Spring naar de content
bron: john jansen

Bram Peper: ‘Pim Fortuyn had gelijk met zijn verweesde samenleving’

Sinds corona is de overheid weer zichtbaar en zorgzaam. En dat zal zo blijven, zegt Bram Peper. De PvdA’er en oud-partijideoloog, pas tachtig geworden, blikt vooruit: ‘We krijgen een nieuw normaal, de markt heeft afgedaan.’ Ook kijkt hij terug en onthult: ‘Wim Kok wilde zijn kabinet laten vallen. Hij was aan het eind van zijn Latijn.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is dt728x90f.jpg

“De samenleving is terug,” zegt Bram Peper, terwijl hij een flinke trek neemt van zijn sigaar. En hij herhaalt met kracht: “De samenleving is terug! Dat is een ontzettend belangrijke notie: we zijn van elkaar afhankelijk.”

Dat wisten we niet meer, al decennialang, eigenlijk al niet meer sinds Margaret Thatcher: “There is no such thing as society. There are individual men and women and there are families.” Peper: “Die uitspraak miskent het inzicht van de Verlichting dat de samenleving als zodanig kenbaar is. De civil society bestond nog wel, maar alleen in kleine kring. Als geheel was ze verdwenen. Een volledig geïndividualiseerde, verkokerde maatschappij hadden we. Maar kijk nu. Iedereen helpt elkaar en steekt elkaar een hart onder de riem. Geweldig! De bewonersorganisatie van mijn wijk overlegt met plaatselijke restaurants om maaltijden aan huis te laten bezorgen tegen een schappelijke prijs. En bij diezelfde bewonersorganisatie kun je terecht om je hart te luchten.”

Zijn wijk is het chique Scheepvaartkwartier in Rotterdam, waar de oud-burgemeester en voormalig partijideoloog van de PvdA een ruim appartement bewoont op de negende etage. Het is er volgestouwd met boeken en tijdschriften. Peper zit voor het raam in een lederen fauteuil. Donker pak, wit overhemd. Begin dit jaar werd hij tachtig, een mijlpaal die hij op eenvoudige wijze vierde met een consumptie in het Westerpaviljoen, samen met zijn vriendin, oud-boekhandelaar Maria Heiden. 

Peper schenkt koffie in en zegt: “Dat coronavirus is natuurlijk verschrikkelijk, maar in zekere zin een zegen. De overheid is weer zichtbaar, we weten bij welk loket we moeten zijn voor bedrijfsondersteuning, uitkeringen, en noem maar op. In het zicht van de dood is een samenleving tot grote dingen in staat, zo blijkt. Elke week kijken we massaal naar de persconferenties van premier Rutte, en we luísteren naar hem. Het bestuur dicht bij de burger. In mijn tijd als burgemeester van Rotterdam heb ik me daar sterk voor gemaakt. Ik wilde vijfentwintig stadsprovincies, maar dat idee is door lokale referenda afgeblazen. En zie nu: de vijfentwintig veiligheidsregio’s zijn een tastbare werkelijkheid geworden.”

Toch wel cynisch dat een virus in een paar weken tijd meer voor elkaar krijgt dan de hele sociaaldemocratie in dertig jaar?

“Zeker, zeker. De sociaaldemocratie heeft al jaren geen duidelijke agenda meer. Ondertussen gaf de overheid steeds meer macht uit handen. Privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten, marktwerking in de zorg, deregulering van het bedrijfsleven. De markt is sinds de val van de Muur de baas. Alles draait om geld verdienen, aandeelhouderskapitalisme, dividend en bonussen. Er is geen overheidsfunctionaris meer die aan de bel trekt en zegt: jongens, we moeten vaccins gaan maken, want er is een virus op komst. Dit coronavirus is een variant van eerdere virussen, die al jaren rondwaren, dus er had al een afweermiddel kunnen zijn. Maar voorraden aanleggen, of het nu om vaccins gaat of mondkapjes, is financieel niet interessant voor de farmaceutische industrie. En de verbrokkelde overheid heeft er niets over te zeggen.” 

