Spring naar de content

Wie leidt straks het CDA?

Welke sterke man of vrouw gaat de kar van het CDA trekken – en wordt daarmee wellicht de volgende premier? Komend jaar wordt dat bepaald. Wordt het ‘mensenmens’ Mona Keijzer, ‘tussenpaus’ Pieter Heerma, de sympathieke Hugo de Jonge of toch de zuinige maar populaire Wopke Hoekstra?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Zo’n lijsttrekkersverkiezing is altijd een mooi feestje voor de democratie. Maar het is ook linke soep, want voor je het weet ontaardt het in een richtingenstrijd die, als ze niet het gevaar van afsplitsingen in zich draagt, dan wel tot geruzie en moddergooien kan leiden. Daar zit geen mens op te wachten, laat staan de kiezer. Maar achter die lijsttrekkersverkiezing woekert in CDA-kringen een andere, veel wezenlijker vraag: wat hebben wij in het huidige, losgezongen tijdsgewricht in hemelsnaam te vertellen wat electoraal de moeite waard is? 

De gedachten gaan eerst even terug naar het voorjaar van 2010, toen het CDA in crisis verkeerde over de vraag of men wel of niet in een kabinet moest stappen met gedoogsteun van de PVV van Geert Wilders. Uiteindelijk stemde zestig procent van de achterban voor deelname; dertig procent was tegen, tien procent onthield zich. Die zestig procent riep zichzelf uit tot winnaar, maar die dertig voelde zich de morele winnaar. 

De voorstanders redeneerden: als we meedoen met de PVV in een kabinet, dan dwingen we hen eveneens vuile handen te maken, en aldus nemen we hun de electorale wind uit de zeilen. De ÖVP in Oostenrijk heeft laten zien hoe dat moet. Nee, getuigden de tegenstanders, het CDA moet hoe dan ook de hakken in het zand zetten, een statement maken in de sfeer van ‘tot hier en niet verder’. 

Eigenlijk is er sinds dat in 2010 opengelegde schisma weinig veranderd in het CDA. Nog steeds bestaan er flanken, zoals dat een volkspartij ook betaamt, maar de verbinding, de samenhang is nog niet voldoende zichtbaar. Meent althans Hans Hillen, oud-minister van Defensie, maar daarvoor onder veel meer Kamerlid en partijideoloog. Het CDA heeft als grote volkspartij in 2010 de kunst verloren om iedereen bij elkaar te houden. 

Daarmee verspeelde het CDA zijn ouderwetse degelijkheidsmerk: als alles onzeker is, is er altijd nog het CDA. Dat heeft deels te maken met de ontzuiling; van oudsher was de KVP de grootste van de drie fusiepartners, maar de ontkerkelijking trof vooral de katholieken. 

Thans is in het CDA, aldus Hillen, het ARP-residu het sterkst gebleken. Anders dan KVP’ers zijn ARP’ers meer getuigenispolitici, en dat houdt automatisch in dat je mensen met een afwijkende getuigenis eerder uitsluit. 

Het heeft voorts te maken met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologie en communicatie. Hillen meent dat steeds minder mensen naar het nieuws kijken, of zich hoogstens laten informeren via snelle, oppervlakkige (sociale) media. “De samenleving maakt op mij een losgeslagen indruk, terwijl er juist nu behoefte bestaat aan gemeenschap, aan verbondenheid en aan houvast. Wij CDA’ers moeten proberen een samenbindend verhaal te vinden. Een nieuwe grondtoon. Het CDA moet toegevoegde waarde hebben. Pas als je die hebt gevonden, zoek je er een man of vrouw bij.”

