van het neoliberalisme? Van Raak: “Als crisismanager is Rutte inderdaad zeer geliefd, maar omdat Ruttes neoliberale visie onlosmakelijk met hem is verbonden, zal hij een switch moeten maken. Of hij kapt ermee, kan natuurlijk ook. Maar straks na de verkiezingen stug doorgaan op de neoliberale weg, nee, dat kan niet meer. Of tenminste, dat zal steeds lastiger worden zonder dat Rutte met zichzelf in de knoop komt.”

Nu is de VVD een grote machtspartij. Een ideologische switch is best te maken, denkt Van Raak, die zelf geïmponeerd is door het gedachtengoed van Philip Kohnstamm, die onder veel meer zegt dat vrijheid het doel moet zijn van de politiek en niet het begin, zoals VVD-liberalen denken. “Omdat vrijheid het doel is,” legt Van Raak uit, “moet de overheid in de optiek van Kohnstamm de mensen wel eerst bijstaan op het gebied van werken, wonen en welzijn. Als daarin is voorzien, kan naar het doel van de vrijheid gewerkt worden. Ik denk dat de filosofie van Kohnstamm best inspirerend zou kunnen zijn voor de VVD, straks zonder neoliberalisme.”

In 2018 verscheen een biografie over de staatsman Thorbecke, van de hand van politiek historicus Remieg Aerts, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en hoogleraar politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Een lijvig maar uiterst leesbaar boek waarvan er duizenden verkocht werden. Bij die gelegenheid spraken wij de auteur over de stijl van Rutte in vergelijking met die van de liberale aartsvader Thorbecke, die onder veel meer de aanzet gaf voor onze huidige Grondwet. Daarbij is Thorbecke naar verluidt een inspiratiebron voor Rutte. Bij een van zijn persconferenties vanuit het Torentje prijkte het portret van Thorbecke links achter de premier. Aerts destijds over Rutte: “Van Rutte weten we niets. Hij heeft geen boeken geschreven, manifesteert zich allerminst als een denker. Rutte heeft misschien wel ideeën, maar ze zijn zo impliciet, hij geeft er zo weinig profiel aan. Vergeleken bij

Thorbecke is hij als het ware een piano zonder zangbodem. Het is natuurlijk ook een man die nooit echt of lang midden in de maatschappij heeft gewerkt. Noem mij een wetsvoorstel van zijn hand dat hij met succes heeft ingediend en gerealiseerd? Ik ken er geen een. Rutte heeft geen wapenfeiten van enige betekenis geleverd. Hij is een manager, al kun je je afvragen of hij zelfs dat zo goed doet als men wel zegt.”

Stevige kritiek, maar hoe denkt Aerts twee jaar en een enorme crisis later over Rutte?

“Vooropgesteld heb ik veel waardering voor de manier waarop hij zich de laatste maanden op al die persconferenties heeft gemanifesteerd. Toch zie ik nog steeds hetzelfde patroon. Rutte blijft een traject-manager die het land langs pieken en dalen leidt, maar met een regering die niet lijkt te regeren. Ik blijf dat eigenaardig vinden. Het is allemaal reactief in plaats van actief. Bij allerlei vraagstukken op het vlak van milieu, Europa, huisvesting en globalisering worden de lijnen en kaders niet door hem uitgezet, zoals je mag verwachten van een regering, maar door ambtelijke diensten, externe adviseurs en dergelijke, zodat er uiteindelijk weinig van de ideeën beklijft.”

