Spring naar de content
bron: Mieke Meesen

Rob & Arthur geven een feestje

De Foute Jongens raken in gesprek over Japan: de hiërarchische cultuur, het veelvoorkomende alcoholmisbruik en de fraaie kunst van fotograaf Nobuyoshi Arākī. Het tweede deel van hun Foute Jongens Boek kreeg helaas een slechte recensie in Propria Cures.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Foute Jongens

Rob: Ooit, mijnheer Van Amerongen, tijdens een van mijn talloze wereldreizen, verbleef ik als eregast in de Singita Game Reserve in Zuid-Afrika. Ik zal ervan afzien u deelgenoot te maken van een van mijn favoriete anekdotes aangaande dit bezoek, zoals regelmatig door mij onder het genot van een single malt verteld bij de open haard van Ex Nihilo Nihil Fit, de herensociëteit waarvan ik sinds jaar en dag lid van verdienste ben. Hoe die giraffe daar in het Paul Krugerpark verwonderd over de muur van mijn buitendouche toekeek terwijl ik mezelf, onderwijl Kleine jongen van André Hazes galmend, uitbundig stond in te zepen: onvergetelijk. Daar laat ik het bij; u legt toch alleen maar vunzige verbanden en daarom wil ik het liever over iets anders hebben.

In de lodge was tevens een groep van zo’n 25 Japanners neergestreken, onderknuppels van het management van een grote multinational onder leiding van hun CEO. Ik beperk mij tot hun gedrag tijdens het diner, waaraan zij in gezamenlijkheid aan een lange tafel deelnamen. Zij slijmden er beschamend op los bij de baas. Dat Japan een hiërarchisch ingerichte maatschappij is, wist ik al, maar dat het zo erg was? Op een gegeven moment bestelde de CEO een fles Ballantine’s voor zichzelf. En wat deden vervolgens zijn ondergeschikten? Bang om de sympathie van hun chef te verliezen bestelden ze allemáál een fles Ballantine’s voor zichzelf, met als resultaat dat het complete gezelschap binnen een uur laveloos boven op en onder de tafel lag.

Waarom vertel ik dit? Omdat ik onlangs, tijdens mijn laatste wereldreis, in Japan zelf verbleef. De indrukken die ik destijds in de Singita Game Reserve had opgedaan, werden er slechts bevestigd. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoe gezagsgetrouw de Japanner in alle denkbare maatschappelijke geledingen is. Strakker dan bij de bevolking van het Land van de Rijzende Zon kan een keurslijf niet zitten. Dat heeft ontegenzeggelijk zijn voordelen: de werklust is er ongeëvenaard, er is nauwelijks criminaliteit, in het verkeer kunnen de zaken niet ordentelijker verlopen en in winkels en horeca-etablissementen is de beleefdheid zo groot dat de medewerkers de klant, uitgebreid excuses stamelend, achterna rennen wanneer hij per ongeluk te weinig wisselgeld heeft ontvangen, zoals ik zelf mocht ervaren. Voor dienstverlenend personeel is het bovendien not done om fooi in ontvangst te nemen.

Juffrouw Sparreboom laat geen spaan van ons prachtboek heel en noemt mij een kleptomane junk.

Arthur

Toch zijn er ook nadelen verbonden aan die strengheid. De grenzen die de culturele tradities aan hen hebben opgelegd zijn dermate beperkend, dat werkelijk alle remmen losgaan wanneer ze eenmaal worden overschreden. Het beest is zo lang gekooid gehouden dat het bij zijn uitbraak nog slechts wild en onstuimig kan zijn. Vaak ligt er hetzelfde alcoholmisbruik aan ten grondslag als toen in de Singita Game Reserve. Het gebeurt meestal op vrijdag, als de lange werkweek erop zit. Een aanzienlijk aantal Japanners werpt het keurslijf dan al zuipend van zich af, totdat zij de avond languit liggend op straat beëindigen, niet meer in staat op hun benen te staan.

Er is nog iets, mijnheer Van Amerongen.

Laat ik er voor één keer uw ordinaire terminologie voor gebruiken, omdat het aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: de Japanner neukt nauwelijks nog.

Het blijkt uit talloze onderzoeken: Japan wordt steeds meer een seksloze samenleving en vergrijst dientengevolge onrustbarend.

Heeft u daar een verklaring voor?

Arthur: De nationale sport in Japan is bukkake, oom Rob-san, en dat is waarom de Jap niet meer neukt. Niet meer neuken – althans niet de paring die louter gericht is op de voortplanting – is overigens gunstig voor klimaat en milieu. Met een verplichte neukstop zouden de klimaatclowns in het droevige Nederland maar wat blij moeten zijn, want de homo sapiens is nu eenmaal de grootste en goorste vervuiler, en niet jouw schitterende dieselbolide en mijn drie hondjes. 

