Spring naar de content
bron: anp

We zijn allemaal Nico

Begonnen als weinig fijnzinnig veelschrijver op internet groeide hij binnen de kortste keren uit tot tv-dichter en DWDD-coryfee, stercolumnist (de Volkskrant, Voetbal International) en zelfs kunstbeschouwer. Hoe flikt Nico Dijkshoorn ‘m dat? 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:

Nee, Nico Dijkshoorn doet mooi niet mee aan dit project. Want ergens ging het mis tussen Het Fenomeen (214.300 twittervolgers) en ‘rukblad’ HP/De Tijd. Ik wist er het fijne niet van, maar ik heb even uitgezocht hoe het zo gekomen is. Meerdere keren had Nico Dijkshoorn zich al laten interviewen door dit blad, bij ieder boekje weer, en dan zei hij, voormalig GeenStijl-medewerker, dus dingen als: “Het kan mij niet ruig genoeg zijn.” Hij kon wel tegen een stootje, bedoelde hij te zeggen, en hij deelde zelf, hahajaja, dat klopte wel, ook vaak stootjes uit. Vooral aan mensen die naast hun schoenen lopen, aanstellers, poseurs, Wichtigmachers. Zoals Freek de Jonge, Arthur Japin, Mart Smeets, Gerbrand Bakker, Frits Spits, Joost Zwagerman. Om er maar eens een paar te noemen. Haha, nee, die pakte hij dan genadeloos aan. En dan vooral Freek de Jonge, want ‘die is raar, egomaan, een verbitterd mannetje’.

Hij had HP/De Tijd ook nog eens mooi te pakken gehad, dat is waar. Had hij zo’n journalist die verlegen zat om een stukje wijs gemaakt dat hij en Ronald Giphart een BNN-programma zouden maken waarin ze samen zouden worden ontvoerd. Waren ze gewoon ingetrapt, bij HP/De Tijd. En het was ook nog eens mooie publiciteit voor het theaterprogramma van Dijkshoorn en Giphart.

Het was pas mis gegaan, zo leek het, toen HP/De Tijd eind 2009, op zijn beurt een nepcolumn van Nico Dijkshoorn plaatste, van iemand die dacht: dat kunstje van Dijkshoorn, dat kan ik ook. In de geest van Dijkshoorn, die kunst kijkt en dan suggereert wat veel mensen denken: dat kan mijn kleinkind van drie ook. Flauwe grap, trouwens, die nepcolumn. In de geest van het hele kortstondige bewind bij HP/De Tijd van grachtengordelhater Jan Dijkgraaf, dat erop gericht leek om het voormalige grachtengordelblad zo snel mogelijk naar de ondergang te leiden. 

En Dijkshoorn was boos.

Maar kijk, een jaartje later was alles weer vergeven. Dijkshoorn liet zich, ter promotie van zijn nieuwe boek, opnieuw uitgebreid interviewen en toonde nu ook zijn gevoelige kant. Jaja, de ruwe bolster had ook een blanke pit. Hij zei: “Ik hoef mijn spierballen niet meer te laten zien.” Strekking van het verhaal: bange, onzekere man overwint zijn angsten, met dank aan zijn optredens als huisdichter in De Wereld Draait Door, en wordt, vanwege die erkenning, een stuk milder.

En ja, toen kwam Jan Zandbergen om de hoek kijken. Hij meldde zich namens HP/De Tijd op de boekpresentatie van Dijkshoorn, en iedereen die Zandbergen kent – en dat zijn er niet veel – weet dat het dan foute boel is, gezien ook de toenmalige rubrieksnaam: ‘Onder de gordel’. Dijkshoorn liet zich nietsvermoedend door de bezoeker fotograferen, gewillig poseerde hij samen met zijn twee broers. En zag dus later de bijbehorende tekst terug, waarin Zandbergen de meerjarige attitude van Dijkshoorn analyseerde: “Er moet flink gezaagd worden voor een potje roem.” Heel internet werd, vanwege de ‘ronkende kettingzaag’ van de schrijver een ‘proeflab van bloederige amputaties’. En Dijkshoorns boek Nooit ziek geweest was in de ogen van Zandbergen dan ook een ‘vadermoordboek’.