Zijn PvdA-partijgenoot Lodewijk Asscher schreef in een recent corona-essay dat vliegtuigen met mondkapjes soms van koers veranderen, niet omdat elders de nood erger is, maar omdat er een hogere bieder is. “Kijk”, reageert Peper, “dat is nou de eerste keer dat ik zeg: wat een goed stuk van Asscher! Farmaceuten zijn oligopolies geworden, monopolisten. En de overheid werkte daar tot voor kort volop aan mee. Begin dit jaar, toen het virus de kop opstak in China, was minister De Jonge van Volksgezondheid nog bezig om het laatste onderdeel van het Nederlandse Vaccin Instituut (Intravacc, de onderzoeksafdeling van de voormalige staatsfabriek voor vaccins – red.) te privatiseren. Op het laatste moment heeft de regering daar een streep door gehaald. Dat is, denk ik, een teken dat het marktmechanisme nu voorbij is als leidend principe.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Bram Peper
Fotografie: John Jansen

De overheid terug. Het lijkt Peper veel deugd te doen. Maar zal zijn geluk niet van korte duur zijn? Zullen we zodra de coronacrisis voorbij is niet teruggaan naar business as usual? “Daar geloof ik helemaal niets van. Vergelijk het met de oliecrisis uit 1973. Daar hebben we van geleerd dat we altijd voldoende olie op voorraad moeten hebben. Dat zal straks met mondkapjes ook het geval zijn. We krijgen weer een eigen maakindustrie. Willem Scholten, oud-directeur van het Rotterdams Haven-bedrijf, zei altijd: we moeten zelf dingen blijven produceren, dat is essentieel. Er zal een herformulering komen van publieke functies. De samenleving als studieobject, zeg ik als socioloog. Mijn grote leermeester Jacques van Doorn zei ooit: sociologie wordt overbodig. Maar zie wat er aan de hand is: we beleven de grootste sociologische omwenteling sinds de oorlog. Wat is onze individuele afhankelijkheid, wat onze nationale en internationale? Al die vragen schreeuwen om een antwoord. Ook in Europees verband. Paul Frentrop, senator van Forum voor Democratie, zei onlangs in Het Financieele Dagblad dat de EU veel te veel een speeltuin is geworden van multinationals en lobbygroepen. Een geheel terechte constatering. De EU zal moeten hervormen, en alleen dán beslissingen mogen nemen als het op lager niveau niet kan. Dat zogeheten subsidiariteitsbeginsel maakt deel uit van het Verdrag van Maas-tricht uit 1992, maar is nooit serieus in praktijk gebracht.”

Ook de VVD, altijd kampioen kleine overheid, zal uit de coronacrisis lessen trekken, daarvan is Peper overtuigd. “Rutte heeft gezegd: we zijn een land dat in de kern diep-socialistisch is. Het socialisme is natuurlijk passé, maar wat Rutte bedoelt, is dat hij voorstander is van een sterke staat. We moeten terug naar het Rijnlandse model: een sociale markteconomie, waarin het niet alleen gaat om geld verdienen, maar ook om een breed welvaartsbegrip, kwaliteit van leven en serviceverlening door de overheid. Kapitalisme met een menselijk gezicht, zoals ooit beoogd door sociaaldemocraten en christendemocraten, en nu dus ook door Rutte. Het neoliberale Angelsaksische model van nu, waarin alles aan de vrije markt wordt overgelaten, heeft zijn langste tijd gehad. We gaan naar een nieuw normaal, en dan doel ik niet op de anderhalvemetersamenleving.”

Hij heeft veel waardering voor Rutte, met wie hij standaard één keer per jaar uit lunchen gaat in De Ballentent in Rotterdam. “Hij ontpopt zich tot een staatsman, soeverein in kennis en communicatie. Een Vader des Vaderlands? Jazeker. In Groot-Brittannië zouden ze hem a genuine guy noemen.” Peper gaat sowieso graag met VVD’ers om. Zijn beste vriend is stadsgenoot en minister van Staat Frits Korthals Altes. Met Hans Wiegel drinkt hij zo nu en dan een borrel en met Neelie Kroes was hij jarenlang getrouwd. “VVD’ers zijn over het algemeen ontspannen mensen. Ik deel met hen een zeker gevoel voor humor. In de PvdA is humor, zoals u misschien weet, een schaars goed.”

Maar er is meer waarom Peper de VVD hoogacht. Toen hij tijdens de zogeheten bonnetjesaffaire op de bodem van zijn bestaan belandde, staken vooral liberalen de PvdA-politicus een helpende hand toe. Gerrit Zalm was tijdens die crisis de eerste die hem een etentje aanbood, schrijft Henk van Osch in de biografie Bram Peper – Man van contrasten (2010), Wiegel nam het voor hem op in NOVA, en Korthals Altes regelde, samen met Ruud Lubbers, uiteindelijk Pepers rehabilitatie in Rotterdam. “Bij de PvdA moet je je vrienden niet zoeken,” zegt Peper. “Van Wim Kok heb ik nooit meer iets gehoord. En ja, dat neem ik hem kwalijk. Ik voelde me in die tijd zeer verlaten.”