Exemplarisch voor de stijl van Rutte vindt Aerts een van de laatste persconferenties van de zomer, waarop Rutte zich in tamelijk vage bewoordingen uitliet. “Het was steeds iets tussen wens en bevel in; ‘wij houden afstand’ en ‘wij nemen de verzorging in acht’. Zeer onduidelijk vond ik dat, terwijl hij eerder juist wel die duidelijkheid verschafte. Wat de reden daarvan is? Hij wil geen dictator zijn, zei hij zelf, geen politieman die iedereen voor de zoveelste keer gaat vertellen wat hij moet doen. Hij legt de verantwoordelijkheid bij de mensen, wat op zichzelf een nobel streven is, maar iets moralistischer zou hij best kunnen zijn. Daar is ook behoefte aan. In tijden van bezuinigingen morren de mensen ook, maar als helder wordt gemaakt waartoe die bezuinigingen dienen, als er een context wordt verschaft, dan gedraagt diezelfde morrende massa zich alweer een stuk bereidwilliger. Zo is het ook met die corona-
maatregelen. De maatregelen zijn of te onduidelijk of ze zijn te vrijblijvend. Neem het voorbeeld van de mondkapjes. Ik zou zeggen: Rutte, neem een beslissing erover. Maakt niet uit of die verplicht gesteld worden of niet of gedeeltelijk, maar besluit iets.”

Wat volgens Aerts meespeelt is dat het verloop van de crisis zo grillig is en ook blijft, dat politici en instanties zelf het spoor af en toe bijster raken. En zich derhalve in vaagheden uitdrukken, wat weer leidt tot verdere afbrokkeling van het publieke vertrouwen in hen. 

Hoe zou Thorbecke, vragen we zijn biograaf, deze coronacrisis hebben aangepakt? Aerts vindt het in eerste instantie lastig te vergelijken. Maar dan schiet hem het volgende te binnen: “Thorbecke kreeg als minister in 1865 te maken met de runderpest. Toen die uitbrak, was hij op vakantie in Dresden, maar hij was binnen vierentwintig uur terug in Den Haag. Dat is snel, in aanmerking genomen dat de vervoermiddelen in die tijd nog niet zo snel gingen als nu. Meteen sloot hij gebieden af, nam het soort maatregelen dat Rutte nu ook neemt of heeft genomen. Ook Thorbecke kreeg veel kritiek, maar hij hield vast aan een strakke aanpak en hij legde net als nu veel verantwoordelijkheid bij de boeren en lokale bestuurders zelf. Hij was een ideoloog, maar bedenk wel dat hij ook een goede manager kon zijn als het nodig was.”

Als het loopt zoals Rutte hoopt, krijgt de coronaminister straks alle shit over zich heen,
terwijl Rutte vrolijk verder kan gaan met andere zaken

Toen Kamerlid Wybren van Haga vorig jaar uit de VVD-fractie werd gegooid, ontving hij kort daarna een belletje van Mark Rutte. Natuurlijk, Ruttes kabinet was zijn toch al krappe meerderheid nu kwijt. Van Haga’s stem kon zelfs bepalen of en wanneer dat kabinet ten val kwam. Maar het belletje was zonder meer oprecht bedoeld, zegt Van Haga. “Mark wenste me sterkte toe. Hij zei me dat ik me niet onder druk moest laten zetten bij de beslissing mijn zetel terug te geven aan de VVD of zelf mee te nemen. Dat ik mijn tijd moest nemen. Zeer aardig. Mark is ook een van de weinige VVD’ers die mij nu nog altijd gedag zegt.”

De geste is illustratief voor Rutte en diens stijl als eerste minister. Van Haga legt uit: Rutte is meer een politicus, een strateeg, dan iemand die ergens voor staat. Loyaliteit gaat bij hem altijd boven kwaliteit. Bij voorkeur omringt hij zich met vrienden, zelfs als die technisch-inhoudelijk tekortkomen. Door lieden althans die altijd meebuigen en zelden de hakken in het zand zetten. Aldus creëert hij een team, een laag zo je wil, die bescherming biedt, die hem desnoods uit de wind houdt. Neem het voorbeeld van coronaminister Hugo de Jonge. Door hem op al die persconferenties nadrukkelijk op het schild te hijsen, gunt hij hem enerzijds de credits voor de dingen die goed functioneren. Maar De Jonge is door die manoeuvre van Rutte ook en vooral de kop van Jut die, voorspelt Van Haga, straks de schuld gaat krijgen van alles wat er fout gaat of is gegaan tijdens de crisis. Zul je zien dat dat zo ongeveer samenvalt met de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen.

