Spring naar de content
bron: anp

Gregorius Nekschot: ‘Gelovigen kunnen niet lachen’

Kranten en boekhandels branden hun vingers niet aan de prenten van Gregorius Nekschot. Te rechts, te grof, te onvriendelijk voor moslims en hun profeet. ‘Respect, dat is verwerpelijke onzin.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thieu Vaessen

Tekenaar Gregorius Nekschot vindt de cartoons in Nederland ‘wel erg soft’. Dat kan nauwelijks verbazing wekken bij iedereen die weleens een spotprent van Gregorius zelf heeft gezien. Die zijn keihard, vaak grof en meestal ook seksueel expliciet. 

“Er spelen zaken die er nogal toe doen. Dan heb je prenten nodig die erin hakken,” zegt de tekenaar in het kantoor van zijn uitgever Xtra in Amsterdam. Nekschot zit er enigszins argwanend, maar vooral vervuld van trots bij. Want er is een bundeling van zijn cartoons verschenen. Er is een uitgever die het aandurft! Hulde! “Dit is heel dapper.” 

Voor het grote publiek was Nekschot tot nu toe een onbekende, omdat zijn werk alleen te zien was op internet. De tekenaar had weleens aangeklopt bij de reguliere kranten en weekbladen — de oude media — maar kreeg daar geen warme ontvangst. Daarbij kreeg Nekschot de indruk dat zijn rechtse politieke stellingname minstens zo’n groot probleem was als de geslachtsdelen en seksuele handelingen die in veel van zijn prenten te zien zijn. 

De verspreiding van zijn gedachtegoed verloopt trouwens nog steeds moeizaam. In de meeste boekhandels is het boekje niet verkrijgbaar. De distributeur wil het niet afleveren, onder meer omdat het werk stigmatiserend zou zijn voor moslims — die veelvuldig worden afgebeeld met explosieven in hun hand of om hun middel. 

Niettemin is Nekschot ‘erg blij’ met de uitgave, en vooral met de reacties die de publicatie losmaakt. “Nu kan ik zien waar ik sta. Op internet moet ik er toch een beetje een slag naar slaan hoe het wordt ontvangen. Nu wordt het duidelijk hoe mijn ideeën vallen.” En, hoe vallen ze? “Het is zwart of wit. Of je begrijpt het niet en dan ben je mordicus tegen, of je begrijpt het wel.” 

Aanvankelijk bood de tekenaar zijn inprenten nog aan onder zijn echte naam, inmiddels hanteert hij alleen nog zijn pseudoniem Gregorius Nekschot. Uit veiligheidsoverwegingen. Hij kent het trieste lot dat Theo van Gogh en Pim Fortuyn ondergingen. “Natuurlijk loop ik gevaar.” 

Ook zijn uitgever kent zijn echte naam niet en heeft zelfs zijn telefoonnummer niet. De communicatie verloopt hoofdzakelijk via e-mail. Vragen over zijn achtergrond — zijn reguliere werk, zijn woonplaats, zijn opleiding — houdt Nekschot allemaal af. We kunnen hooguit constateren dat de tekenaar een jaar of veertig moet zijn, een baardje draagt, vrij mager is en sigaretten rookt, nadat hij eerst netjes heeft gevraagd of de verslaggever daar bezwaar tegen heeft. 

Wie de tekeningen even bekijkt, snapt al snel dat de vrees voor gewelddadige reacties reëel is. Nekschot schuwt geen enkel taboe. Hij tekende zelfs een plaatje van Mohammed — de profeet die volgens veel moslims helemaal niet afgebeeld mag worden — en dan niet van die ‘slap-pe’ plaatjes als de Deense cartoonisten hebben gemaakt, maar het grovere werk: een tekening van Mohammed die zijn negenjarige bruid Aisja ontmaagt met de woorden: ‘lekker strak’. Daarboven staat nog als cynische uitsmijter: ‘Het hoogtepunt uit de kinderkoran’. 

