Spring naar de content

Bloedverwanten: Linda en John de Mol

Linda de Mol (1964) is hét gezicht van de TROS, waarvoor ze nu het programma Love Letters presenteert. Volgend jaar gaat ze — in navolging van Rudi Carell — meewerken aan amusementsprogramma’s voor de Duitse televisie. Haar vader John de Mol (1931) is directeur van de stichting Conamus. Dat maakt hem onder meer verantwoordelijk voor de promotie van de Nederlandse lichte muziek in binnen- en buitenland. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Thomas Ruigrok

Linda de Mol: „Ik ben echt het nakomertje thuis. Mijn broer John is negen jaar ouder. Vooral toen ik klein was, kon je merken dat het een groot leeftijdsverschil was. Dat uitte zich voornamelijk in elkaar veel pesten. We hadden zeker geen hekel aan elkaar, maar de afstand was gewoon te groot: ik zat nog in de poppen en hij had al vriendinnen. Nu zijn we echt heel close. We zijn sowieso een kleine familie met een hechte band. Ik zie mijn ouders privé redelijk vaak. Ik hoor wel eens van mensen uit mijn omgeving dat ze hun ouders drie maanden niet gezien hebben. Dat kan ik me absoluut niet voorstellen. Mijn ouders zijn nu net verhuisd uit het huis waar ik twintig jaar gewoond heb. Eigenlijk vind ik dat jammer, omdat het precies tussen de studio en mijn huis in lag. Altijd als ik naar mijn werk ging, kon ik zo de hoek omwippen en even een kopje koffie halen. Daarbij komt nog dat mijn ouders, om de periode te overbruggen voor ze de nieuwe woning betrokken, een tijdje in een caravan in Loosdrecht hebben gezeten. In de snikhitte en tussen de muggen. Dat ging me te ver. Ik had het leuker gevonden als ze toen bij mij hadden gezeten. 

„Ik ben geboren in Hilversum. Daar woonden we in een rijtjeshuis, helemaal niets bijzonders. Maar vrijwel alle kinderen uit mijn klas op de middelbare school kwamen uit Laren, en woonden in die enorme villa’s. Die school — het Nieuw Lyceum — was een, op z’n zachtst gezegd, bekakte school. Het was daar allemaal een tikje snobby. Zo van: ‘Wat doet jouw vader?’ Zijn werk bij de televisie was echter interessant genoeg om volledig geaccepteerd te worden. Dat was heel oké. Wat mij trouwens vaak opviel, was dat kinderen van rijke ouders zèlf weinig ambitie vertoonden. Misschien komt dat wel voort uit het idee: daar kom ik toch niet overheen. Het waren kinderen die alles al gezien en alles al gedaan hadden. Ik was in ieder geval een uitzondering. Mijn vader stimuleerde mij onl naast mijn school baantjes te nemen. Door die — vaak gekke — bijbaantjes ben ik uiteindelijk in dit vak gerold. Als ik op zekere dag niet op een beurs had gestaan om een kwisje te presenteren, dan had niemand ooit de moeite genomen om mij maar eens auditie te laten doen. 

„De relatie met mijn vader is door de jaren heen niet veel veranderd. Ik ben wel veranderd. Toen ik een jaar of twaalf was kon ik al lijnrecht tegenover hem staan, en dat doe ik nog steeds. Daarom riep hij al van jongs af aan tegen mij: ‘Jij moet advocaat worden.’ Ik kon altijd erg goed mijn standpunt toelichten. Als ik een hondje wou, dan kon ik in anderhalf uur een rede houden waarin ik duidelijk maakte dat een hondje toch wel erg gezellig was. En soms ging mijn vader daar nog op in ook. Het vak beheerst de gesprekken die ik met mijn vader heb. Dat zal wel komen omdat het in ons privéleven zo goed gaat. Anders zou je het daar wel over hebben, maar dat is allemaal niet nodig. Het gebeurt regelmatig dat ik televisie zit te kijken bij mijn ouders en samen met mijn vader de programma’s van commentaar voorzie. Het is onvermijdelijk dat we dan kijken vanuit een professioneel standpunt. De opmerkingen die we dan maken variëren van: ‘Slechte regie, en moet je die belichting eens zien’ tot: ‘Het is al twintig minuten aan de gang en er is nog helemaal niets gebeurd,’ heel irritant voor de andere mensen die erbij zitten en wèl zitten te genieten. Met datzelfde kritische oog bekijkt mijn vader trouwens de programma’s die ik presenteer, Dan lijkt het er soms op of ik helemaal niets goed doe, Daar werd ik in het begin wel eens gek van. Maar ik kan zijn kritiek goed hebben. Zijn intentie betwijfel ik immers niet. 

„Dat ik goed aanvoel hoe de sfeer moet zijn bij het maken van een familieprogramma, heeft te maken met het feit dat ik graag mijn familie om me heen heb. Dat geldt zeker voor een programma als Love Letters (waarin verliefde stellen elkaar ten huwelijk vragen, red.). Als ik terugkijk op mijn huwelijksdag, kan ik niet anders zeggen dan dat ik het juist zo bijzonder vond, omdat ik omringd was door mijn familie. Zo’n huwelijk in Love Letters, dat doet me echt wat. Je ziet vaders en moeders een traantje wegpinken, dat ontroert mij ook. Ik kan me zo goed verplaatsen in de situatie van de kandidaten. Natuurlijk heeft dat te maken met het feit dat ik zelf uit een warm nest kom. Het klopt wel, dat ik dat ook uitstraal in mijn programma’s. Ik moet daaraan toevoegen dat ik mijn familie zeker beschouw als een rustpunt. Ik weet niet of ik, wanneer ik een ongelukkige jeugd gehad had en op mijn veertiende het huis was uitgegaan, ook zo’n carrière had gemaakt.” 

