Spring naar de content

Kunst kopen voor beginners

Op een dag ben je die Ikea-reproducties helemaal zat. Tijd voor echte kunst. Maar kijk uit. ‘De kunstmarkt is de meest ongeregelde bedrijfstak in Nederland.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Gert Hage

Een jaar of tien geleden kwamen ze elkaar op een kunstveiling tegen. Sindsdien stropen Sander Kooistra en Ard Huiberts, twee Arnhemse kunstliefhebbers, samen de Nederlandse kunstmarkt af.

Die bleek complexer dan ze hadden kunnen vermoeden. Vele tientallen veilingen, enkele honderden galeries en ettelijke duizenden kunstenaars — alleen de omvang al deed hen duizelen. Behalve groot en wanordelijk is de kunstmarkt ook bezaaid met valkuilen. “Van de tien aangeboden schilderijen zijn er tegenwoordig drie vals, vier zijn voorzien van niet-oorspronkelijke ingrepen en drie onverdeeld echt, maar er zijn dagen waarop mijn mening somberder zou kunnen luiden,” schreef de bekende veilingmeester Jan Willem Glerum in zijn vier jaar geleden verschenen Veilingboekje.

Ook Kooistra en Huiberts, toch geen groentjes op de markt, trapten er enkele malen in. Op een veiling kochten ze eens een bosgezicht van Arnout Colnot, een exponent van de Bergense School. “Rechtstreeks uit een particuliere boedel,” zo poetste de veilingmeester de laatste twijfel weg. Later bleek het schilderij een knappe vervalsing. Na dit incident namen Huiberts en Kooistra zich heilig voor pas een schilderij aan te schaffen na gedegen studie van het werk van de betreffende kunstenaar. En ze leerden tevens nooit te vertrouwen op uitspraken van een veilingmeester. Met moderne grafiek is het nog erger gesteld. Het was eerder een wonder als het geen vervalsing was.

En geen mens die protesteert. Het is als met doping in het wielerpeloton — iedereen is ervan op de hoogte, niemand spreekt erover. Kooistra en Huiberts doorbraken vorig jaar dit patroon met hun boek Valse kunst, een verslag van een jarenlange ontdekkingstocht langs veilingen, galeries en handelaren. Hoewel er geen namen werden genoemd uit angst voor juridische stappen en ‘omdat we kinderen hebben’ en hoewel zij hun schattingen van de hoeveelheid valse kunst bewust aan de lage kant hadden gehouden, logen de reacties uit de kunstwereld er niet om. Woedend was men. Of zij wel beseften hoe slecht dat was voor de branche?

Gelukkig kreeg hun boek — dat dit jaar werd gevolgd door de praktische handleiding Zelf kunst kopen — ook steun van het oprechte deel van de kunstmarkt. Het deel dat beseft dat al het geknoei en gedraai zich uiteindelijk tegen hen keert. De jonge, beginnende kunstkoper die wordt bedrogen, zal zich voortaan immers drie keer bedenken voordat hij weer een kunstwerk aanschaft.

“Als je een Mercedes koopt, kun je ervan uitgaan dat het geen listig opgewaardeerde Volkwagen is; bij kunstwerken ligt dat anders,” zegt Sander Kooistra. “De kunstmarkt is de meest ongeregelde bedrijfstak in Nederland. Het eigenaardigste is dat er nauwelijks tegen wordt opgetreden. Nederland is het enige land in Europa dat geen speciale politie-eenheid kent voor de opsporing en vervolging van valse kunst. Dat zegt iets over de wijze waarop wij met kunst en kunstenaars omgaan. Het lijkt niemand iets te interesseren. “

Kunst en geld horen bij elkaar. Zie de teleurgestelde blik van de gast in het programma Tussen kunst kitsch als de schat afkomstig van de zolder van zijn overleden tante een waardeloze prul blijkt te zijn. Zie ook de gretigheid waarmee veilingen en markten worden afgestroopt op zoek naar die ene, nog onontdekte meester. Allemaal kennen ze het verhaal van het meisje in bovengenoemd tv-programma dat voor twee tientjes op een rommelmarkt een stoel had gekocht die een echte Rietveld bleek te zijn — waarde 60.000 euro. Ofvan de man die op een lokale veiling in Noord-Holland een vroeg schilderij van Mondriaan voor 1500 euro op de kop wist te tikken. Ard Huiberts kocht onlangs nog voor tweehonderd euro een schilderij waarvan de veilingmeester overtuigd was dat het een valse Breitner was. Zelf dacht hij het beter te weten. Terecht, zegt hij nu tevreden.