Peper was minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Kok II, toen vanaf september 1999 bij Radio Rijnmond en in het AD verhalen opdoken dat hij als burgemeester zou hebben gesjoemeld met declaraties. Na een lange juridische strijd won Peper tot slot het pleit. Het onderzoeks-rapport van KPMG werd faliekant onderuitgehaald en de accountants kregen een officiële berisping. Het kantoor moest de inmiddels afgetreden bewindsman een forse schadevergoeding betalen. “Hoeveel? Nee, dat zeg ik niet,” schudt Peper het hoofd. “Het voorschot bedroeg 374.000 euro. Dan heeft u vast een idee.”

“De misdaadroman die op Peper was geïnspireerd bleek louter fictie,” schrijft Henk van Osch. De affaire zou, suggereert de auteur, een afrekening zijn vanuit het stadhuis, waar Peper vijanden zou hebben gemaakt met zijn ‘onbehouwen en horkerige’ gedrag. “Kijk,” reageert Peper. “Ik kan niet goed tegen mensen die niet hun best doen. Dan ben ik kritisch, en misschien wat korzelig. In complottheorieën geloof ik niet zo, maar mijn opvolger burgemeester Opstelten en zijn wethouders hebben die hele affaire wel laten gebeuren.”

De samenleving is terug! Dat is een ontzettend belangrijke notie: we zijn van elkaar afhankelijk.

Bram Peper

Twee van die wethouders waren Hans Simons en Hans Kombrink, partijgenoten met wie Peper in zijn laatste jaren als burgemeester een bijzonder moeizame verhouding had. Simons was, zo schrijft Van Osch, in 1995 zelfs naar premier Kok gestapt om zich, achter Pepers rug, te beklagen over de burgemeester van Rotterdam. Peper: “En een jaar later, in 1996, hebben Simons en Kombrink, buiten mij om, minister Melkert, FNV-voorman Johan Stekelenburg en Rinnooy Kan van VNO-NCW gepolst of ik geen voorzitter kon worden van de Sociaal-Economische Raad. Toen de SER mij vervolgens benaderde, heb ik geweigerd. Ik wilde mijn derde termijn als burgemeester afmaken, ondanks de netelige relatie met Simons en vooral Kombrink.”

Door de bonnetjesaffaire was Bram Peper op z’n zestigste ambteloos burger. Nooit werd hij meer voor een publieke functie gevraagd. “Tja, hoe was dat?” herhaalt Peper de vraag. “Ik heb, geloof ik, het vermogen om boven mezelf uit te stijgen; dat heeft me gered. Een ander had allang onder de groene zoden gelegen. Maar eenzaam was het wel om voor crimineel te worden versleten. Het heeft aan me gevreten. Zeker.”

Decennialang was hij de ideoloog van de PvdA. Analyticus, strateeg, visionair. Steunpilaar van Joop den Uyl en Wim Kok. Voor de eerste schreef hij diens vermaarde lezing Tegen de stroom in, die Den Uyl in mei 1981 uitsprak in Paradiso. Ongeveer tweeënhalf uur duurde die rede; dat kon toen nog. De PvdA-leider waarschuwde tegen het ik-tijdperk dat de solidariteit en de verzorgingsstaat zou bedreigen. “We krijgen een zorgenmaatschappij, die de zorgen van mensen opknipt en toevertrouwt aan een oneindig aantal specialisten,” vreesde Den Uyl.

Peper: “Dat is toch helemaal uitgekomen?! De overheid heeft bijna geen specialistische kennis meer in eigen huis. Daardoor moet alles worden uitbesteed en ingehuurd. Een paar jaar geleden nog: vierduizend mensen eruit bij de Belastingdienst. Bij zo’n belangrijke instelling van de staat! En de burger wordt van het kastje naar de muur gestuurd.”