De druppel dus. Zo blijkt nu.

Want op mijn zalvende verzoek tot medewerking aan dit profiel komt per kerende mail het volgende bericht:

“Ik heb me voorgenomen om nooit meer op welke manier dan ook mee te werken aan een blad dat een smerige column onder mijn naam publiceerde en dat later op geen enkele manier heeft ontkend. Ook jullie vaste medewerker, die tijdens een boekpresentatie meerdere gasten ernstig heeft beledigd, zich vol zoop en daarna een smerig stuk over vadermoord schreef, doet de zaak geen goed.
Snap niet hoe iemand met enig verstand in zijn hoofd voor zo een blad zou willen schrijven.
Ik wens je veel succes.
Nico Dijkshoorn”

Een vreemde gewaarwording. Jarenlang heb ik me afgevraagd hoe mensen als Dijkshoorn dat toch konden, voor allerlei media, van GeenStijl en Fok tot de Volkskrant, Voetbal International en de VARA-televisie, onder eigen naam of onder schuilnaam, mensen genadeloos op het hakblok te leggen. Zelf schreef ik de afgelopen jaren vooral over planten en dieren, in de Volkskrant. Hoogstens haalde ik hard uit naar de kolonie van huiskraaien in Hoek van Holland, invasieve exoten immers. En nou ja, vooruit, af een toe eens naar de voorzitter van de Koninklijke Jagersvereniging, of naar mensen die boswachters in elkaar sloegen. 

En dan, net nu je na vijftien jaar weer eens wat voor HP/De Tijd wil gaan doen, blijkt het periodiek volgens Niico Dijkshoorn opeens besmet te zijn.

Ik neig ernaar om maar meteen op te geven. Het wordt een deprimerende toestand als de beroemde hoofdpersoon niet wil meewerken. Krijg je allerlei onwillige, bange of boze vrienden en bekenden van de schrijver/muzikant/entertainer/tv-dichter/twitteraar (215.630 volgers) aan de lijn.

Maar Daan Dijksman, die net, na vele jaren, terug is in de leiding van HP/De Tijd, ziet zijn verhaalidee niet graag door de vingers glippen. Dat is niet zo gek. Want Dijkshoorn behoort inmiddels tot de selecte groep Nederlanders die van achteren te herkennen zijn. Zie de cover van zijn laatste boek, Dijkshoorn kijkt kunst, waarop het kale achterhoofd en het lange, sliertige haar van de auteur een samenspel aangaan met de baard op Vincent van Gogh’s Portret van Joseph Roulin. Dan heb je toch wel iets bereikt, als je aan je achterhoofd te herkennen bent. Met dank aan DWDD. En met die ‘DWDD-isering’ heeft Dijksman, ooit verantwoordelijk voor de VARAGids, als bladenmaker zogezegd een ‘haat-liefdeverhouding’. Je voelt je, wil je een blad verkopen, bijna verplicht om mee te liften op de bekendheid van de celebrity’s, zegt hij er maar direct eerlijk bij.

Dus: het zou mooi zijn als het project toch op de een of andere manier doorgang kon vinden. Zelf denk ik: wat denkt die Dijkshoorn eigenlijk wel?