Ook de verhalen over kunstwerken die in relatief korte tijd spectaculair in waarde zijn gestegen, doen het goed. Een schilderij van Karel Appel, ooit geruild tegen een pakje shag, dat nu een paar ton waard is. Leuk is ook het verhaal van de Nederlandse kunstenares Marlene Dumas, van wie vorig jaar in New York een schilderij werd geveild voor 1,2 miljoen dollar, waarvoor vijf jaar geleden minder dan 50.000 dollar was betaald. Of het opzienbarende bedrag van 45 miljoen dollar dat de Bank of Tokyo vorig jaar betaalde voor een Van Gogh.

Het zijn deze verhalen die banken graag aanhalen om hun vermogende particulieren over te halen in hun artfunds deel te nemen, als alternatief voor de kwakkelende aandelenmarkt. ABN Amro komt dit voorjaar met een eigen artfund, opgezet in samenwerking met het Britse kunsttaxatiebedrijf Semour. “Voor onze vermogende klanten kan het aantrekkelijk zijn om in kunst te beleggen, zegt Adrian Rimmert van ABN Amro in Londen. “Op de lange- en middellange termijn levert kunst een aantrekkelijk rendement op. Uit onderzoek blijkt dat het gemiddelde jaarlijkse rendement sinds 1950 ergens tussen de 11,5 en 12,5 procent bedroeg.”

Edwin Voûte, jurist, schilder en galeriehouder te Schiedam, heeft zijn twijfels bij deze fraaie rendementen. “Hoe wordt het berekend? Welke schilderijen tellen ze mee? In tijden van recessie groeit de belangstelling voor beleggingen in waardevaste goederen, waaronder kunstwerken. Op zich begrijpelijk, maar ik kan en wil mijn klanten geen enkele garantie geven over de toekomstige waarde van een kunstwerk.” Ronduit idioot, vindt Nico Delaive, van de gelijknamige Amsterdamse galerie, het nieuwe beleggingsvehikel van de banken. “Ik weet echt niet wat iets over een jaar waard is. Het gekste is nog dat ik in de 27 jaar dat ik de galerie heb, nog geen bank heb meegemaakt die me een lening op een schilderij wilde verstrekken. Als ik een schilderij wil kopen, moet ik de hypotheek op mijn huis verhogen; zo groot is blijkbaar hun vertrouwen in de waarde van kunstwerken. Het eerste dat ik tegen een klant zeg, is om dat kunstwerk te kopen waarvoor je valt, en het niet als belegging te zien.”

Otto Schaap doet niet anders. En dat al ruim dertig jaar. Op de salontafel, aan de muren, in de open haard, op de vloer, in de hal, in de keuken — zijn hele huis aan een chique Amsterdamse laan ademt kunst.

Zijn eerste kunstwerk kocht hij in 1972, een tekening van William Kuik, die na zijn transformatie tot vrouw beter bekend was als Dirkje Kuik. Het was een emotioneel moment, bekent hij, en dat zou het al die jaren ook blijven, elke aankoop weer. “Ik koop alleen wat ik mooi vind, wat me roert, maar vooral wat ik interessant vind. Natuurlijk is het aardig als later blijkt dat het een goede koop is geweest en het kunstwerk in waarde stijgt, zoals de tekeningen van Marlene Dumas of de schilderijen van Robert Zandvliet. Maar daar is het me nooit om te doen. Ik verkoop ook zelden iets. Van een keer dat ik dat, gedwongen door ruimtegebrek, wel dacht te moeten doen, heb ik nog steeds spijt.” Schaap koopt zelden iets op veilingen. Te link, vindt hij, zeker als het gaat om Afrikaanse kunst, naast hedendaagse kunst zijn tweede passie. “Ze hebben er te weinig verstand van, zelfs de experts op de grote veilingen, zo heb ik tot twee keer toe mogen ervaren. Ik koop alleen bij betrouwbare galeries.”