Het was deze afbeelding van de profeet die Xtra ook niet aandurfde. Niet omdat de uitgeverij de tekening al te grof of smakeloos vond, zo laat de uitgeefster weten, maar puur uit angst voor represailles. Daardoor moet de lezer hier zelf aan de slag. De tekening is uit te printen van de website www.gregoriusnekschot. nl en kan vervolgens worden ingeplakt op pagina 63 van het boekje, die speciaal voor dat doel onbedrukt is gebleven. 

Als er een krant of uitgever is die de prent wel wil afdrukken, vindt Gregorius Nekschot dat prima. Want hij wil graag de confrontatie aangaan. “Respect, dat is verwerpelijke onzin,” zegt de tekenaar. “De vrijheid van meningsuiting is pas belangrijk. Ik sta in een traditie van Reynaert de Vos, Tijl Uilenspiegel en Sjef van Oekel. De satire is een wezenlijk onderdeel van onze cultuur. Dat wil ik verdedigen.” Een concessie als het niet-tekenen van Mohammed is voor hem onbespreekbaar. Zoals elke concessie dat is. “Dan begeef je je op een glijdende schaal. Sommige autochtone Nederlanders zijn bereid hun rechten op te offeren, omdat ze hopen daarmee de rust te bewaren, of uit een soort morele verhevenheid. Die mensen zijn verblind. Ze verkopen hun ziel.” 

De islam is het geliefde mikpunt van spot, maar ook andere religies en politieke ideologieën moeten het ontgelden. “Ik ben tegen vrijheidsbeperking, tegen totalitaire systemen. Die beginnen altijd met idealen waarvan iedereen zal zeggen dat ze heel mooi zijn. Arbeiderszelfbestuur bijvoorbeeld, of een beter milieu. Maar het verwordt altijd. De milieubeweging is toch ook rigide. Elke scherpslijper is een gevaarlijke figuur. Mensen die ergens in geloven, kunnen niet lachen.” 

Is dan niets heilig? “Neem de ontwikkelingshulp. Die bestaat al vijftig jaar. Maar bestaat er ergens één geslaagd project? Eentje maar? De vraag stellen is al taboe. Dat fenomeen wil ik aan de kaak stellen, en daarom pak ik het boegbeeld — Jan Pronk — aan. Ik heb hem getekend als padvinder die een dame uit Darfur inwendig onderzoekt. Heitje voor een karweitje, dat niveau. En intussen natuurlijk zijn eigen carrière niet uit het oog verliezen.” 

En het Rode Kruis dan? Is zelfs het Rode Kruis niet heilig? “Ha, het Rode Kruis, ook al zo’n instituut vol nobele bedoelingen. Uiteraard ontvangt de directeur een vorstelijk salaris, maar als een islamitisch land geen kruis wil als symbool, wordt dat zomaar geaccepteerd. Dan denk ik: daar gaan we weer. Daar wil ik wel een tekening over maken, met een logo dat ook acceptabel is voor Papoea-Nieuw-Guinea. De rode penis-koker! Of wacht, nog beter: de rode halve peniskoker.” 

De angst voor iedere vorm van idealisme zit diep bij de tekenaar. Gevraagd naar de diepere oorzaak luidt het antwoord: “Ik heb nu eenmaal last van een enorm brede algemene ontwikkeling.” Dat antwoord klinkt pedant. “Het is nu eenmaal zo,” reageert Nekschot. “Ik heb talloze moeilijke boeken gelezen en ik ken het Oude Testament uit mijn hoofd. Noem me een moeilijk boek over Stalin en ik heb het gelezen. Allemaal boeken op academisch niveau.” 

Het verschijnen van zijn eigen boek i heeft Nekschot inmiddels duidelijk gemaakt dat niet alleen zijn politieke ideeën op weerstand stuiten. Het is ook de grove seks — een bekende politicus die een kip op zijn lid heeft geschoven — die publicatie van zijn werk bijna onmogelijk maakt. “Het is een dodelijke combinatie,” constateert de tekenaar. 

Zelf ervaart hij zijn tekeningen helemaal niet als seksueel expliciet, zegt Nekschot, wat niet meteen geloofwaardig overkomt. Daarvoor zijn sommige plaatjes te hard. 