Fijn dat je over bukkake begint, want als ik aan Japan denk, denk ik aan bukkake! Het betekent letterlijk plons of douche en is een specifieke bereidingswijze van noedels, hetgeen jou als foodie bovenmatig zal interesseren. Buiten de keuken verwijst de term naar een vorm van groepsseks waarbij een serie mannen – in de regels collega’s van de afdeling boekhouding – ejaculeren over een knielende vrouw. Het is dan de kunst om met grote precisie op het gezichtje van de juffrouw van dienst te ‘plonzen’. 

De legende gaat, zo lees ik bij meneer Van Dale, dat bukkake tijdens de middeleeuwen opgelegd werd als een straf voor overspelige vrouwen. Nederlandse feministen zoals Jens van Tricht, Anja Meulenbelt, Stella Bergsma en Sunny Bergman roepen dan onmiddellijk: wat een walgelijke vernedering voor onze Japanse zusters, maar die denken in de regel: zo’n lekker organisch masker is een stuk heilzamer dan die dure crèmes van Yves Rocher. 

Mijn enige argument tegen bukkakeren in de Nederlandse polder is dat het dan culturele toe-eigening wordt en je weet dat ik daar fel tegen ben.

Ik heb een leuke bukkake-anekdote voor je, en nog waar gebeurd ook! Ik zat eens moederziel alleen op het strand van Varadero op Cuba, met een polsbandje voor onbeperkt rum en bonen buffelen. Als in een droom kwam er een beeldschoon Japans meisje naast mij zitten. Ze was ook nog eens kunstenaar te Tokio, dus wellicht dreigde er die avond een keertje gratis onveilige Cubaanse seks, want tot dan toe had ik er keiharde dollars voor moeten betalen. 

Mijn geestige openingszin luidde: “Is het waar dat bukkake jullie nationale sport is?” 

foute-jongens-rob-hoogland

U denkt mij blijkbaar te kunnen imponeren met een betoog aangaande de Japanse kunst.

Rob

Nou, dat bleek volgens Yoko Ono allemaal de schuld van internet en die vieze fotograaf Nobuyoshi Arākī. 

Ik reageerde verontwaardigd: “In Nederland beschouwen wij Arākī als een groot kunstenaar. Wat weet je eigenlijk van mijn land, los van de clichés?”

Toen zei ze: “Anne Flank en Dick Bluna!”

Mijn favoriete boek van Arākī is Tokyo Lucky Hole en ik kan je reeds verklappen dat dat fotoalbum niet bepaald over jouw geliefde golfsport gaat. 

Wist je dat Jappen niet kunnen zuipen omdat ze een genetische enzymafwijking hebben? Dat las ik in mijn lijfblad Alcoholism – Clinical & Experimental Research. Ze beschikken maar over één functionerend gen voor het enzym dat acetaldehyde afbreekt. Daarom hebben ze significant vaker last van openbare dronkenschap en kateren des doods. 

Wij dus godzijdank niet, Hoogland-san, met onze Teutoons genenstelsel. 

Dus als je de volgende keer op safari weer Jappen tegenkomt, moet je ze geen whisky aanbieden, maar een lekker glaasje schuimende glutenvrije, alcoholvrije gokkun. Zeg maar gewoon dat het Amarula Cream is. 

Rob: Ik ben niet van gisteren, mijnheer Van Amerongen, en ook niet van eergisteren. Ik weet waarover u het heeft en als ik het niet had geweten, had ik het wel kunnen raden. Zelfs wanneer het zo ingetogen en mysterieuze Japan het onderwerp van gesprek vormt, blijkt er hoofdzakelijk goorheid en platheid aan uw pen te ontsnappen. Bovendien denkt u blijkbaar mij te kunnen imponeren met een betoog aangaande de Japanse kunst. Welnu, daar ben ik toevallig een kenner van, hetgeen overigens tevens mijn portemonnee ten goede komt. Ik zal dit voor één keer met een voorbeeld illustreren. Vijftien jaar geleden kocht ik voor 1800 euro uit een gelimiteerde oplage een prent van de door u reeds genoemde Nobuyoshi Arākī. Dezelfde prent werd onlangs op een veiling verkocht voor 30.000 euro.

De luchtreis van Amsterdam naar Tokio en terug werd door mij dan ook in de businessclass ondernomen.

Neen, ik leen u geen geld. Dat zeg ik u meteen maar. Ik vermoed dat er bij u nauwelijks sprake is van een teruggavebeleid. Wel wil ik nog even ingaan op mijn bezoek aan Japan, waar de maatschappelijke regels zo streng worden nageleefd dat zelfs ik mij afvraag of ik er wel permanent zou kunnen wonen.