Eerst maar eens zijn boeken lezen dan. Want dat had ik nooit gedaan. Ik zag Dijkshoorn vooral voorbij komen in DWDD, in zijn rol als huisdichter, aan dat tafeltje met die kaars. Vaak vermakelijk, soms bot, en meer in het algemeen behoorlijk knap. Veel meer gedachten had ik ook niet over het multitalent (216.820 volgers). Die ‘alomtegenwoordigheid van de beroepsberoemdheid’ waar Dijksman over sprak, daar merkte ik niet veel van. Want vaak miste ik DWDD, dat heb je als je een jong dochtertje hebt dat rond die tijd naar bed gaat. Wel herinner ik me nog het moment dat Dijkshoorn het gedicht ‘Louis van Gaal bestelt een brood’ voorbulderde: 

Hoezo wit?
Denk jij:
die meneer Van Gaal heeft een rare neus
dus die zal wel geen bruin brood lusten?
Wat insinueer jij nou eigenlijk?
Met je wit brood. Dat ik dom ben of zo?
Je zegt het maar.
Dus omdat ik een platte neus heb
mag ik alleen maar wit brood eten?
Is dat het? O, nee.
Nou, precies! Dat dacht ik ook!
Dan zijn we het eens.
En twee krentebollen graag.

Ja, dat maakte wel indruk.

Vaak mocht Nico ook iets zeggen over muziek. Dat was al iets vreemder. Hij speelde zelf met zijn bandje al dertig jaar blues en countryrock, muziek voor slecht geklede mannen van rond de vijftig. Zelf vind ik dat ook mooi. Eind vorig jaar zong Dijkshoorn, na het overlijden van Levon Helm van The Band, het nummer The Weight. Als eerbetoon. Het was aandoenlijk, en op het randje van pijnlijk. Je zag de ontroering en de gelukzaligheid van een man naar wie eindelijk wordt geluisterd, die al vanaf zijn twintigste roept: The Weight, Levon Helm, The Band, dat is het allerhoogste. En nu opeens mocht hij het nummer zingen, voor heel Nederland, nee, niet enorm goed, maar wel geëmotioneerd. Een droom die uitkwam, eindelijk thuis, zo zag het eruit.

Zijn columns in de Volkskrant, die kende ik natuurlijk. Zijn Mart Smeets-persiflages: “Nico, en nu moet ik me even heel goed uitdrukken, want wat een knots- en knotsgekke dag was het vandaag met Fransen, kippen, een kilo gebakken lever, een tractorwiel en, mag ik het zo zeggen Nico, met een gek…”

Ja, dat is grappig, ja.   

Verder had ik Dijkshoorn, behalve dan in DWDD, nooit zien optreden. En zijn boeken, die kende ik dus niet. Daar moest ik dus maar eens aan beginnen dan.

Het is een zondag in januari, en in een theater in Amsterdam zal Nico Dijkshoorn (218.220 volgers) optreden met zijn band The Hank Five, tijdens de J. Kessels-fandag, vanwege P.F. Thomése’s laatste boek, Het Bamischandaal. En hij leest voor uit een verhaal dat hij naar eigen zeggen pas kon schrijven na het lezen van J. Kessels, the novel. Vooraf sta ik wat te praten met bekenden en zie ik Dijkshoorn op drie meter afstand hetzelfde doen. Ik overweeg om me toch even voor te stellen, maar ik zie ervan af. Om te horen dat HP/De Tijd een rukblad is zeker, en dat je met enig verstand in je hoofd… nee, laat maar.

Op het podium, later, met Nico Dijkshoorn en zijn band, staat overigens Frank Heinen, die schrijft voor HP/De Tijd, ook iets te doen in het kader van J. Kessels. In de zaal zie ik scenario- en boekenschrijver Jan Eilander, ex-Haagse Post. En Marcel van Roosmalen, ex-HP/De Tijd. Ook Thomése zelf schreef ooit nog voor het blad. Zowat alle geestverwanten van Dijkshoorn hebben of hadden ooit iets met HP/De Tijd. Maar het is waar, het valt niet te ontkennen: velen zijn in de loop der jaren afgehaakt. Ikzelf ook trouwens.

