Spring naar de content
bron: Tjitske van Leeuwen

Roanne van Voorst: veganist met de botte bijl

Met Ooit aten we dieren heeft Roanne van Voorst een prikkelend pleidooi voor een veganistische toekomst afgeleverd, dat weinig ruimte laat voor twijfel. Het is alarmistisch van toon, maar niet zonder zelfspot.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas van den Bergh

Vegetarisme en veganisme, ooit zieltogende hobby’s voor bleke wereldverbeteraars, zijn aan een onstuitbare opmars bezig. Op borrels van de Amsterdamse gemeente wordt geen vlees meer geserveerd, er zijn tientallen vegan-festivals en -kerstmarkten, steeds meer vloggers, dj’s en influencers bekeren zich tot de vega-lifestyle. Ook de multinationals hebben het begrepen. Onlangs kocht Unilever De Vegetarische Slager, Ikea serveert veganistisch softijs en Danone nam de plantaardige pionier WhiteWave over.

Cultureel antropologe Roanne van Voorst, bekend van haar boeken over jonge allochtonen in Nederland en het leven in de sloppenwijken van Jakarta, is ervan overtuigd: er breken nieuwe tijden aan. “Of je nu vóór zo’n enorme verandering bent of tegen maakt eigenlijk niet uit – het gebeurt al, het is niet tegen te houden, we zitten er middenin,” schrijft ze in dit boek, waarin ze ‘de mythes van het carnisme’ wil doorprikken.

Ook in het vervolg laat Van Voorst weinig ruimte voor twijfel. Het carnisme is ‘een gewelddadige leefstijl’, waarbinnen veeboeren worden beschouwd als ‘daders’ en ‘dierenmishandelaars’ en vleeseters medeverantwoordelijk zijn voor een massamoord. “De meesten van ons zijn opdrachtgevers van criminele acties, of we ons er nu van bewust zijn of niet.”

Gelukkig loopt de ‘carnistische ideologie’ op zijn laatste benen. Steeds meer boeren, zo stelt Van Voorst, hebben last gekregen van gewetenswroeging en kwamen tot het inzicht ‘dat ze jarenlang bewust en vrijwillig dieren leed hadden berokkend, en dat hun gedrag immoreel was’. Ze citeert een aantal ‘getraumatiseerde boeren’ die het roer hebben omgegooid en zijn overgegaan op duurzame landbouw.

De missie van Van Voorst is nobel en komt zonder twijfel voort uit een oprechte bezorgdheid over de toekomst van de mensheid. Haar toon is die van de missionaris, met sporadische dotjes zelfspot. Ze is goed thuis in de voedingsleer en heeft haar literatuur bijgehouden, getuige de indrukwekkende bronnenlijst van 29 pagina’s.

Het eerste deel van dit pamflet is het minst sterk. Hier focust ze op het dierenleed dat boerderijdieren wordt aangedaan, ‘diep gevoelige en intelligente wezens’. Ze citeert een Zweedse biologische boer die zijn dieren knuffelde voordat hij ze ‘humaan’ slachtte, maar die toch de angst in de ogen van zijn varkens zag telkens wanneer hij ze naar het slachthuis reed.

Afgezien van de vraag of die varkens nu werkelijk doorhadden wat er met ze zou gaan gebeuren, blijft het lastig om ‘de wreedheid’ van de slacht aan de kaak te stellen, als je net omstandig hebt uitgelegd dat de mens zich niet beter moet voelen dan dieren. “De mens is zelf ook een dier, punt uit,” stelt Van Voorst.

Zo is het ook, maar in dat licht bezien is de wreedheid die mensen aan de dag leggen nu juist bij uitstek dierlijk gedrag. Voldoet de mens niet aan de biologische wet van ‘het recht van de sterkste’ door dieren te vermoorden voor eigen consumptie? Je kunt dat weinig empathisch vinden, cynisch en egoïstisch bovendien, maar dat zijn allemaal menselijke concepten. ‘De wreedheid van de slacht’ is een antropocentrische gedachte. In de dierenwereld bestaat dat helemaal niet, een dier leeft en dan gaat het dood, onverdoofd.