Maar misschien zou de keuze van de toekomstige lijsttrekker toch de opmaat kunnen zijn naar dat grotere verhaal, dus zijn wij zo vrij de thans bekende vier kandidaten langs de politieke meetlat te leggen. Daartoe benaderen wij verschillende CDA’ers die, Hans Hillen uitgezonderd, alleen op basis van anonimiteit hun oordeel wensen te geven. We trappen af met:

mona keijzer

Mona Keijzer

Waarom zou je als je moeder bent van vijf zoons en een baan hebt die meer dan een volledige werkweek beslaat, niet ook een politieke partij kunnen runnen? Staatssecretaris van Economische Zaken Mona Keijzer is vooralsnog de enige vrouwelijke kandidaat voor het politieke leiderschap. Deze zomer vertelde ze aan AD-verslaggever Jan Hoedeman helemaal klaar te zijn met al dat ‘haantjesgedoe’ rond het toekomstig leiderschap in het CDA. Het ging steeds over kroonprinsen, maar niet over kroonprinsessen, waarna zij alvast Madeleine van Toorenburg en minister Ank Bijleveld noemde als potentiële medekandidaten. Zelf dicht zij zich behoorlijke kansen toe, want zij stond al als tweede op de kieslijst, is lid van de partijtop en kreeg in 2012 en 2017 respectievelijk 127.000 en 165.000 voorkeursstemmen. 

Anders dan kandidaat Hugo de Jonge is Mona Keijzer niet bang dat een lijsttrekkersverkiezing kandidaten kan schaden. Keijzer deed in 2012 met nog vijf anderen al mee aan zo’n verkiezing. Sybrand Buma won, zij werd tweede. “Ik heb een positieve ervaring, terwijl ik verloor. Je kunt het nu ook prima doen zonder elkaar te beschadigen.’’ En: “Het partijbestuur moet eerst maar eens gaan bekijken: hoe gaan wij dat nou doen met elkáár. Daarin speel ik nu wel een rol. Ik ben twee keer op nummer twee gezet, ik heb een hoeveelheid voorkeurstemmen gehad, dat is nog nooit vertoond in deze partij. Ik ben nu staatssecretaris, en als je kijkt naar wat ik de afgelopen tijd al op mijn beleidsterrein voor elkaar heb gekregen… Ik zet daarnaast ook nog een aantal dingen op de agenda. En ik ben een ongelooflijk partijmens. Die partij gaat mij aan het hart, dus ik vind het belangrijk dat zo’n proces goed gaat.’’

Ik heb een hoeveelheid voorkeurstemmen gehad, dat is nog nooit vertoond in deze partij.

Mona Keijzer

Ach, je gunt het zo’n vrouw natuurlijk van harte. En als conservatieve partij zou het CDA andere partijen die zich immer op vrouwvriendelijkheid laten voorstaan maar deze niet in de praktijk brengen, hierover aardig de maat kunnen nemen. Maar of Mona Keijzer voldoende gewicht heeft in bijvoorbeeld een televisiedebat met haantjes als Marijnissen, Baudet, Wilders, Dijkhoff, Rutte of zo’n Jetten, valt te betwijfelen. Anderzijds valt zij thans positief op als staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, een terrein dat vrij nieuw voor haar is. In haar voordeel spreekt voorts dat zij een ‘mensenmens’ heet te zijn, iemand die gemakkelijk een praatje aanknoopt met de mensen in de straat of op de werkvloer. Geen onbelangrijke eigenschap tijdens verkiezingscampagnes. Hillen: “Zij presenteert zich goed en doordacht.”

Haar grootste kans dient zich aan als de kanonnen De Jong en Hoekstra elkaar dermate in de haren zouden vliegen, dat zij voor het dan murw gebeukte CDA-publiek het redelijke alternatief wordt, de moeder die die knokkende belhamels uit elkaar trekt.

pieter heerma

Pieter Heerma

Let op Heerma, deze zelfbenoemde tussenpaus. Nam het stokje afgelopen zomer over van Sybrand Buma, die net voor het verstrijken van diens politieke houdbaarheidsdatum een veilig heenkomen wist te vinden als burgervader van de wereldstad Leeuwarden. Heerma was de rechterhand van Buma, vooral tijdens de formatie van Rutte III. Is derhalve zeer goed ingevoerd. Geldt daarbij tevens als een ‘onomstreden’ figuur, een ‘koene keeper’ (dixit Dries van Agt over Ruud Lubbers, begin jaren tachtig) die erop toeziet dat tijdens de spreekwoordelijke verbouwing de werkzaamheden gewoon doorgaan. Bij zijn aantreden liet hij weten dat hij niet de ambitie heeft om lijsttrekker te worden in 2021. De term ‘tussenpaus’ ziet hij wat graag als geuzennaam.

