Spring naar de content
bron: HP/De Tijd

De foute jongens over gevaarlijk leven

Toen Rob werd opgenomen om zijn rechterknie te laten vervangen, bleek zijn verpleegkundige een kloon van Bud Spencer. Arthur besloot voor het eerst in twaalf jaar weer een zorgverzekering te nemen. De Foute Jongens vertellen over hun medische avonturen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Rob: Ofschoon het niet bepaald op basis van vrijwilligheid geschiedde, mijnheer Van Amerongen, mocht ik mij onlangs een weekje onderdompelen in de vijver van de polderlandse gezondheidszorg.

Gezien de bedragen die ik een halve eeuw lang maandelijks in onze zorg heb gepompt, zou men kunnen stellen dat het hoog tijd werd dat minister Hugo de Jonge eens iets voor mij terugdeed. Akkoord, er zijn in ruil voor het vermogen dat zijn voorgangers en hij met mijn financiële bijdragen konden opbouwen enkele huisartsbezoeken voor mij betaald, een paar doosjes medicijnen per jaar – nee, géén blauwe pilletjes – en een eenmalig verblijf in de jaren zeventig in het Zeeweg Ziekenhuis te IJmuiden wegens een hernia-operatie: de enige keer in mijn werkzame leven dat ik mij officieel ziek heb gemeld. Verder heb ik de gezondheidszorgkas alleen maar gespekt. Toch was ik er liever gevrijwaard van gebleven. De zielepijn die mij al jaren plaagt kan ik wel handelen. Anders was ik niet aan deze rubriek begonnen. Maar met fysieke pijn heb ik zo mijn problemen.

Er moest een onderdeel worden vervangen. Niet het onderdeel waar u natuurlijk weer, met uw puberale geest, onmiddellijk aan moet denken. Dat onderdeel werkt nog naar behoren, zij het dat het zijn opstandigheid tegenwoordig wat minder nadrukkelijk tentoonspreidt – een onvermijdelijk gevolg van het feit dat ik deel uitmaak van de generatie op wie Magere Hein zich momenteel voornamelijk concentreert. Toch meld ik u: er hoeft maar een hedendaagse kloon van Mylène Demongeot, mijn jeugdheldin op wier uiterlijk ik de keuze voor mijn huidige levenspartner baseerde, voorbij te wiegen of ik kan de neiging om hijgerig achter dat onderdeel aan te lopen nog altijd nauwelijks bedwingen.

Het betrof mijn rechterknie, die na veertig jaar overbelasting dusdanig was gaan protesteren dat hij voor een exemplaar van kunststof en roestvrijstaal diende plaats te maken. De operatie was een fluitje van een cent en toen ik uit de narcose ontwaakte en een verpleegkundige aan mijn bed meende te ontwaren die óók wel iets van Mylène Demongeot leek weg te hebben, dacht ik dat het allemaal best was meegevallen. Maar toen raakten de pijnstillers uitgewerkt. En toen werd de pijn na verloop van tijd, vooral toen ik mijn bed uit moest om weer te leren lopen, zo groot dat ik naar de genadige dood begon te verlangen. Daarnaast bleek die verpleegkundige bij nader inzien eerder een kloon van Bud Spencer.

Enfin. Ik weiger hier een klaagzang van te maken. Ik heb het overleefd, daar wil ik het graag bij houden. Al wil ik toch ook wel kwijt dat ik me tijdens het kortstondige verblijf in de Utrechtse privékliniek waar de ingreep plaatsvond meerdere malen realiseerde dat het met de Nederlandse gezondheidszorg echt niet zo slecht gesteld is zoals vaak wordt gesuggereerd. Daarna werd ik bovendien, net als onze gewaardeerde amice mr. Theo Hiddema na diens heupoperatie, in een zorghotel opgenomen, met een comfort waarover ik straks nog graag iets kwijt wil. Maar eerst geef ik het woord aan u, mijnheer Van Amerongen. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld met de Portugese gezondheidszorg?

Arthur: Ik ben een wandelende encyclopedie, maar jouw Mylène Demongeot moest ik even koekelen. Omdat het goede mens een te verwaarlozen curriculum vitae heeft (inderdaad, ze leeft nog), zocht ik naarstig naar haar naaktfoto’s op Vintage Erotica Forum. En warempel, in de obscure rolprent Il faut vivre dangereusement uit 1975 mocht ze heel eventjes haar joopjes laten zien, zoals de cameo van Tatjana Šimić in Flodder, maar dan met cuppie B.

Toen jij daar in hospice De Deemstering in Utrecht lag, helemaal wappie van de morfine, dacht je toen aan Mylène of aan je wettelijke echtgenote terwijl je pielemuis schoon werd geschrobd door zuster Fatima?