Dijkshoorn leest voor, het verhaal Just a perfect day, over zijn vriendschap met Lou Reed en hoe hij met Reed elk jaar naar het verkeerspark Assen gaat. Een hilarisch verhaal, zo heet dat dan. Maar het is ook een verpletterend goed verhaal. Over leven zonder de angst voor wat anderen eigenlijk van je vinden. Lou Reed, die naar het toilet gaat bij een benzinestation. En dan lachend terug komt lopen naar de auto. “Als je dat kunt: pissen, je handen wassen, en dat je niet nadenkt of je heel raar naar de auto loopt, maar dat je echt gewoon zo loopt zoals je anders ook zou lopen, dan voel je je op je gemak.”

De volgende dag: Daan Dijksman aan de telefoon. Of ik al weet of het gaat lukken, het verhaal?

“Of zit je tussen de ooievaars? Voor de Volkskrant?”

Ik hoor zijn ongerustheid. Ik vrees dat hij Dijkshoorn heeft bedacht voor de cover. Nu nog terugkrabbelen, dat wordt toch echt moeilijk.

Dus zeg ik: “Nee, het gaat wel lukken. En nee, ik zit vandaag niet tussen de ooievaars.”

Dan bel ik Frans Thomése. Lastig om iets te zeggen over Dijkshoorn, vindt hij, als die zelf niet mee wil doen. Maar goed, Thomése, die ik van vroeger ken, doet dan toch maar een poging de populariteit van Dijkshoorn (219.110 volgers) te verklaren. “Zijn kracht is dat hij amateur is gebleven. Hij wekt de indruk dat iedereen zou kunnen wat hij doet. Daar houden mensen van. Het geeft ze het idee dat hij een van hen is. Iedereen wil Nico Dijkshoorn zijn.”

In ieder geval zie je diens houding terug bij meer mannen op leeftijd. “De man doet er langzamerhand steeds minder toe. Zelfs zijn zaad wordt jaar na jaar minder waard. Dus zoeken mannen hun toevlucht tot infantiel gedrag. Oudere kerels die zich druk maken over voetbal of wielrennen. Dat zie je ook terug in de literatuur. De intellectuele positie wordt niet meer zo aantrekkelijk gevonden. Geert Mak komt er nog net mee weg, door de dorpsonderwijzer uit te hangen. Maar verder moeten ze ons leven niet komen vergallen, die intellectuelen met hun moeilijke boeken. Dus zie je dat oudere mannen opeens gymschoenen gaan dragen onder hun pak, of ze doen gebloemde hemden aan, zoals Frénk van der Linden.”

Hij is een bewonderaar van Dijkshoorn en prees het werk ooit aan als ‘keiharde literatuur’. “Nico is iemand die reageert op wat er gebeurt. En dat doe hij razendsnel. Vaak schiet hij mis, maar vaker schiet hij raak. En het kan hem niet schelen dat hij soms mis schiet. Daarnaast is het boek voor hem niet het belangrijkste en zeker geen einddoel. Het liefst treedt hij op.” Thomése heeft weleens gedacht dat Dijkshoorn slordig met zijn talent omsprong, vanwege de snelheid en de haast. “Maar aan de andere kant: sommige voetballers moet je niet gaan uitleggen hoe ze moeten voetballen. Je moet er bij Nico toch ook niet aan denken dat hij opeens twee jaar aan een roman gaat werken. Als hij opeens beschouwelijk en diepzinnig zou gaan doen, daar zou zijn werk waarschijnlijk niet beter van worden.”

In feite, meent Thomése, is Dijkshoorn een ‘nieuw karaktertype’. “Hij is enorm populair, maar hij begint vervolgens niet meteen de wereld moralistisch te verklaren, zoals Freek of Youp doen. Nico misbruikt zijn populariteit niet om invloed te krijgen, hij blijft gewoon tussen de schuifdeuren zijn kunstje doen. Daarom heeft Freek ook zo’n hekel aan Nico, hij krijgt geen greep op hem.” Die houding heeft wel een keerzijde. “Ja, de keerzijde is natuurlijk de vrijblijvendheid. Het zal niet snel ernstig worden.”

