Spring naar de content
bron: nationaal archief

In vredesnaam, met humor en ironie

En Annie van de documentatie had in haar vrije tijd wel eens een gedichtje geschreven. Bij de tachtigste verjaardag van Annie M.G. Schmidt: het succes van de Parool-cabaretgroep De Inktvis.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Henk van Gelder

Die avond dat Annie per ongeluk het schapepak verkeerd aantrok en er een forse staart uit haar kruis stak — dat weten ze allemaal nog. Gegierd hebben,ze, want als er iets die eerste naoorlogse jaren kenmerkte, dan was dat het vele lachen. Om de onnozelste dingen vaak; hing er, in een repetitiezaaltje een kitsch-schilderijtje van Sap van Drenthe, dan was ‘s mans naam alweer genoeg voor eindeloze lachbuien. „Voor mij en de meesten die werkten bij Het Parool was de bevrijding een blijvend feest,” schreef Annie M.G. Schmidt vorig jaar in een gedenkboek over de krant. „Alles mogen zeggen, alles mogen schrijven, weer Engelse boeken en kranten, weer naar de bioscoop, theater, concerten, bananen uit Antwerpen, nylons uit Amerika, sigaretten en feestjes met veel onbekommerd gevrij.” 

Als bibliothecaresse was ze de oorlog doorgekomen. Via-via werd ze op 1 februari 1946 chef documentatie bij Het Parool, de verzetskrant die nu een manmoedige poging deed een legaal bestaan op te bouwen. Uit de bezettingstijd was een — onder anderen door Simon Carmiggelt verzamelde — groep getalenteerde en oorspronkelijke scribenten bijeengebleven, die meteen na de meidagen van ’45 ander talent aantrok. Door de luttele pagina’s waaruit de krant toen nog bestond, hadden de redacteuren volop tijd hun luchtige, milde ironie ook elders te publiceren. Ze schreven entrefiletjes in hun eigen krant, maar ook in het satirische maandblad Mandril en in de cabareteske Kleine Krant op de achterpagina van de Groene Amsterdammer. En ze vormden het journalistencabaret De Inktvis, dat de bakermat werd van tekstschrijfster Annie M.G. Schmidt. 

Ze was, schreef Jeanne Roos later, ‘een wat schuwe, verlegen, vage, wazige, dromerige, ja muizige, stille vrouw’. Geen wonder, de redacteuren waren tegenover ieder ander tamelijk arrogante wezens en ze waren nauwelijks geïnteresseerd in de juffrouw van de documentatie. Zij moest er gewoon voor zorgen dat ze snel alles over Anneke Beekman of Linggadjati op tafel had. Alleen de secretaresse van hoofdredacteur Van Heuven Goedhart wist dat juffrouw Schmidt in haar vrije tijd wel eens een gedichtje had geschreven. Op die redactie, in die eerste naoorlogse jaren, heerste vrolijkheid en optimisme. Nu zou het allemaal anders worden en vooral, in vredesnaam, met veel gevoel voor humor en ironie. De letterkundige Joh. Winkler, adjunct-hoofdredacteur, kwam met het idee van debatavonden, die de saamhorigheid zouden versterken, maar ook een excuus vormden voor veel, gezamenlijke consumptie. 

In het voorjaar van 1947 werd de serie debatavonden afgesloten met een feest in café de IJsbreker aan de Weesperzijde. Iedereen zou eraan meewerken. Simon Carmiggelt, inmiddels begonnen met de Cursiefjes, zou wat schrijven. Han Hoekstra, de zachtaardige dichter op de verslaggeverij, wist ook wel wat. Wim Hora Adema, redactrice van de vrouwenrubriek, porde het zaakje op. Piet Timmer, de redactiechef, componeerde en begeleidde. Op aandringen van de secretaresse van de hoofdredacteur kwamen er ook teksten van Annie Schmidt. Een ervan droeg ze zelf voor, een parodie op een deftige smartlap: „O, welk een gemier. Zij mint haar vaders koetsier…” 

Het feest  was een groot succes en liep – zoals gebruikelijk – uit op een drinkgelag. Toen een van de aanwezigen de volgende dag terugliep naar de IJsbreker omdat zijn vulpen in het gewoel verloren was gegaan, kwam de kroegbaas aan met een doos vol lippestiften, kammetjes, pennen en spiegeltjes. Wat een bende zeg, gisteravond. Hadden de dames en heren journalisten soms een spons in hun keel? Na dit geslaagde optreden moedigde iedereen hen aan ermee door te gaan. Wim Hora Adema was opnieuw de drijvende kracht, samen met Jeanne Roos, de toenmalige fotoredactrice. Ze nodigden NRC-redacteur Clous van Mechelen als regisseur uit. Vanzelfsprekend moest Annie van de documentatie Haar vaders koetsier komen doen. In Américain huurden ze een bovenzaaltje met een krakkemikkig podiumpje, om op 30 mei 1947 het programma te brengen voor een elite-gezelschap van journalisten, cabaretiers, acteurs en andere kennissen. Wat trillerig stonden ze op het toneel, maar al die genodigden prezen de teksten — zo helder en zo laconiek werden cabaretteksten in die tijd nog nauwelijks geschreven. 