Broeder Bud Spencer lijkt mij, mede gezien zijn gedienstige functie, een lid van gezelligheidsvereniging Dikke Maatjes Big & Bear Netherlands. Die dacht natuurlijk dat jij een zielsverwant was! Propte hij je helemaal vol met dat vieze ziekenhuisvoer of had je een klysmamenu?

À propos, ik was de afgelopen twaalf jaar onverzekerd. In Portugal maar ook in de hel van Zuid-Amerika. Daarom mocht ik van mijzelf niet in het ziekenhuis geraken. Zelfs niet met een kleine druiper of een Spaanse kraag. Maar wat te doen als je latexallergie hebt? Een varkensblaas als kapotje is geen gezicht maar misschien ruikt het wel lekker!

Je weet dat ik uit Ede kom en dat mijn ouders mij om Gods wille niet gevaccineerd hebben. Bovendien waren wij noch voor het ziekenhuis, noch voor begrafenissen verzekerd, al moest mijn pa op last van mama wel zijn Solex laten beschermen door de ANWB.

Uiteindelijk kreeg ik van de lieve Heere God, als beloning omdat papa en mama mij niet hadden ingeënt, slechts een lichte variant van polio en daarom heb ik nu zo’n raar Ian Dury-loopje.

Op mijn vijftiende heb ik het Edesche filiaal van de Amish verlaten, met slaande deuren mag ik wel zeggen.

Bon, sinds kort heb ik een peperdure seguro de saúde omdat ik nog meer fysieke uitdagingen heb dan jij en mr. Theo Hiddema bij elkaar. Ik kon mij nog net verzekeren op mijn 59ste, nadat ik tegen de klerk had moeten zweren dat ik geheelonthouder ben. Noem het een wit leugentje, maar ik kan toch moeilijk zeggen dat ik al ruim veertig jaar drie pakjes Gitanes zonder filter per dag rook. De gele, met maispapier, omdat dat gezond is.

Dankzij mijn seguro kan ik me nu een medisch gekkigheidje op zijn tijd permitteren. Zo was ik laatst doorgezakt op het eiland van Tavira, je weet wel, waar wij samen verpoosden met die sterverslaggever van de Volkskrant, Maxim Hartman, en waar je met dat infantiele treintje heen moet vanaf Santa Luzia. Ik had flink lopen keilen met de medronho, je kent me. Word ik ’s anderendaags wakker op dat beroemde ankerkerkhof! Met – je raadde het al – zo’n heel anker in mijn poepert!

Ik ben zo goed en kwaad als het ging naar de eerste hulp in Tavira gehinkt en toen zei de traumatoloog: de vorige keer was u op een tl-buis gevallen, nu op een anker. What’s next, senhor Van Aimieroenken?

Goed, het was al met al best een flinke ingreep, een soort keizersnede, en ze waren erg bang voor een darminfectie vanwege al dat roest, maar nu mag ik alles weer doen van de dokter, al matig ik met de medronho en tik ik al mijn stukjes staandend.

Kun je eigenlijk golfen met je nieuwe knietjes, of specialiseer je je nu in bridge en rummikub?

Rob: Vallen geestverruimende middelen ook onder uw peperdure seguro de saúde, mijnheer Van Amerongen? Ik stel u deze vraag omdat ik toch nog iets kwijt wil over mijn verblijf in die Utrechtse privékliniek, om precies te zijn over de periode dat ik, ook op kosten van de verzekering, onder narcose was gebracht. Deze narcose – nee, ik had ditmaal niet voor een ruggeprik gekozen – werkte op mij zéér geestverruimend. Althans, dat maak ik op uit de woorden van voornoemde kloon van Bud Spencer, die mij geheel tegen zijn verpleegkundige instructies in verklapte wat ik, toen de operatie was afgerond, in het tweeduuster tussen verdoving en ontwaken allemaal had liggen brallen.

Zoals u vast wel weet zijn er veel patiënten, vooral van mannelijke kunne, die er op dat moment van alles uitslaan, waar zij zich later niets van kunnen herinneren. Het uiterlijk van de ok-assistente vormt dan regelmatig het onderwerp, dat vaak wordt aangevuld met de meest uiteenlopende ideeën aangaande de wijze waarop de geopereerde met haar graag aan zijn oerdriften gehoor zou willen geven. Gelukkig schijn ik mij wat dat betreft goed te hebben gedragen, maar waar ik mij volgens Bud wél aan overgaf was het zingen van een lied voor de dienstdoende orthopedische chirurg, die dokter Rob Sollie heette. “U zong ineens: ‘You say you Sollie/ Don’t tell me Stollie’,” vertelde Bud. “Op de wijs van Don’t Tell Me Stories, dat liedje van Saskia & Serge. Daar moesten de dokter en ik heel hard om lachen. Al hadden wij geen idee wat u ermee bedoelde.”