Ik drink thee met Jean-Pierre Geelen (ook ex-HP/De Tijd trouwens), tv-criticus van de Volkskrant, maar vooral een goede vriend. Hij wil me wel uit de brand helpen met een zinnige analyse over Dijkshoorn, vooral omdat het hemzelf wel interesseert, de populariteit van deze toch niet bepaald aantrekkelijke, kalende, oudere man. “Ik moet zeggen: een van de eerste keren dat ik Dijkshoorn op tv zag, las hij dat gedicht over Van Gaal voor. Ik heb onbedaarlijk gelachen, mede door die voordracht.”

Volgens Geelen is de rol van ‘huisdichter’ Dijkshoorn op het lijf geschreven: “In die setting komen een aantal dingen heel gelukkig samen: snelheid en originaliteit, gekoppeld aan een zeker lichtheid. En dat laatste past in het tijdsgevoel dat DWDD feilloos te pakken heeft: het publiek vraagt niet zozeer om een nieuwe Vestdijk, maar wil vooral vermaakt worden, en pas daarna eventueel geraakt. In Dijkshoorns geval met humor, ironie en absurdisme, waarachter je als kijker geacht wordt een zweem van een diepere, gevoelige laag te ontwaren.”

“Perfect voor de huidige televisiewetten,” wil Geelen maar zeggen, niet te moeilijk, kort, snel en altijd wel wat te lachen. “En tegelijk hebben we toch maar mooi een soort van dichter aan tafel.” Dan spreken we over Martin Bril, over Bart Chabot, over Simon Vinkenoog en over Johnny van Doorn. Die laatste noemt Dijkshoorn zelf altijd als grote inspiratiebron. En de voordracht is essentieel. En dan nog een mooie van Geelen, die hij later mailt: “Langs de oppervlakte scheren, de diepte eerder suggererend dan uitwerkend. En bungelend tussen poëzie en pastiche. Misschien niet vernieuwend, maar wel jaloersmakend creatief en energiek in zijn schrijfsels.”

En zo is het, merk ik als ik vorder in het inmiddels omvangrijke werk van Dijkshoorn. Het is leuk, het is absurdistisch, melig soms, maar je kunt er niet omheen: die gebundelde gedichten en die stukjes, voor kranten, websites, bladen, je ziet het schrijfplezier er aan af. En het is inderdaad heel veel.

“Nico is ontzettend ijverig,” weet journalist en bewonderaar van het eerste uur Carel Helder. “Hij werkt twee keer zo hard en twee keer zo snel als anderen. Als je dan ook nog het talent hebt van Dijkshoorn, dan kom je wel bovendrijven.”

Hij wil er nog op wijzen dat Dijkshoorn zijn populariteit niet in eerste instantie te danken heeft aan DWDD, zoals veel mensen denken. “Hij is juist een voorbeeld van iemand die is ontdekt op internet. Met zijn blogs over Big Brother en later, vanwege de gedichten onder het pseudoniem P. Kouwes op GeenStijl. Ik weet nog dat mijn collega Marck Burema (nu onder zijn nom de guerre Pritt Stift hoofdredacteur van GeenStijl – CJ), met wie ik een kantoortje deelde, toen al zei: die is echt goed. En uiteindelijk is hij ook vanwege die gedichten bij DWDD gekomen.”

Goed, het beeld is eigenlijk wel duidelijk. Bibliothecaris te Amstelveen en literatuurliefhebber die zich ongemakkelijk voelt met zijn eigen voorkomen ontdekt op latere leeftijd dat hij kan schrijven. Via internet, het ideale medium voor mensenschuwe types en voor schrijvers zonder uitgever, schrijft hij poëzie voor poëziehaters. Dat valt op. De gedichten van P. Kouwes worden gebundeld, en Dijkshoorn is binnen de kortste keren een van de best verkopende dichters van Nederland.