De Inktvis werd onder de hoede genomen van uitgeverij De Bezige Bij, die een fonds met humoristische acteurs opbouwde. Er werd langdurig gerepeteerd; Van Mechelen hamerde erop dat, ook in de samenzang, ieder woord verstaanbaar moest zijn. Dat vele repeteren was geen enkel probleem; de meesten waren ongetrouwd en gingen gretig in op ieder avontuur. Op 19 september 1947, in de kleine zaal van het Concertgebouw, was het opeens menens. Wim Bijmoer, de tekenaar die in staat was vijf minuten voor het zakken van de krant nog een uitstekende illustratie te maken, had decors geschilderd en de voorstelling werd zelfs gerecenseerd. In de eigen krant schreef Max Nord: „De kleine zaal, tegenwoordig met pilaren in het midden, was stampvol; vele bekende acteurs en letterkundigen waren naar dit lichte programma komen kijken. Talrijke voortreffelijke teksten, bekoorlijke aankleding en niet minder dikwijls alleraardigste voordrachten zorgden voor een hartelijk en verdiend applaus.” 

Het waren vooral lieve liedjes, chanson-achtig, die de overhand hadden. Twee ervan, Zonder jou en Marjoleine zijn door Conny Stuart en Wim Sonneveld nog jarenlang op het cabaretrepetoire gebleven. De beroepscabaretiers waren meteen al épris van de debuterende tekstschrijfster Schmidt. Wim Kan, Wim Sonneveld en Wim Ibo, alledrie aan het hoofd van een cabaretgezelschap, haastten zich om op de mooiste nummers een claim te leggen. Toen Wim Ibo opveerde bij een goede tekst siste Huub Janssen, de vriend van Sonneveld, in zijn oor: „Dat heeft Sonneveld al gekocht!” Later verstrekte Sonneveld nog een lening aan De Inktvis, met een eerste optie op de teksten. Zo kon hij voor een habbekrats de hand leggen op de eerste hits van Annie Schmidt; de opbrengst ging rechtstreeks in de kas van De Inktvis. 
Ook Han Hoekstra kreeg heel wat lof toegezwaaid voor de badinerende, studentikoze toon van zijn conférence. Een wat schutterige man, die met een ontwapenend lachje vertelde dat hij zich had verdiept in een boek onder de titel Hoe word ik in twee weken een draaglijk conférencier? In het beroepscabaret zou zoveel dilettantisme niet acceptabel zijn, maar in dit kader werkte dat nu juist aanstekelijk. Ze waren uiteraard geen geoefende artiesten, Annie Schmidt zelf allerminst: bij een monoloog of liedje stond ze meestal met een roomklopper in haar handen om zichzelf een houding te geven. Iemand trof een danig nerveuze documentatie-cheffin eens zittend op het toilet met die roomklopper in de hand.

In minder dan geen tijd ging de mare rond, dat er een heel bijzonder cabaretgroepje bij was gekomen. „Toen we, geadopteerd door en onder auspiciën van De Bezige Bij voor publiek gingen optreden, bleken we de hit of the town!” schreef Jeanne Roos. „Indertijd gold het zien van Satres Vuile handen en van het journalistecabaret De Inktvis als een culturele plicht.” „We waren natuurlijk amateurs,” zegt Ton van Duinhoven, toen leerling-journalist op de sportredactie, „maar tegelijk allemaal mensen met een vlaggetje. Zeer in bij een select publiek en zelf overtuigd van onze voortreffelijke mentaliteit. Toen al die teksten van Annie onder onze reet vandaan werden gekocht door het beroepscabaret en wij zagen hoe ze werden uitgevoerd, vonden we dat we het zelf eigenlijk veel beter hadden gedaan. Veel zuiverder en integerder. De hele Inktvis zat te gruwen als Wim Sonneveld zo’n nummer als Marjoleine deed. Dat was ook de hele houding van Het Parool in die dagen: triomfantelijk, neerkijkend op andere kranten, brutaal. 

Voor het tweede programma creëerde Annie Schmidt een van de eerste onuitstaanbare burgerdames uit haar oeuvre, zo’n vrouw die hunkert naar hogere kringen en een peilloze minachting jegens anderen: 

Die Hoeksema’ss… het zijn mijn beste vrinden. 

Ik zeg niks van ze, hoor, begrijp me goed. 

Ik kan het altijd heel goed met ze vinden. 

Ze is geen dame hè, mijn god, die hoed. 