Op z’n zeventiende kocht Joop van Caldenborgh een grafiek van Peter Struycken, ‘gewoon omdat ik het mooi vond’. Vijfentwintig gulden kostte het geld dat hij had verdiend met een krantenwijk. Veertig jaar later is Van Caldenborgh, directeur/eigenaar van het chemisch concern Caldic BV, uitgegroeid tot de grootste particuliere verzamelaar van twintigste-eeuwse kunst in Nederland en volgens het Amerikaanse tijdschrift ARTnews een van Europa’s belangrijkste verzamelaars.

Zijn collectie zou in geen museum voor moderne kunst misstaan, met werk van Henry Moore tot Jeff Koons, van Sol LeWitt tot Richard Long en via Mesdag en Van Gogh tot Jan Schoonhoven, Pyke Koch en Peter Klashorst. “Je begint niet bewust met verzamelen, het overkomt je. Op een dag kijk je achterom en kun je niet anders constateren dan: goh, ik ben verzamelaar. “

Verkopen doet hij niet. “Ik weet echt niet wat mijn collectie waard is, ik reken dat nooit uit. Ik koop wat ik mooi vind. Tegen de juiste prijs? Ook dat weet ik niet. Met hedendaagse kunst is het toch een beetje wat de gek ervoor geeft.” Aan de aankoop gaat een gedegen onderzoek vooraf, waarbij hij inmiddels vooral vertrouwt op zijn eigen blik. “Ik lees 26 kunsttijdschriften, spreek veel met kunstenaars en galeristen, bezoek musea en exposities en dat alles al veertig jaar. Dan heb je er wel kijk op.”

Die blik leidt vaak tot de aankoop van een kunstwerk van een relatief nog onbekende kunstenaar. “Tien jaar geleden kocht ik mijn eerste Helmantel, toen waren ze nog zeer betaalbaar. Het is de kunst om er in een vroeg stadium bij te zijn. Het klopt dat handelaren en kunstenaars graag vermelden dat zij zijn opgenomen in de Van Caldenborgh-collectie. Dat is goed voor de prijs. Maar ik heb dan al aangekocht, begrijp je. ” Natuurlijk verandert niet elke aankoop in goud. Er zitten missers tussen; welke wil hij liever niet zeggen. Zoals hij ook zwijgt over de valse kunstwerken die hem zijn aangesmeerd. “Dat zijn op zich heel geestige verhalen, maar die bewaar ik voor mijn memoires die, naar ik hoop, nog lang op zich zullen laten wachten.”

Langzaam zwaait het hek voor een moderne stadsvilla aan de Amsterdamse Apollolaan open. Na een korte begroeting leidt kunsthandelaar Loek Brons — flonkerende manchetknopen en twee imposante, eveneens diamanten ringen aan zijn vinger — de bezoeker meteen langs de stilllevens van de streng gelovige Groningse kunstenaar Henk Helmantel; tien in totaal en, afhankelijk van hun grootte, variërend in prijs van 20.000 tot 125.000 euro. “Ik zeg altijd tegen hem: Henk, je hebt twee talenten van God meegekregen – schilder en zakenman. Wat weet die man zijn werk goed te verkopen, echt uitzonderlijk. In een sChoenendoos houdt hij nauwgezet de adressen bij van particulieren die in zijn werk zijn geïnteresseerd. Wanneer hij een paar schilderijen af heeft, worden die als eerste benaderd. Wat overblijft, is voor mij,” lacht Brons.

Groot en rijk geworden in de textiel, stortte Brons zich na de verkoop van zijn Winkelketen en een studie kunstgeschiedenis — ‘in drieënhalf jaar cum laude afgestudeerd’ — volledig op de kunsthandel. Maar zakenman, dat bleef hij. “Wat me tegenstond in de kunsthandel Was die geheimzinnigheid, dat mystieke, alsof je het Heilige Sacrament mag aanschouwen. Nergens staan de prijzen bij, bespottelijk.”

Brons brak met deze ongeschreven kunstwetten. Op beurzen en in zijn galerie annex woonhuis hangen de prijZen naast de schilderijen en, zoals een goed koopman betaamt, hij is ook niet vies van een stuntje. “Twee Helmantels, tijdelijk voordeel. Bij interesse: Loeks snelservice. Gratis binnen twee uur in huis, een dag gratis proefhangen en gratis teruggehaald of factuur (niet gratis),” schreef hij onlangs in zijn elektronische nieuwsbrief. Ook op zijn website (www. loekbrons.nl) staan regelmatig scherpe aanbiedingen van onder meer schilderijen van Willink en Toorop. “De markt is aan het dalen, dus ben ik gedwongen iets aan de prijzen te doen. Het is toch de markt die de prijs van een kunstwerk bepaalt, niet ik.”