Dan gaat het hard. Columns, verhalen, DWDD, theatertours met Hard Gras, met Leon Verdonschot, met Ronald Giphart, optredens met zijn opeens bekende band The Hank Five. En romans. En al die tijd blijft Dijkshoorn de man die je oudere broer zou kunnen zijn, de man die doet wat iedereen wel wil: beetje muziek maken, beetje keten, beetje alles belachelijk maken, beetje met vrienden door het land crossen en in slechte Chinese restaurants eten, beetje literatuur maken, maar wel snel graag, ja, Dijkshoorn, dat zijn we eigenlijk allemaal, met dat verschil: hij heeft talent.

Wat je erop kunt aanmerken is: alles wat onbegrijpelijk is, is voor Dijkshoorn al snel pretentieus. Dat merkte Joost Zwagerman toen hij in DWDD de zoektocht van de Franse kunstenaar Yves Klein beschreef naar de mooiste kleur blauw ter wereld. Op tafel stond op een klein statief een reproductie van, zoals Zwagerman het uitdrukte, ‘zo’n intens blauw monochroom’. Na afloop van de uitzending zei huisdichter Dijkshoorn tegen Zwagerman: “Al praat je er geen zes maar zestig minuten over, het blijft natuurlijk helemaal niks. Ik zie gewoon een blauwe muismat achter glas.”

Als ik Zwagerman over het voorval bel, verwijst hij naar het verhaal in de Volkskrant dat hij over de kwestie schreef. “Onze opvattingen over naar kunst kijken staan diametraal tegenover elkaar. Ik geloof dat je er iets mee opschiet als je ook enige kennis hebt over kunst. Dijkshoorn gelooft dat juist niet. Als je die redenering doorzet, kun je zeggen: hef het vak kunstgeschiedenis maar op.”

Zwagerman heeft waarschijnlijk gelijk, maar zoals hij zelf schrijft in het verhaal in de Volkskrant: Dijkshoorn krijgt natuurlijk wel de lachers op de hand met zijn opmerking over de blauwe muismat.

Her en der klonk wel kritiek op Dijkshoorns laatste project: Dijkshoorn kijkt kunst. Vanwege dat vermeende onderliggende sentiment: deze schilderijen schilderen, dat kan mijn achterneefje van drie ook. Je ziet het de marketingafdeling van het Kröller-Müller Museum al bedenken in de zoektocht naar nieuwe doelgroepen: we laten de beroemde tv-dichter zijn verfrissende licht schijnen op onze collectie.

“Respectloos,” klonk het dan ook bij een enkele bezoeker van het museum, die vond dat Dijkshoorn de kunst ridiculiseerde.

Maar ja, als ik het boek van Dijkshoorn lees, denk ik ook aan het ongemak waarmee veel mensen door een museum lopen, het idee dat ze tekortschieten omdat ze niet direct weten in welk kunsthistorisch kader ze Van Goghs’ Stilleven met aardappels moeten plaatsen. Het verhaal van Dijkshoorn is ook hier weer: waarom bang zijn voor wat je zelf denkt als je voor zo’n schilderij staat. In het geval van Dijkshoorn:

RECEPT VOOR SPAANSE AARDAPPEL

koop een aardappel

bak hem

denk aan

spanje

Om het op zijn Dijkshoorns te zeggen: dit is leuk, voor wie dit soort dingen leuk vindt.

Goed, ik kijk nog eens bij Nico Dijkshoorn op twitter (220.210 volgers). Het is iedere keer hetzelfde: Dijkshoorn maakt reclame voor zichzelf, voor vrienden of voor andere dingen die hij mooi vindt, hij vindt Sylvia Witteman fantastisch en grappig en hoort van Sylvia Witteman dat zij hem ook fantastisch vindt en grappig. En volgers die zich daar aan storen blokt hij de Tiefus. Of iets in die geest. Wel fascinerend trouwens, volgers die zich storen aan de tweets van Dijkshoorn. Volg hem dan niet, zou je zeggen. Maar nee, toch bij Nico willen horen, hè, ondanks alles.