“Ik ben de enige anatomisch correcte cartoonist van Nederland. Ik had altijd wel een vermoeden dat dat een bezwaar was, maar ik snapte nooit zo goed waarom.” Kennelijk zijn de prenten te grof voor veel Nederlandse krantenlezers, zegt Nekschot, die er fijntjes aan herinnert dat veel Nederlanders zijn opgegroeid met enkel de strips van Suske & Wiske. Braver kan niet. Op internet en in sommige buitenlanden mag een cartoonist veel harder zijn, en dat is eerder de standaard waar hij zich aan spiegelt. 

De Nederlandse gevoeligheid voor getekende geslachtsdelen en -daden wordt 

door Nekschot in ieder geval niet erg begrepen. “Bekijk maar eens de etsen uit de boeken van markies De Sade. Of de Japanse houtgravures. Die zijn seksueel veel explicieter dan mijn prenten.” 

De tekenaar verwijst ook graag naar zijn Franse collega’s. “Als je hun werk bekijkt, dan vallen mijn tekeningen erg mee.” Nekschot noemt de naam van Willem, een Nederlandse tekenaar die vooral in Frankrijk bekend is en wiens werk ook wekelijks in HP/De Tijd te zien is. Ook bij Willem willen nog weleens vagina’s en penissen in opgewonden toestand opduiken, om de diepere drijfveren te illustreren van de machthebbers op de planeet aarde. Hoewel Willem politiek gezien duidelijk links van het midden staat, voelt Nekschot zich verwant met de Nederlandse Fransman. “Vooral omdat hij de confrontatie niet schuwt.” 

Nekschot is oprecht geschokt als hij hoort dat hoofdredacteur Folkert Jensma van NRC Handelsblad jaren geleden aarzelde of hij de cartoons van Fokke & Sukke wel moest gaan afdrukken — juist omdat die soms seksueel vrijmoedig waren. “Kun je nagaan,” reageert Nekschot. “Hoe kun je nu cartoons maken als het nooit mag schuren?” 

Sommige Nederlanders zijn bereid hun rechten op te offeren. Die verkopen hun ziel.

De verbazing bij Nekschot is des te groter omdat hij de tekenaars van Fokke & Sukke nu niet meteen beschouwt als grote lefgozers. “Fokke & Sukke gaat nergens over.” Met enig plezier slaat hij pagina 25 uit zijn boekje op. Daar zijn de bekende kip en eend te zien terwijl ze op het punt staan zelfmoord te plegen. Het leven heeft geen zin meer, niemand is bang voor ze. “Overal waar we komen, begint men te lachen,” zegt de kip. 

Nekschot maakte de spotprent om af te rekenen met de Fokke & Sukke-tekenaars na hun zwakke reactie op de moord op Theo van Gogh. “Ze hadden een tekening waarbij Fokke & Sukke deemoedig het hoofd buigen, petjes in hun handen, en zeggen: ‘we zeggen wel niets meer’. Onverteerbaar, zo slap. Ik heb nog een boze e-mail gestuurd aan Jean-Marc van Tol, maar hij wilde niet eens reageren.” 

Nadat hij heeft uitgehaald, haast Nekschot zich te verzekeren dat hij ook weleens kan lachen om de cartoons van het pluimvee. Maar toch: het is te lief. Hetzelfde geldt trouwens voor veel andere collega’s, zoals Jos Collignon van de Volkskrant. Het is keurige humor. 

Nekschot: “Jos Collignon tekent al dertig jaar politiek correcte prenten. En uitgerekend hij is de eerste cartoonist die in Nederland is bedreigd. Dat is nog de grootste grap. Ondank is ‘s werelds loon.” 

Als zelfs Collignon wordt bedreigd, bewijst dat volgens Nekschot alleen maar dat het geen zin heeft om concessies te doen aan fundamentalisten. Het is nooit genoeg. Zelfs de mildste vorm van humor is taboe voor gelovigen. De conclusie van Gregorius Nekschot: “Het is ontzettend belangrijk dat we voor niemand opzij gaan. Dat we geen stommetje gaan spelen.”