Spring naar de content

Een afgrond in de markt

‘Troep? Ik stort zo vlak als een beddelaken.’ Een Amsterdamse vuilnisman verdwaald in de bureaucratie.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Oebele de Jong

Het leven is net een flipperkast, vindt Herman Dankaart. In zijn geval is hij het balletje en staat het gemeentebestuur aan de knoppen. „Ze knallen je van de ene naar de andere

Nee, City Clean is mijn kind. Dat pakt niemand me af. “

Hij heeft handen als kolenschoppen, een daverende lach en een enorme werklust. Iemand met minder uithoudingsvermogen dan Herman Dankaart, eigenaar en oprichter van het Amsterdamse vuilophaalbedrijf City Clean, had zijn vuilniswagens allang onder de bomen geparkeerd om rustig van zijn rechtmatige aanspraken op een uitkering te gaan genieten.

Drie jaar geleden bond Dankaart in het Wallengebied de strijd aan met de immer verschijnende bergen vuil. Daarvoor aanvankelijk van harte toegejuicht door het gemeentebestuur. Maar dergelijke steun kent ook grenzen. Tegen wil en dank belandde Dankaart in de bureaucratie. Om er bijkans in te verdwalen. Het heeft hem niet murw gemaakt. Hij slaagt er zelfs in — met hulp van zijn vriendin Selina Rens — zijn opvliegend karakter een beetje in te tomen en weerstand te bieden aan de neiging op de ambtelijke burelen zijn woorden letterlijk meer kracht bij te zetten. „Met gooien, slaan en smijten krijg je toch de hele wereld tegen je,” zegt hij.

Dankaart was classificeerder van beroep. Maar in 1973, bij het redden van een paar mensen uit een brandend huis, raakte hij ernstig gewond. Van een sterke, gezonde vent veranderde hij in een invalide. Zijn baan kon hij wel vergeten en dat leek ook op te gaan voor het opbouwen van een nieuw leven. „Ik heb alle instanties afgelopen. Wilde alles doen. Een sigarenwinkel, Een boekhandel. Niks lukte. Ik vroeg een marktvergunning. Die kreeg ik na vijf jaar, toen was-ie al verlopen. Daarna solliciteerde ik bij de gemeente als straatveger. Ging niet door vanwege mijn antecedenten. Ze waren erachter gekomen dat ik ooit had gezeten.”

Uiteindelijk kreeg hij via het arbeidsbureau een baantje Maar bij de ja: Satanskerk Lamers kreeg van moeilijkheden met ‘s Rijks belastingen en moest zijn personeel ontslaan. Na vijf maanden en drieëneenhalve week stond Dankaart weer op straat. Met een arbeidsverleden dat net een paar dagen te kort was om voor een uitkering in aanmerking. “Ik wilde ook geen uitkering. Wat ik wèl wilde was in de buurt blijven.”

Hij besloot voor zichzelf te beginnen, schafte (‘op afbetaling’) zijn eerste vuilniswagen aan en ging op pad. „De Wallen, de Bloedstraat, stukkie Zeedijk, stukkie Warmoesstraat, Oudezijds Achterburgwal. Ik had drie uur werk per dag, verdiende genoeg. Het ging perfect.”

Om ook ‘s avonds te kunnen storten kreeg Dankaart de sleutel van de puinschuiten aan de Houtkopersburgwal. Hij bracht er wagonladingen vuil heen en viel zo op in de buurt dat de jongens van de gemeentelijke stadsreiniging klanten aan hem kwijtraakten. Want wie beweert dat het in de hele wereld behalve Amsterdam zo is dat vuilnisophalers wel eens een vette kluifof een zwart geeltje opstrijken van leveraars van huisvuil, is behoorlijk naïef. Uiteraard ontkennen rayonleiders van de ambtelijke diensten het bestaan van deze praktijken. En natuurlijk is het voordeel voor de ontvangers in gemeentelijke dienst van dergelijke ‘extraatjes’ dat zij geen stortgeld voor het aldus aangeleverde vuil hoeven te betalen.