In 1995, veertien jaar na de Paradiso-rede, schreef Peper de Den Uyl-lezing van Wim Kok, waarvan iedereen zich deze ene zin herinnert: ‘de PvdA schudt haar ideologische veren af’. Werd de PvdA daarmee geen kale kip? “Nee,” antwoordt Peper. “Wat ik bedoelde te zeggen is: het socialisme is dood nu de Muur is gevallen. De veren zijn versiering geworden, het gaat om de kip: de sociaaldemocratie. In feite handelde ook Koks lezing over de verzorgingsstaat, zij het in een gemoderniseerde variant, omgeven door het wilde kapitalisme dat toen al welig tierde.” 

Maar erg concreet werd Kok toch niet?

Peper: “Nou nou. Een heel programma voor Nederland in de komende tien jaar. Alleen, Kok heeft er niets mee gedaan.”

Peper is, zegt hij, verzot op de verzorgingsmaatschappij. “Het is het laatste adres waartoe mensen in nood zich kunnen wenden. Daardoor hoeven burgers niet, zoals in een arm land, van dag tot dag te leven, want er is een vangnet in geval van overmacht. Op die manier kunnen ze een bestaan uitstippelen en zijn ze vrij voor deelname aan de samenleving. De verzorgingsstaat neemt mensen mee in een verhaal van zeggenschap en democratie.”

Maar worden mensen ook niet een beetje lui van de verzorgingsstaat?

Peper, krabbend aan zijn wang: “Wel als je verzuimt de plichten te benadrukken. Ik heb het altijd gehad over rechten én plichten. Al in 1981, toen ik de speech schreef van PvdA-fractieleider Wim Meijer bij het aantreden van Van Agt II. Het benoemen van ook plichten was toen bepaald geen gemeengoed in linkse kring. Ik denk dat dat plichtsbesef inmiddels diep is ingedaald in de samenleving. Het is niet meer van: we gooien het wel over de schutting bij de overheid. Je ziet het in deze coronacrisis: burgers voelen een grote onderlinge afhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Het eigen belang en het samenlevingsbelang zijn weer duurzaam in gesprek met elkaar. Kortom, het Rijnlandse model.”

Gloren er met de door Peper voorziene terugkeer van dat model electoraal gouden tijden voor de PvdA?

Peper: “De partij is helemaal leeggelopen. Men sprak niet meer de taal van de gewone man en er heerste een ongelooflijke politieke correctheid. Ik vind uw vraag te eng partijpolitiek geformuleerd. Het worden gouden tijden voor mensen die vinden dat de overheid te zeer is uitgekleed.”

Is de PvdA daar niet zelf mede debet aan door in de jaren negentig het voortouw te nemen in twee paarse kabinetten, waarin de publieke sector steeds verder werd afgebroken? Het was Wim Kok die de Ziektewet privatiseerde. Pim Fortuyn riep: de puinhopen van paars. 

Peper: “Die ‘puinhopen’ zijn een beetje overdreven, maar voor het overige had Pim Fortuyn een scherp zicht op wat gaande was. Hij had helemaal gelijk met zijn verweesde samenleving. Ik ben ook altijd erg voor deelname van Leefbaar geweest aan het college in mijn woonplaats Rotterdam. Maar goed, het klopt: de PvdA is mede debet geweest aan de teloorgang van de verzorgingsstaat. De partij heeft onvoldoende tegenkracht kunnen mobiliseren tegen de schaalvergroting. Vanaf de jaren tachtig werd de EU one single market, en na de val van het communisme was de hele wereld een markt. Of ik de PvdA op dat gebied iets kwalijk neem? Nee, het was de tijdgeest.”

Zelf was hij anderhalf jaar minister van Binnenlandse Zaken in het tweede kabinet-Kok. “Een visieloos kabinet,” blikt Peper terug, “met een regeerakkoord dat volledig was dichtgetimmerd. Mijn collega-minister Klaas de Vries en ik wilden bij de start van Kok II in 1998 de regeringsverklaring schrijven, al was het maar om het kabinet een thema mee te geven. We vroegen Kok: waartoe is dit kabinet in godsnaam op aarde?” 

En wat zei Kok toen? 

“Niks.”

Al snel kwam het kabinet ten val, toen in mei 1999 senator Hans Wiegel tegen Pepers correctieve referendum stemde. Peper: “Kok was daarover in grote verwarring. Ik kom bij hem in het Torentje en hij vraagt, ijsberend door de kamer: ‘Bram, wat is er in hemelsnaam aan de hand in de maatschappij?’ Hij stelde me voor Herman Tjeenk Willink te raadplegen, de vicepresident van de Raad van State.”