Welnu, mijnheer Van Amerongen, zelf wist ik dat onmiddellijk, al hield ik dat uiteraard wel voor mij. Het verhaal van Bud voerde mij terug naar Heerlen, 1976, het jaar ook dat het onvergetelijke duo Saskia & Serge zo met Don’t Tell Me Stories aan de weg timmerde. Ik verbleef daar als Telesport-verslaggever in het kader van een Europacup-ontmoeting tussen Roda JC – waar toen overigens ene Dickie Advocaat op het middenveld speelde – en Anderlecht. En geloof het of niet, in de aanloop naar die wedstrijd, enkele dagen eerder, raakte ik op een avond zomaar verzeild in een etablissement genaamd Wiener Wald.

Weinig was Weens aan die tent, en het lag niet aan een Wald maar aan een provinciale weg. Wel was er, toen nog tamelijk uniek, opvallend veel Thais aan, waarmee ik met name, in de meest ruime betekenis van het woord, het bedienend personeel bedoel: slanke Zuidoost-Aziatische jongedames, van wie er eentje wegens een tijdelijk gebrek aan klandizie het podium beklom teneinde haar versie van het op dat moment immens populaire Don’t Tell Me Stories ten gehore te kunnen brengen. U raadt het al: dankzij haar Aziatische tongval werd dat dus “You say you sollie, don’t tell me stollie.”

Hoe fascinerend toch, mijnheer Van Amerongen, dat deze ervaring zich ruim veertig jaar later plotseling, uitgerekend op het moment dat ik uit de narcose aan het ontwaken was en met een arts werd geconfronteerd die naar de naam Sollie luistert, aan mij opdrong. Kunt u zulks verklaren?

Arthur: Hoe krijg je het voor elkaar, Schanulleke, dat ik me opnieuw laat meesleuren in jouw smeerlapperij? Mijn kinderen lezen mee!

Ik wilde net een heel vertoog gaan houden over de treurige gezondheidszorg in Portugal en de rol daarin van de socialistische regering-Costa, en dan kom jij met een bizar verhaal dat je met Dick Advocaat en Saskia & Serge en een dozijn ladyboys in een parenclub was aan de gevreesde Napoleonsbaan nabij Roermond, gelieve uit te spreken als Remunj.

Waren Gert en Hermien er ook, en Arno en Gradje? Ik vrees dat je Bud niet helemaal goed verstaan hebt, want volgens mij zong hij: “Hello snollie, deze bebaarde nachtzuster gaat sabbelen aan jouw biggie tollie.” Dat is een oud Surinaams slaapliedje.

Hoe lang was je eigenlijk onder zeil? Ik ben bang dat Big Bear Bud samen met de narcotiseur van dienst de anesthesie heeft opgevoerd en dat er onuitsprekelijke dingen met jouw goddelijke lijf zijn gebeurd. Je kent toch die scene met in Kill Bill, met Uma Thurman die in coma ligt en regelmatig wordt gevisiteerd door verpleger Buck die rondrijdt in die felgele Pussy Wagon?

Bon, ik zou me effe laten checken bij de GGD in Alkmaar, op de afdeling seksuele gezondheid, want anders heb je weer een boel uit te leggen aan moeders de vrouw en je komt anno 2019 echt niet weg met het smoesje van de vieze wc-bril. Het kan natuurlijk ook zijn dat het een van de fijnste ervaringen in je leven was, daar in de ziekenboeg. Welnu, dat diepe gevoel kun je weer terugkrijgen. Dat kan ik deels voor je regelen hoor, ik stuur kleine Mo met zijn scootertje wel even naar je fermette. Officieel bezorgt hij kapsalons en pizza, maar in feite is hij een ordinaire narcoticaboer. Als je dan lekker gedrogeerd bent, laat je je door je vrouw afzetten bij een willekeurig furball, een hairy men dance party. Ik zie dat er binnenkort eentje is in Egmond aan Zee, bij brommerclub Hairy Angels. Ze doen aan ballotage, maar ik denk dat de bears & buddies je met alle plezier toelaten, ondanks je hoge leeftijd en je kunstknie. Dat is toch veel leuker dan dat truttige gegolf van je, Hoogland, in je belachelijke ruitbroek? En dan zing je dat liedje van DaddyB: “I WANT A BEAR/ A daddy or cub/ A furry body/ That’s all mine to rub.”

Sei gesund, beertje van me!