Het feit dat Dankaart wèl stortgeld moet betalen heeft hem mede de das omgedaan. Toen hij voor Lamers’ Satanskerk werkte was dat nog zo’n 27 gulden. Maar toen hij voor zichzelf was begonnen vlogen de tarieven omhoog. „Het begon met een verhoging naar 101 gulden, een jaar later werd het 184 en vervolgens 368 gulden. Nu ben ik maandelijks vele duizenden guldens kwijt alleen al voor het storten van mijn vuil. “

Tegenover dergelijke uitgaven moeten inkomsten staan. Dat niet iedereen dat even vanzelfsprekend vindt ontdekte Herman Dankaart al snel. Hij is niet zuinig met zijn kritiek op de gemeente, maar spaart zijn mede-binnenstadbewoners evenmin. „Een deel van de troep in het centrum wordt veroorzaakt door de bewoners zelf. Iedereen hier is gewend dat vuilniszakken iedere dag, op elk willekeurig tijdstip buiten kunnen worden gezet. Het wordt toch wel opgehaald. Stelletje viezerikken. “

Bij ambtenaren werkt het niet anders, ontdekte Dankaart. Met manifestaties als Sail, of het bezoek van Nelson Mandela nemen de bergen vuil in de stad al gauw gigantische proporties aan. De gemeentelijke diensten krijgen het drukker met het schoonmaken. Maar ook Dankaart laat zich in die gevallen niet onbetuigd. „ledereen had het drukker. Iedereen verdiende meer. Maar ik kreeg geen cent extra vanwege dat stortgeld. Eigenlijk gooi je je winst in de puinschuit. En wat zeggen ze bij de gemeente? ‘Die vent is niet goed bij zijn hoofd, hij moet het gewoon laten liggen.’ 

Hij laat zich tegen de rugleuning van de bank vallen, zijn gezicht een en al onbegrip. „Laten liggen? Hoe denk je dat die binnenstad er dan zou uitzien?”

In maart dit jaar begon de gemeente Amsterdam over te gaan tot privatisering van delen van de vuilnisophaaldienst. Alle contacten met particuliere bedrijfjes, inclusief City Clean, werden verbroken. De vuilophaalgigant Icova was een van de allereersten die een vergunning kreeg, gevolgd door zo’n twintig particulieren, evenveel als er nog op de wachtlijst staan.

„Ik had al een paar keer geïnformeerd hoe het met mijn vergunning stond. ‘We zijn ermee bezig, meneer. U hoort van ons, meneer. U kunt rustig doorgaan zolang u nog geen vergunning hebt, meneer.’ Krijg ik een paar maanden later een brief. Dat ik illegaal bezig was omdat ik geen vergunning had. “

Hij heft zijn handen. „Die flipperautomaat. Snap je?”

Opnieuw doemden er moeilijkheden op vanuit het stadhuis. Icova ondervond startproblemen doordat men niet over vuilniswagens beschikte die klein genoeg waren voor de Amsterdamse binnenstad. Het bedrijf werd uit de brand geholpen doordat het de beschikking kon krijgen over een afgeschreven gemeentelijke wagen. Een wagen bovendien waarin huisvuil kan worden samengeperst tot een compacte hoeveelheid. Zo’n wagen kan veel meer meenemen dan een eenvoudige bestelwagen waarop Dankaart zijn vuil moet stapelen. Gevolg is dat hij veel vaker heen en weer moet rijden.

„En toen mocht ik niet meer op de Houtkopersburgwal storten. Ik zou te veel vuil aanvoeren en ik kreeg opeens de schuld van de troep die daar regelmatig ontstond.” Verontwaardigd: „Troep! Ik stortte zo vlak als je beddelaken nog niet ligt.”

Een ander probleem was dat de gemeente zelf de stortcapaciteit op de schuiten aan de Houtkopersburgwal wil kunnen gebruiken, en die liep terug door de hoeveelheden die Dankaart aanleverde. Het gevolg was dat Dankaart zijn heil maar elders moest zoeken. Op Zeeburg, de Willem de Zwijgerlaan, in Amsterdam-Noord. Dat kostte meer tijd, meer inspanning en leverde bovendien nog meer kritiek op. Dankaart, zuchtend: „Dan laadde ik mijn wagen vol met een deel van het vuil, reed naar de stortplaats en kwam terug voor de rest. Dat duurde natuurlijk stukken langer. In die tussentijd was de veegploeg al geweest, die had keurig overal omheen gezwabberd en als ik de laatste zakken weghaalde lag er nog allemaal troep en glas onder op de straat. Pssst, pssst, mijn banden lek en City Clean kreeg de schuld van de rommel.’