Tjeenk Willink lijmde het kabinet binnen een maand, en daarna gebeurde er iets merkwaardigs. Peper: “Ik zal u iets nieuws vertellen. In de vroege herfst van dat jaar roept Kok fractievoorzitter Ad Melkert, zijn vertrouweling staatssecretaris Dick Benschop en mijn persoon bij zich in het Torentje. Waar ik die eer aan had te danken, God mag het weten. Maar enfin, Kok was na het ploffen en opnieuw aantreden van zijn kabinet aan het eind van z’n Latijn. Hij vond dat hij geen verhaal meer had en wilde stoppen. Benschop werd ter plekke aangewezen als campagneleider bij de verkiezingen. Er moest alleen nog een kwestie worden gezocht waarop het kabinet kon vallen.”

Is dat niet een beetje gek, een kabinet laten struikelen, dat net opnieuw is aangetreden? 

Peper, met stemverheffing: “Ja, dat is gek, dat is gek!”

Een halfjaar later trad Peper af om zich te verdedigen in de bonnetjesaffaire. Het kabinet maakte uiteindelijk de rit zo goed als af. Vlak voor de eindstreep bezweek het in april 2002 onder het NIOD-rapport over Srebrenica.

Bram Peper moet even naar de keuken, en loopt daarna met enig malheur terug naar zijn stoel. “Mijn knie. Zeven keer geopereerd en nog niet in orde. Ik ben een wrak, maar verder gaat alles goed.” 

Ik merk in de stad dat ze me weer mogen. Daar word ik erg blij van.

Bram Peper

Op welke dingen in zijn leven blikt hij als tachtigjarige met plezier terug? “Allereerst op mijn hoogleraarschap sociologie aan de Erasmus Universiteit, waar ik mensen en ideeën heb kunnen mobiliseren. Ik was, mag ik wel zeggen, een pittige hoogleraar met enig gezag. Vervolgens als burgemeester. In die periode heb ik kunnen bijdragen aan het Nieuwe Rotterdam, met de Kop van Zuid van Riek Bakker, compleet met Erasmusbrug. Verder de sociale vernieuwing en de decentralisatie van de deelgemeenten. Ik kijk terug op mooie vriendschappen, zoals met Gerard Reve, met wie ik een lange briefwisseling onderhield. Klopt, in een van zijn brieven omschreef hij socialisten als mensen die vinden dat een ander te veel verdient. Zeker. Hij provoceerde graag. Maar ik houd van bijzondere mensen. En dat wás Gerard.” 

“Waar ik spijt van heb?” Peper valt even stil en herneemt dan: “De te late sluiting van Perron Nul, de opvang van junkies door dominee Visser bij het Centraal Station. De dominee had bij de PvdA meer in de melk te brokkelen dan ik.”

Zal hij ooit nog worden gerehabiliteerd door de PvdA? 

“Nou, daar zijn ze, geloof ik, niet erg druk mee bezig. Waarom ik nog lid blijf? Dat komt vooral door mijn gebrek aan originaliteit. Én door wat politicoloog wijlen Bart Tromp ooit zo mooi formuleerde: de PvdA is een partij waarbij zich in de toekomst altijd een nóg betere gelegenheid voordoet om je lidmaatschap op te zeggen.”

Bram Peper noemt zichzelf op zijn hoge leeftijd een tevreden en opgewekt mens. “Ik merk in de stad dat ze me weer mogen. Daar word ik erg blij van.”

Heeft hij een gelukkig leven gehad? 

“Professioneel wel. Voor dat deel geef ik mezelf een achtplus. Maar mijn persoonlijke leven is voor driekwart ongelukkig geweest. Ik ben drie keer gescheiden, laatstelijk van Neelie, na een heel fijn huwelijk in de beginjaren. Een scheiding is vreselijk. Dat deel van mijn bestaan had ik me anders voorgesteld. Een beetje het ouderwetse idee van hard werken en thuis een gelukkig gezin. Helaas, het heeft zo niet mogen zijn.”Dan staat Bram Peper op; hij moet er vandoor. Chauffeur Henk wacht reeds beneden. Peper gaat lunchen samen met vriendin Maria Heiden en zijn dochter Menke. Bij het afscheid zegt hij: “Als je tachtig bent, zoals ik, komt de dood naderbij. Ik weet al wat ik op mijn urn wil: ‘eindelijk rust, maar je kunt het ook overdrijven’.”

Bram Peper
Fotografie: John Jansen

Word lid van HP/De Tijd