Daan Dijksman belt: hij suggereert nog wat bekende Nederlanders die ik zou kunnen bellen betreffende Dijkshoorn. “Of sta je tussen de hazen in het veld?” Nou nee, ik sta niet tussen de hazen, maar de onrust slaat wel toe. Er is namelijk ophef over ganzen, over het al of niet afschieten of vergassen van vijfhonderdduizend ganzen. Daar zijn mensen voor en daar zijn mensen fel op tegen. Ik zou, voor de Volkskrant, achter die ganzen aan moeten. Over ganzen schrijven voor de Volkskrant betaalt ook beter dan over Nico Dijkshoorn schrijven voor HP/De Tijd. Dat relativeert de importantie van Dijkshoorn dan toch ook weer, bedenk ik. “Ik kijk of het lukt.” 

Ik lees Nooit ziek geweest uit, de roman van Dijkshoorn over zijn vader. Of eigenlijk: over zijn ouders. Dit is helemaal geen afrekening, dit boek, laat staan vadermoord. Integendeel, het is een liefdevol, pijnlijk, ontroerend boek over het onvermogen tot intimiteit in het gezin Dijkshoorn. Een mooi boek.

Ik lees verder nog allerlei losse verhalen van Dijkshoorn in zijn bundels. Ik stel me voor hoe hij ze voordraagt. Hij schrijft veel over dieren, valt me op. Hij behandelt echt heel veel dieren. De zeehond, heel veel knaagdieren, maar ook de Javaanse aap, de pinguïn, de meeuw, de mol, de ransuil en de bijtschildpad. Ik zie opeens allerlei raakvlakken.

In een opwelling bel ik Dijkshoorn. Ja, hij heeft gehoord dat ik bezig ben met het stellen van allerlei rare vragen aan iedereen over hem. Hij hangt niet direct op. Ik complimenteer hem met een oud verhaal over de roze pelikaan. “De roze pelikaan is, anders dan zijn naam doet vermoeden, de hardste potenrammer uit de dierenwereld,” schreef Dijkshoorn in dat verhaal. “Goed,” stemt Dijkshoorn uiteindelijk toe, “over dieren kunnen we het wel hebben. Maar alleen over dieren.”

Een dag later treffen we elkaar bij het Lauwersmeer. Dijkshoorn moest die dag toch in Leeuwarden zijn en ik wilde op zoek naar de oehoe, de oehoe die volgens De Telegraaf al meerdere mensen had aangevallen. Misschien zit er nog een stukje in. Ook Dijkshoorn vindt het interessant, die oehoe. Lange tijd lopen we zwijgend door het natuurgebied, ik en Nico Dijkshoorn (224.346 volgers). Een troep kolganzen vliegt over. Ik leg Nico het verschil uit tussen winterganzen en zomerganzen. Ik leg ook uit waarom die zomerganzen dood moeten. “Jaja,” bromt Nico. Ik heb direct spijt van mijn opmerking. Dan zijn we op de plek waar de oehoe, een reuzenvogel met een spanwijdte van twee meter, wandelaars heeft aangevallen. Ik probeer de vogel te lokken. “Oehoe!” roep ik, aarzelend. Dan legt Nico zijn hand op mijn arm en gebaart me tot stilte. Even later galmt zijn prachtige, volle stem door het bos. “Oehoe!!!”

We gaan zitten, op een bankje. We wachten. Dan klinkt er geraas tussen de wilgen voor ons. De oehoe zit nu recht voor ons, op een afhangende tak, op twee meter afstand. Hij kijkt ons doordringend aan met zijn grote, gele ogen. Hij trekt zijn kop schuin.

“Oehoe?” fluistert Nico.

Ik kijk van opzij naar Nico.

Ik zie dat Nico breekt.

Ik kijk in de ogen van de oehoe en ik zie waarom Nico breekt.

De oehoe heeft de ogen van Levon Helm./   

Voor alle duidelijkheid: het laatste gedeelte van dit verhaal is fictie. Voor dit verhaal is niet gesproken met Nico Dijkshoorn.