Hij gaat wel, hij is iets bij justitie, 

maar oppervlakkig, hè, geen verre blik, 

geen diepte en, hoe heet dat, eruditie. 

Ze staan er niet bij stil hè, zoals ik… 

Ze bracht het nummer zelf, met dat ondefinieerbare laagje sarcasme in haar stem. Ze kwam er in 1948 zelfs mee op de televisie, toen pionier Erik de Vries nog in Eindhoven voor Philips Experimentele Televisie programma’s maakte die in hooguit driehonderd huiskamers in de omgeving werden bekeken. Drie jaar later werd De Inktvis opnieuw op de buis gebracht, toen Philips jubileerde. Een hele belevenis voor het journalistengezelschap dat nog nooit televisie had gezien. Ze reisden het hele land door, meestal in een busje en meestal op zaterdagavond, want dan hebben journalisten het nooit druk. 

Eigenlijk was het, na dat tweede programma, wel mooi geweest. Simon Carmiggelt deed nog zelden mee; hij had het druk met zijn Cursiefjes en zijn film- en toneelrecensies en wilde zich niet op zoveel avonden vastleggen. Ton van Duinhoven was weggehaald door Wim Kan. Jeanne Roos kon in ’49 bij Wim Sonneveld komen, maar ze koos voor de krant. Annie Schmidt kreeg het als schrijfster behoorlijk druk. 

Op veler verzoek kwam er in 1950 toch nog een derde programma: Extra editie. De onbezorgdheid had intussen plaats gemaakt voor zorg over de snel opkomende koude oorlog, de toon van de nieuwe voorstelling was hier en daar bedroefder. In een nummer, Het prenatale, wordt een vrouw voor de keuze gesteld: wil ze geboren worden of niet? „Meneer, ik weet, het is laf, maar dan zie ik er liever van af,” zegt ze na een schril beeld van ‘s werelds tranendal. 

„Het ziet er naar uit dat Annie Schmidt bezig is een schrijfster voor het cabaret te worden van werkelijke allure,” berichtte de Groene over het derde programma. Zelf zei ze later, dat die jaren bij De Inktvis eigenlijk de mooiste jaren waren geweest uit haar schrijfloopbaan: je had zelf nog invloed op de manier waarop de teksten werden uitgevoerd. In de beroepssector moest je altijd maar afwachten of het nummer ongeveer werd gezongen zoals het jou voor ogen had gestaan. Een man als Sonneveld was er berucht omdat hij vaak regels in de tekst veranderde, en niet altijd ten goede. 

Ook met het derde programma maakte het journalistencabaret een glorieuze tournee. Het werd zelfs uitgenodigd voor een optreden in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Daar zaten Kodela, Lages en Aus der Fiinten in voorarrest. Moesten ze hun programma ook opvoeren voor die drie notoire nazi’s? Bob Steinmetz, toenmalig opmaakredacteur bij het Parool: „We hebben er intern eindeloos over gedelibereerd of we het zouden doen. Maar ja, de Nederlandse gevangenen was ons optreden al beloofd. Daar zaten ook heel wat vrouwen bij, aborteuses, prostituées… zielige gevallen die toen nog zonder pardon werden opgesloten. Wij, als verlichte geesten, hadden met die vrouwen te doen. We hebben uiteindelijk dus ja gezegd.” 

Steinmetz weet niet meer precies of hij in een van de nummers nog een zakkammetje onder zijn neus heeft gehouden en Heil mir heeft durven roepen, maar de andere anti-Duitse grappen bleven gewoon op het repertoire. „We hebben de hele tijd uit onze ooghoeken naar die drie schurken zitten kijken. Een raar idee. ‘t Waren in mijn ogen trouwens stokoude kereltjes. We hebben er, zeg maar, tamelijk gemengde gevoelens aan overgehouden.” 

Extra editie werd nog tot begin 1953 gespeeld. Annie Schmidt had inmiddels al Het schaap Veronica, Jip & Janneke en de Familie Doorsnee geschapen. Haar baan was al in andere handen overgegaan en ze stond op het punt met man en kind naar Berkel en Rodenrijs te verhuizen. Op de krant vielen nu meer pagina’s te vullen, de strijd tegen de terugkeer van de, om het oorlogsverleden, verboden Telegraaf was verloren, het wereldtoneel was grimmiger geworden en de meeste leden van De Inktvis hadden de verantwoordelijkheid voor een gezin gekregen. De borrel was niet meer schaars en langzamerhand ging iedereen na werktijd gewoon naar huis. 

„Een paar jaar later is er nog wel eens een idee geweest om een voorstelling te maken van de beste nummers uit De Inktvis-tijd,” zegt Bob Steinmetz. „Het was toch zonde om daar nooit meer iets mee te doen? Toen hebben we een heleboel van die teksten nog eens onder ogen gehad. Maar ach, het meeste was gedateerd.”