Dat gebrek aan ambitie is opmerkelijk, want waarom zou een politicus wel tijdelijk de partij willen leiden maar niet als de Tweede Kamerverkiezingen zich aandienen? Dat moet te maken hebben met de neergang van Enneüs Heerma, de vader van Pieter, die in 1994 ook fractievoorzitter werd. Pa moest het CDA nieuw elan brengen na een stevige verkiezingsnederlaag in dat jaar, onder Elco Brinkman, de gedoodverfde kroonprins, die uiteindelijk door leider Ruud Lubbers in de steek werd gelaten. Maar die wederopstanding kwam nooit van de grond. Enneüs was een hardwerkende, integere man, maar zijn publieke optredens waren vaak houterig, onzeker. Drie jaar later bleek zijn positie onhoudbaar, toen er in de fractie steeds meer aan zijn leiderschapskwaliteiten werd getwijfeld. Heerma kwalificeerde fractiegenoten die anoniem naar de pers lekten over zijn functioneren als ‘ratten’. Uiteindelijk moest hij retireren. Kort na zijn afscheid als fractieleider werd Heerma ziek; hij overleed in 1999. 

De term ‘tussenpaus’ ziet
Pieter Heerma wat graag als geuzennaam.

Een kwarteeuw later zit zoon Pieter op dezelfde stoel en in dezelfde werkkamer als zijn vader. Daarover zei hij: “Natuurlijk leeft bij mij ook wel het besef dat het extra speciaal is dat ik deze functie mag gaan uitoefenen, omdat mijn vader dat vijfentwintig jaar geleden ook is gaan doen. Maar ook het besef dat het fractievoorzitterschap van mijn vader niet op alle fronten een groot succes is geweest, houdt mij met beide benen op de grond.” 

Met die voor zijn vader en de rest van het gezin toch tamelijk traumatische ervaring in het achterhoofd lijkt Pieter zich nu als tussenpaus in te dekken. Op zichzelf begrijpelijk, en twee CDA-medewerkers die wij spreken, bezweren dat Pieter Heerma geen verder reikende ambities heeft. Daarin is hij bij zijn aantreden als fractievoorzitter te stellig geweest. En dan is er zelfs in Den Haag geen weg meer terug. 

Kennelijk dient hoe dan ook het beeld overeind te blijven dat Heerma tussenpaus is voor het leven. Maar hoe werkt het evenzeer in Den Haag, als Heerma vanaf nu steeds meer in zijn rol gaat groeien en hem nog meer lof wordt toegezwaaid? Zijn debuut bij de laatste Algemene Beschouwingen werd alom positief gewaardeerd. Heerma heeft nog meer dan een jaar te gaan. Wie weet wat er allemaal kan gebeuren. En wie weet luistert hij, op een namiddag in die werkkamer van zijn vader, ineens naar die diep verborgen, innerlijke stem die zegt dat de zoon de vader moet wreken. Dat kan niet als tussenpaus, maar alleen als politiek leider, de functie waarvoor pa destijds nooit de kans heeft gekregen.

hugo de jonge

Hugo de Jonge

Hij riep in Met het oog op morgen dat er geen vierde kabinet-Rutte zou komen, want na Rocky I, II en III had je het met die filmheld ook wel gehad. Of er een kabinet-De Jonge deel I zal verrijzen, valt te bezien. 