U weet dat ik op orde en gezag ben gesteld en dat ik de mening ben toegedaan dat wij in Nederland de boel wat dat betreft volledig uit de hand hebben laten lopen. Verreweg het grootste deel van de problemen waarmee wij als samenleving te kampen hebben, is een gevolg van het feit dat men ons ter linkerzijde, als antwoord op wat men ‘de verstikkende jaren vijftig’ noemde, een alles-moet-kunnen-mentaliteit heeft opgedrongen. Daar plukken wij nu de wrange vruchten van. Het geweld tegen onze ordehandhavers en hulpverleners? Daar ligt de oorzaak.

Japan is het andere uiterste. In de Roppongi Hills Mori-toren in Tokio, waar het Mori-museum voor moderne kunst is gevestigd, stond ik samen met een tiental andere bezoekers voor de lift. Op de vloer was met brede witte lijnen een vak uitgezet waarin wij op onze beurt moesten wachten. Op een gegeven moment zette ik mijn voet per ongeluk buiten zo’n lijn. Ik werd terstond streng gecorrigeerd door een medewerkster. Terug die voet! Dat is Japan, mijnheer Van Amerongen. Bij rood licht voor een zebrapad oversteken omdat er geen verkeer te bekennen is? Geen Jap die het doet. Ze blijven allemaal wachten tot het licht op groen springt.

U mag het best weten: ik kreeg het er benauwd van en ging steeds beter begrijpen waarom zoveel Japanse meisjes in Decora-stijl gekleed gaan: de kawaii-, oftewel schattigheidscultuur. Zij hangen zoveel versierselen op en dossen zich zo felgekleurd uit dat het lijkt alsof zij zichzelf willen vermommen in een wereld die hun te hard, te streng afgebakend en te prestatiegericht is. Ze gaan liever als poppen door het leven. En of dat nou alles is?

Arthur: Heb je voor mij nog die amper gedragen onderbroekjes van Japanse schoolmeisjes meegenomen, die je daar gewoon overal op straat uit een automaat kan trekken, zoals wij een speciaaltje uit de muur van Febo? 

Ik wilde het overigens met je hebben over de weergaloze presentatie van het Grote Foute Jongens Boek deel 2, in boekhandel Scheltema op het Rokin. Niet in het legendarische café Scheltema op de Nieuwezijds Voorburgwal, waar wij de avond in stijl eindigden en jij mopperend een rekening van 600 euro aftikte omdat al onze ‘fans’ gemeend hadden dat die nazit onderdeel was van de officiële presentatie. Ik vond het merkwaardig dat ze allemaal tournedos bestelden, terwijl ze thuis in het beste geval een bonenstoofje eten. Enfin, ik wilde dus die nu al historische boekpresentatie beschrijven, met gasten als Barry Hay, Berend Sommer, Leon de Winter, Martin Koolhoven, Maarten Spanjer, de voltallige redactie van GeenStijl, Syp Wynia, Sylvia Witteman, Theodor Holman, Roderick Veelo, Rob Muntz, Eddy Terstall, Jenny Douwes, Machteld Zee, John van den Heuvel, de souschef van HP/De Tijd en jonge romancier Kevin van Vliet, en Toon Agterberg, de geweldige acteur die in Spetters van Paul Verhoeven werd verkracht door zes man, waaronder Maarten Spanjer. Onze geliefde hoofdredacteur Tom ‘Kelly’ Kellerhuis was verhinderd wegens een Grinder-videoconferentie. 

René van der Gijp kreeg het eerste exemplaar! Net toen ik aan de recensie van die avond begon, klapperde de brievenbus en lag de kersverse Propria Cures op de mat. Ik logeer bij Rob Muntz en die is abonnee. De andere abonnee is ex-Propria-redacteur Beau van Erven Dorens. Onbezoldigd hoofdredacteur van Propria Cures is de onvergetelijke Arie Storm, die in het satirisch schotschrift schrijft onder het pseudoniem Tessa Sparreboom. Arie was ooit redacteur Letteren bij het Mokumse huis-aan-huisblad Het Parool en werd oneervol ontslagen omdat hij steevast recensie-exemplaren van romans van Tommy Wieringa, Leon de Winter en Kluun ‘leende’. 

Ik vind ‘Tessa Sparrebom’ een geestige trouvaille, want vermoedelijk is het een vette knipoog naar de duizenden autreutels die op hun twintigste debuteren met een novellette, een jaar later bezwangerd raken door een registeraccountant en daarna in de vergetelheid raken in Vinexland. 

Juffrouw Sparreboom laat geen spaan van ons prachtboek heel, noemt mij een vieze kleptomane heroïnejunk (terwijl de lezers van deze rubriek weten dat ik alleen maar krek rook) en jou het alt-right-boegbeeld van De Telegraaf, met bovendien prostaatklachten. Ik geef eerlijk toe dat het mij raakte, maar dacht meteen aan mijn adagium en dat van Oscar Wilde: the only thing worse than being talked about is not being talked about, oftewel: there is no such thing as bad publicity. Nou maar hopen dat Beau van Erven Dorens, die andere abonnee van Propria Cures, het oppikt.