Een oud schilderij op een kaarsrecht paneel? Kijk uit. Nieuw linnen op een oud paneel? Alertheid geboden. Een grafiek van Chagall voor 600 euro? Vals.

Zo eenvoudig ligt het niet, helaas, reageert Nico Delaive. “In New York en Londen worden prijzen betaald waarvan wij niet durven dromen. Ik verkocht ooit een vaas van Niki de Saint-Phalle voor 30.000 gulden, die recent in New York is geveild voor 73.000 euro. Het is een heel vreemde markt. Enerzijds is het heel transparant — iedereen kan zien wat voor een werk wordt betaald, maar tegelijk is het ook weer volledig ongrijpbaar. Neem die jonge Nederlandse fotografen: binnen vijf jaar schoten hun prijzen van duizend naar 15.000 euro, maar op dat niveau blijven ze nu al jaren hangen, een enkele uitzondering daargelaten. Waarom?

Zeg het maar, ik weet het niet. Waarom wordt er 50.000 euro en meer voor een Helmantel betaald, terwijl je voor een tiende van dat bedrag een mooi stilleven kunt kopen uit de zeventiende eeuw? Of neem wijlen Sam Francis, de kunstenaar met wie ik goed bevriend was en aan wie ik dit pand aan de Spiegelgracht te danken heb. In de VS wordt voor een schilderij van 180 bij 90 centimeter twee keer zoveel betaald als ik ervoor vraag. Moet ik daarin meegaan en het risico lopen dat ik niks meer verkoop?”

Ook Edwin Voûte van galerie Artipico in Schiedam valt soms van de ene verbazing in de andere. De prijs van kunstwerk, weet hij inmiddels, is vooral ook een kwestie van mode en marketing. “Wij werken veel met Clemens Briels, van wie overigens nu al vervalsingen op de markt zijn gesignaleerd. Een doek van bij 1 meter kost nu zo’n 7500 euro. Maar het zou goed kunnen dat als we morgen 15.000 of 30.000 euro zouden vragen, ze misschien nog eerder verkocht zouden worden. Ik doe het niet. Niet omdat het oneerlijk is, maar omdat het dan nog maar voor weinigen is weggelegd. Het is beter voor ons en voor de kunstenaar zelf om de prijs geleidelijk te verhogen, met zo’n tien procent per jaar. Maar evengoed kan het ook morgen afgelopen zijn met Briels. Bij kunst gaat het, anders dan bij oude horloges, om unieke exemplaren; dat maakt de markt zo onvoorspelbaar.”

Ondanks hun bizarre ervaringen zijn Kooistra en Huiberts nog steeds actief op de kunstmarkt. Tot de tanden toe gewapend, dat wel. “Het is mooi en leuk om kunst te kopen,” zegt Ard Huiberts. “En we weten nu waarop we moeten letten.” Elke mogelijke aankoop, zeker op een veiling, wordt eerst nauwkeurig bestudeerd. Past het werk in het oeuvre van de schilder? Klopt de signatuur? En hoe ziet de achterkant eruit? Een oud schilderij op een kaarsrecht, afgekant paneel? Kijk uit. Nieuw linnen op een oud paneel? Nieuwe spijkertjes? Alertheid geboden. Een grafiek van Chagall voor 600 euro? Vals, want een echte, gesigneerde kost al snel ergens tussen de 10- en 20.000 euro.

“De grootste zekerheid heb je natuurlijk als je een kunstwerk direct van de kunstenaar zelf betrekt. Maar dat is slechts voor een enkeling weggelegd. Bij een goede galerie betaal je meer dan op een veiling — ze leggen er zo tussen de 30 en 40 procent bovenop — maar dat is het wel waard. Hun expertise betaalt zich op den duur terug. Bij iemand als Brons weet je zeker dat je een echte Helmantel koopt. Koop je op een veiling, lees dan eerst de voorwaarden. En vraag een garantie van echtheid, zodat je verhaal kunt halen wanneer er iets mis is met het werk,” doceert Sander Kooistra. “En de belangrijkste les: koop alleen wat je mooi vindt, wat ontroert. Laat je niet verblinden door het naamkaartje naast het schilderij.”