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft liever geen lijsttrekkersverkiezing. Dat kan immers leiden tot beschadigingen waarmee niemand gediend is – zoals in 2016 gebeurde bij de PvdA (Samsom versus Asscher). De Jonge heeft de looksvan een leider, die rare puntschoenen even buiten beschouwing gelaten. Weinig andere ministers leggen zoveel werkbezoeken af als hij. Zijn omgang met de dames en heren van de media behoort tot de categorie ‘ouwe jongens krentenbrood’.

Hugo de Jonge is een prima man, maar intellectueel is hij denk ik nog niet krachtig genoeg.

Hans Hillen

Zijn nadeel is dat zijn portefeuille (de zorg) veel minder in het oog zal springen de komende maanden dan bijvoorbeeld de sociaaleconomische en financiële. Waarmee niet is gezegd dat er geen problemen zijn. De jeugdzorg dreigt volledig vast te lopen. Gemeenten klagen over te weinig geld, er zijn al zorginstellingen failliet gegaan, werkers in de branche klagen steen en been over werkdruk, onderbetaling en wat dies meer zij. Dan zijn er de talloze problemen in de thuiszorg, in de verpleeghuizen en in de zorg voor gehandicapten. Stuk voor stuk lastige items, merendeels erfenisjes van vorige kabinetten-Rutte, waar je je als bewindsman niet snel mee in de kijker speelt.

Hans Hillen over kandidaat De Jonge: “Op zich een prima man, al vind ik dat hij te veel accent legt op uiterlijkheden. Intellectueel is hij denk ik ook nog niet krachtig genoeg.”

De andere CDA’ers die wij spreken, ondersteunen die indruk.

wopke hoekstra

Wopke Hoekstra

De man met de ‘meeste potentie’ voor het lijsttrekkerschap. Die kwalificatie komt van een CDA’er die zijn sporen in de partij heeft verdiend gedurende vele jaren op uiteenlopende posities. En Hans Hillen zegt over hem: “De werfkracht van Wopke is heel sterk.”

Voordat hij minister van Financiën werd, was Hoekstra zes jaar lang de rechterhand van de CDA-fractievoorzitter in de senaat, Elco Brinkman. De voormalige politieke leider betoonde zich in het zomernummer van HP/De Tijd een uitgesproken tegenstander van een door andere CDA’ers gepropageerd politiek midden dat ‘radicaal’ uitgedragen moest worden. Brinkman daarover: “Radicaal, dat bindt niet. Mensen uit het CDA zijn op zoek naar redelijkheid en naar evenwicht. Niet naar radicaliteit. Dat is een totaal verkeerde insteek. Het CDA hoort helemaal niet in de radicaliteit. Het past niet in de historie van onze partij. Die term zet mensen maar op het verkeerde been. Taalkundig klopt het ook niet. Je moet met rechts en links zakendoen. Ja, dus ook met Wilders, Marijnissen en Baudet. (–) Radicaliteit leidt alleen maar tot polarisatie en gezeur.”

Daartegenover staat het ‘midden’ van Elco Brinkman voor centrum, essentie, halverwege, kern, medio, middeldeel, middelpunt, middenin, tussen. “Wie in zulk algemeen spraakgebruik nog geen herkenningspunt voor toekomstig degelijk en betrouwbaar beleid kan vinden, is wel heel ver afgedwaald van wat het gezond verstand van het gewone volk nog kan bevatten,” aldus verduidelijkt hij. 

Wie van de kandidaten het beste bij dat Brinkman-midden past? Eerder zei Brinkman dat Wopke Hoekstra ‘niet zo’n radicaal type’ is. Dus Hoekstra lijkt, net als van voornoemde CDA’er Hans Hillen, ook Brinkmans eerste keus. Hij reageert daarop per mail: “Ik begrijp de vraag, maar die kan en wil ik niet beantwoorden op dit moment. Er komen vast nog wel gelegenheden in de toekomst om te kijken wie het meest standvastig is, daar op die middenstip…”

Wopke Hoekstra is de man met de ‘meeste potentie’ voor het lijsttrekkerschap.