Volgens Van Haga vormen twee mannen een geducht gevaar voor Ruttes hegemonie: Thierry Baudet en Wopke Hoekstra. De VVD probeert de eerste te framen als een racist en vrouwenhater. Van Haga, die warme banden onderhoudt met Forum voor Democratie, schat in dat de kiezer daar uiteindelijk niet gevoelig voor zal zijn. Baudet gaat het minder om het aantal zetels, maar meer om antwoorden op diepere liggende vragen, zoals: waar gaat het mis in de samenleving, wat kan eraan gedaan worden?

En Hoekstra? De minister van Financiën was misschien wel de enige serieuze bedreiging voor Rutte, maar hij heeft hem weten af te serveren door juist zijn tegenstrever bij het CDA-lijsttrekkerschap De Jonge in de schijnwerpers te zetten. Tegen de aandacht die dat voor De Jonge opleverde, kon Hoekstra niet op waarna hij zich terugtrok. Voelde Rutte uitstekend aan. Of Hoekstra nog terug kan komen als minister-president? Die kans lijkt sterk verminderd met De Jonge als lijsttrekker, die niet in staat zal zijn het CDA naar grote electorale hoogten te laten stijgen. Als het loopt zoals Rutte hoopt, krijgt de coronaminister straks alle shit over zich heen,
terwijl Rutte vrolijk verder kan gaan met andere zaken. Aldus Wybren van Haga, ondernemer van huis uit, die het bovenal laakbaar vindt dat de VVD zich meer en meer afkeert van de mkb’ers in dit land en de Nederlandse multinationals. In zijn ogen is de VVD een partij aan het worden die antipathiek tegenover het bedrijfsleven staat. Het is een draai die vrij doorzichtig is, want het neoliberalisme maakt overal ter wereld plaats voor meer overheid. Het is bovenal weinig origineel en allerminst onderscheidend.

De tekst gaat onder de foto verder.

Premier Mark Rutte spreekt de natie toe over de zorgen en de maatregelen om het coronavirus het hoofd te bieden. (2020)

Tien jaar Rutte als MP – op mij maakte hij de meeste indruk toen hij in maart van dit jaar de ‘intelligente lockdown’ afriep. Hier stond geen stoere bink voor de bühne die allerlei on-Nederlandse maatregelen ging verkondigen, die dreigde de taal van de vuist te spreken indien men niet gehoorzaamde. Nee, hier stond een kalme vader die ook amper wist wat hem overkwam, die niet ijzerenheinig vasthield aan zijn besluiten (scholen konden van hem openblijven, maar als leraren anders wilden, dan sloten de deuren alsnog), die vanwege de onbekendheid van de materie vertrouwde op de wetenschap (op wie anders?), die een buitenstaander in huis haalde (de PvdA’er Van Rijn) omdat die nu eenmaal de beste was op zijn vakgebied, die intussen zijn moeder verloor maar dat verzweeg, die kortom onder alle omstandigheden de rust bewaarde. 

Natuurlijk is er veel verkeerd gegaan, en dat zal ook nog even voortduren. Zijn appèl om vooral onze eigen verantwoordelijkheid te nemen (‘ik ben geen dictator’), aan het einde van de zomer, was misschien wat veel gevraagd van een intussen op drift geraakte meute die erom vroeg en vraagt met harde hand te worden aangepakt. Maar hij liet het na, gokte erop dat de herfst de maatschappelijke onrust zou doen uitdoven. Die aanpak lijkt begin september, op het moment dat wij dit schrijven, effect te hebben. Langzaam, heel langzaam, komt Nederland weer bij zinnen. Steeds meer groeit het besef dat betere tijden aanbreken. Dat vaccin kan niet al te lang meer op zich laten wachten. Zul je zien dat het er net is als de verkiezingen plaatsvinden. 

Maar het zou mij niet verbazen als Rutte tegen die tijd ook volkomen uitgeput is. En klaar met de Nederlandse politiek. Bovendien zal, als je zo’n crisis politiek weet te overleven, alles wat erna komt alleen maar tegenvallen.