John de Mol: „Linda heeft het in haar vak moeilijker gehad dan veel van haar collega’s. Dat komt omdat zij al vanaf het begin geconfronteerd werd met verhalen als: ‘Pa zit in het vak, en die zoon heeft een produktiebedrijf, dus daar is sprake van een enorme kruiwagensituatie.’ Terwijl niemand zich realiseert dat als Mientje uit Assen daar had gestaan, zij nog wel vijf keer op haar bek had mogen gaan. Dat had niemand erg gevonden. Maar Linda de Mol, met al die — zogenaamde — kruiwagens, die moet meteen scoren, anders was ze genadeloos tegen de muur gezet. Wat Linda bereikt heeft, is niet dankzij, maar ondanks mij tot stand gekomen. 

„Linda studeerde drie jaar rechten, toen ze op een dag bij mij kwam om te zeggen dat ze ermee wilde stoppen. Ze werkte toen al bij de televisie, en wilde daar per se mee doorgaan. Voor mij was dat wel even slikken, omdat ik er toch rekening mee had gehouden dat mijn dochter advocaat zou worden. Mijn zoon John, die haar producent was, is toen ook naar mij toegekomen om het met mij te overleggen. Hij voelde zich gedeeltelijk verantwoordelijk voor wat er gebeurde. Hij wist ook dat ik andere ambities voor haar had. Hij voelde zich in de positie zitten waarin hij haar kon stimuleren of tegenhouden. Ik heb die houding van hem zeer op prijs gesteld. Verder heb ik er nooit meer over lopen zeuren. Je moet daar heel loyaal in zijn. Ik heb me er ook nooit zorgen over gemaakt dat ze het televisievak in is gegaan. Ik zat al zolang in die wereld dat ik het verwachtingspatroon wel kende. Daarnaast kende ik Linda goed genoeg om te weten dat je redelijkerwijs van haar kon verwachten dat ze het er goed af zou brengen. 

„Linda en haar broer gaan vaak samen op vakantie. Ze hebben wel eens een vermetele poging gedaan te vragen of mijn vrouw en ik ook meewilden, maar wij denken er goed aan te doen daar niet op in te gaan. Als je daarin toestemt vráág je om het aantonen van een generatiekloof. Het is niet nodig die kloof zo nadrukkelijk te laten zien. Nú wordt ons verweten dat we tijdens de verhuizing niet bij onze kinderen in huis zijn getrokken. Mijn zoon zei zelfs tegen me: ‘Jullie willen gewoon niet.’ Dat is natuurlijk onzin. Ik vind het gewoon onverstandig, of zoals mijn vrouw het uitdrukt: ‘Visite en vis, die blijven maar twee dagen fris.’ 

„Ik maakte mijn kinderen al vroeg prestatiebewust. Toen Linda nog op de middelbare school zat, kwam ze op een dag thuis met het bericht: ‘Wij gaan op wintersport.’ ‘O ja, wie is wij?’ antwoordde ik. En Linda weer: ‘Ja, maar de hele klas gaat.’ Ik heb haar toen de helft van het bedrag gegeven en gezegd: ‘Zorg maar dat je aan de rest komt.’ Ondanks het feit dat we het natuurlijk makkelijk hadden kunnen betalen. Ik ben niet iemand die zomaar wat cheques uitschrijft. Er moet iets tegenover staan. 

„Linda is een perfectioniste in een hoop dingen. Iedereen denkt steeds maar: dat doet ze ‘effe’. Dat woord ‘effe’, daar word ik zo gek van. Niemand weet wat er aan vooraf is gegaan. Neem nou die hele toestand rond Duitsland. Linda sprak niet goed Duits en is daarom naar het Goethe-instituut in Frankfurt gegaan. Er is iemand bij haar in huis komen wonen die maandenlang hele dagen Duits met haar heeft geconverseerd. Ze heeft zelfs een tijdje in een klooster in Vught gezeten. Dat vind ik zo leuk van haar: de schijn wekken alsof ze het ‘effe’ doet, terwijl ik wel degelijk weet wat er allemaal voor nodig is. Ze is in staat om binnen een vriendelijk relatiepatroon tot een goed produkt te komen. En als het er maar op lijkt dat daar capsones aan te pas komen, heeft ze een probleem met mij. Maar dat is zeker niet het geval. Dat natuurlijke enthousiasme van haar is — gelukkig — niet veranderd. 

„Ik heb altijd veel waarde gehecht aan het gezin. Dat is ook iets wat bij ons allemaal sterk leeft. Want het moet natuurlijk gebaseerd zijn op een tweerichtingsverkeer van kinderen en ouders. Wij hebben duidelijk allemaal de behoefte om elkaar vaak te zien en met elkaar te kletsen. Er wordt wel eens gezegd: als je er een van De Mol ziet, dan zie je ze allemaal. Dat zegt genoeg.”