Hoekstra kreeg na Prinsjesdag van de Volkskrant, waar in de kolommen toch steeds meer een GroenLinks-lucht gaat hangen, een 7,5 als rapportcijfer, het hoogste van alle bewindslieden. De minister toonde afgelopen jaar ‘daadkracht’ met onder meer zijn ingrijpen bij Air France-KLM, maar ook naar het schijnt in het kabinet waar collega’s hem bekritiseerden omdat hij zo verrekte zuinig is en er geen enkele moeite mee heeft om hen bij het uitdelen van zelfs de kleinste presentjes over te slaan. Hoekstra betoont zich een schatkistbewaarder in de meest strikte zin van het woord. Naar verluidt moesten zelfs zijn ambtenaren op Financiën daaraan wennen. Hoekstra zou te veel een bestuurder zijn en een slecht ontwikkelde politieke antenne hebben. Dat zal allemaal wel, maar uit een peiling van Maurice de Hond bleek Hoekstra mede vanwege die zunigheid de betrouwbaarste bewindspersoon uit het kabinet te zijn. 

Maar Hoekstra heeft de afgelopen maanden ook twee keer een lezing gehouden waaruit visionaire kracht blijkt. Zo was er afgelopen nazomer de H.J. Schoo-lezing, waarin hij sprak over de middenklasse die het zo moeilijk heeft, over het nut van financiële degelijkheid en over de keerzijden van migratie. Over dat laatste zei hij onder meer dat er ‘te veel nog altijd niet goed gaat’ en hij vond het ‘geen wonder dat de helft van de bevolking onomwonden zegt dat er te veel migranten zijn’.

Sybrand Buma verkondigde dezelfde boodschap, alleen was zijn toon harder. Hoekstra is milder, barmhartiger. Eerder dit jaar hield hij in Berlijn de Humboldt-rede, waarin hij zei de open grenzen te beschouwen als ‘een groot goed’. “Ik ben zeer voor de interne markt. En ik ben er ook voor dat dit continent zijn fair share bijdraagt aan de opvang van diegenen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Ook dat leg ik graag uit op straat. Ik vind het namelijk redelijk. Maar het is niet uitlegbaar dat er landen zijn die wel wensen te profiteren van de interne markt, wel van de Europese vrijheden gebruik willen maken, en wel vrij willen reizen, maar niet thuis geven op gebied van migratie. Wat mij betreft is het afgelopen met dit soort -cherrypicking. Met als mogelijke consequentie dat we de grenzen van Schengen opnieuw moeten trekken.”

Beide verhalen sloten aan op dat van Pieter Heerma bij de Algemene Beschouwingen. Diens pleidooi voor een ‘betrokken samenleving’, waar vrijheid nooit mocht ontaarden in vrijblijvendheid, riep vage herinneringen op aan de nota Bestek ’81 van Dries van Agt, aan de zorgzame en verantwoordelijke samenleving van Elco Brinkman, aan het normen- en waardenverhaal van Jan Peter Balkenende. Het deed zelfs hier en daar denken aan de Tien Geboden. Een authentiek CDA-verhaal dus, dat ‘misschien niet erg sexy is, maar wel heel betrouwbaar’ (dixit voormalig campagneleider Jack de Vries in 2011 over het CDA), waarmee in elk geval afstand wordt genomen van de rechtsere koers die onder Sybrand Buma was ingezet. 

Met Hoekstra kruipt het CDA weer terug naar de bron, zijn oorsprong. De tijd begint uit te wijzen dat met die bronnen eigenlijk helemaal niet zoveel mis is. Tot slot Hans Hillen, die Hoekstra tipt, maar voor Pieter Heerma een minstens zo belangrijke rol ziet weggelegd. “De KVP was indertijd op z’n sterkst met Romme als leider vanuit de Tweede Kamer. Bij Pieter zie ik veel kwaliteiten die hem bij uitstek voor een vergelijkbare rol geschikt maken.”