Achtereenvolgens behandelt Van Voorst de geschiedenis van het veganisme, ze staat stil bij de invloed van de zuivellobby, het gaat over de macht van Instagrammers en influencers, over ‘veganistisch daten’, over mannen en de mannelijkheidsmythen, over The Impossible Burger (gemaakt van plantenvlees), over ongezond veganistisch eten en over dierproeven. Ook schetst ze in een paar verhalende intermezzi een plantaardige toekomst, waarin het eten van dieren als een aberratie uit het verleden wordt beschouwd.

Het is kortom nogal een springerig geheel, dit boek. Je zou het, minder vriendelijk, ook een ratjetoe kunnen noemen. Dat deert niet, ik bleef geboeid doorlezen, ook omdat de auteur zich voortdurend in de tweede persoon tot de lezer richt. Zo word je medeplichtig gemaakt, en gedwongen zelf positie te kiezen.

“Nu, op het moment dat ik deze woorden intik en jij deze woorden leest, leven we allebei nog in een vacuüm tussen twee verhalen in. We weten hoe het is geweest, maar we kunnen ons nog niet precies voorstellen hoe het straks zal zijn, als alles anders is. In dit boek heb ik het nieuwe verhaal voor een groot deel al geschetst.”

In voorgaand citaat schuilt precies de paradox van dit boek. Niemand weet waar we heen gaan en hoe het zal aflopen, behalve Roanne van Voorst zelf, die zich met grote stelligheid de ene na de andere voorspelling permitteert. “In een wereld waarin we niet langer dierlijke producten gebruiken – in een wereld na de Eiwitrevolutie – zal het ons lukken om klimaatveranderingen grotendeels tegen te gaan, zullen mensen gemiddeld gezonder zijn en zullen er veel, veel minder dieren pijn lijden en stress hebben.”

De auteur portretteert zichzelf als vegan-drammer, die haar eigen relatie op het spel zet voor haar idealen.

Pas op driekwart van dit boek speelt ze haar sterkste troeven uit. Dat het eten van dieren niet te rijmen valt met de sterke groei van de wereldbevolking. Dat al die monden niet te voeden zijn met dierlijke producten, om de simpele reden dat die dieren zelf weer vreselijk veel voeding en water nodig hebben. Dat die dieren bovendien voor dermate veel methaanuitstoot zorgen dat ze een van de grootste veroorzakers van klimaatverandering zijn. Dat de meest effectieve manier om klimaatcatastrofes tegen te gaan daarom de veganistische levensstijl is.

Ook hier kiest de schrijfster liever voor een sweeping statement dan voor mits en tenzij. “Ons eten doet de zeespiegel stijgen en veroorzaakt levensgevaarlijke overstromingen in andere landen.” En: “Jij en ik, wij behoren tot de generatie die gaat meemaken dat het in grote delen van de wereld verboden wordt onnodig dierenleed te veroorzaken.”

Van Voorst is confronterend, hanteert geregeld de botte bijl, maar doet dat steeds met een glimlach. Zo portretteert ze zichzelf als vegan-drammer, die haar eigen relatie op het spel zet voor haar idealen. Haar vriend is een vegetariër die de zuivelproducten niet uit zijn dieet wil verbannen. Rode draad vormen de pannenkoekjes die Van Voorst voor hem maakte, zijn lievelingsontbijt. Zonder eieren blijken die pannenkoekjes niet half zo lekker. Toch houdt Van Voorst stand. Juist lekker, met bosbessen en ahornsiroop! Om dan toch te moeten erkennen dat deze misbaksels smaken naar ‘iets tussen wasmiddel en groene olijven in’.

Roanne van Voorst
Ooit aten we dieren
Podium
€20,50

Ten slotte geeft Van Voorst nog een hoopvolle draai aan dit alarmistische boek. Een recent VN-rapport concludeerde dat we ‘nog maar elf jaar’ hebben om de allerergste effecten van klimaatverandering tegen te gaan. Zij maakt daarvan: ‘we hebben nog elf jaar’ om onze wereld te verbeteren. In elf jaar tijd kan er immers veel gebeuren.

Roanne van Voorst schreef een boek dat goed aansluit bij de belangrijkste maatschappelijke thema’s van dit moment. Ze prikkelt en provoceert, maar ze is er vooralsnog niet in geslaagd om mij tot het veganisme te bekeren. Daarvoor is haar toon te bevoogdend en haar stellingname te weinig genuanceerd.