Terwijl Dankaart daar nu juist zo’n hekel aan heeft „Ik ben geobsedeerd door

vuil. Als ik met mijn personenauto over de Wallen rij, ben ik in staat om een verdwaalde vuilniszak in m’n kofferbak te gooien. Ik had een keer een jongen gevonden die voor mij de Warmoesstraat veegde. Vroeg ik 525 gulden voor. Omgerekend twee gulden per winkelier per dag. Veertien middenstanders vonden het onzin. We besloten het toch te doen en twee weken lang ging het perfect. Die jongen was geweldig. Als er een luciferhoutje tussen twee tegels lag, pulkte hij ‘t er met z’n nagel tussenuit. De straat heeft er nog nooit zo schoon uitgezien. Op een dag was hij weg. Zat-ie op het politiebureau. Aangehouden omdat hij de straat stond te vegen en dat mocht niet!”

Dankaart nam ook het initiatief het bij het vuil aangeleverde glas gescheiden in te zamelen, om vervolgens, toen hij het verwerkt wilde krijgen, op de ene moeilijkheid na de andere te stuiten. De gemeentelijke dienst Stedelijk Beheer weet dat de hoeveelheid glas die door City Clean wordt aangeboden te gering is om een goede onderhandelingspositie te kunnen krijgen bij de glasverwerkende industrie. Maar dat is nog geen reden voor de gemeente om een beetje te helpen; dat zou concurrentievervalsing zijn ten opzichte van andere particuliere ophaalbedrijven die groter zijn, en dus wèl zo’n goede onderhandelingspositie hebben.

Hij wil wel eens knap moedeloos worden van alle tegenwerking. Maar opgeven? „Nooit. Ik werk me al drie jaar een slag in de rondte. Als ik ermee ophoud is dat allemaal voor niks geweest. En er is werk genoeg hier. Vuilnis is geen gat in de markt, het is een afgrond. “

Die uitdrukking lijkt op de gevleugelde woorden die het sectorhoofd van de afdeling Binnenstad van de gemeentelijke dienst Stedelijk Beheer, ir Tijmen de Bree, bezigde in een vraaggesprek met de buurtkrant. „Vuilnis is business,” zei hij. „De tarieven voor de verwerking ervan stijgen, terwijl de ene vuilverbrander na de andere moet sluiten.” Meer vuilnis en minder plaatsen om het kwijt te kunnen betekent dat er steeds meer geld mee is gemoeid.

De Bree is ervan overtuigd dat zijn dienst de binnenstad afdoende kan schoonhouden. Een poging dat met gecombineerde hulp van vuilophalers, voorlichting, sociale controle en uiteindelijk reinigingspolitie op de Zeedijk te doen slaagde. Het kostte extra geld en inspanning, maar toch. Als de politiek ervoor kiest en bijbehorende middelen vrijmaakt kàn het dus, vindt De Bree. Dat succes is overigens inmiddels weer stevig aan het verwateren geslagen.

Binnenkort start de dienst van De Bree een nieuw onderzoek naar het functioneren van vuilophaaldiensten. „Het onderzoek moet helder maken wat we kunnen en wat we niet kunnen. Er moet ook uit blijken welke zaken we zelf moeten doen en wat we eventueel aan anderen moeten overlaten.

De vraag voor de buurtbewoners blijft natuurlijk of het nieuwe onderzoek reden is tot vreugde en hoopvolle verwachtingen, of dat het maar het beste is uit onmacht in de lach te schieten. Erg veel reden om in gemeentelijk beleid te geloven blijken ze niet meer te hebben. Dat werd onlangs nog eens wetenschappelijk uiteengezet in een studie van de Universiteit van Amsterdam. Die concludeerde dat gemeentelijke diensten en beleidsmakers zo driftig langs elkaar heen werken, dat veel inzet van middelen en mankracht eigenlijk een kwestie is van geld over de balk smijten.

Vanuit de oude binnenstad vraagt men om gelijk te worden behandeld met andere buurten in de stad. De Bree: „Natuurlijk, daar hebben ze gelijk in. Maar bedenk wel dat de mensen overal in de stad evenveel betalen en dat het ons al gauw tweemaal zoveel kost om de binnenstad schoon te houden.”

Waarop de buurt dan weer reageert met de opvatting dat Stedelijk Beheer de taak heeft schoon te houden en uit een oogpunt van gelijkheid — bij iedereen even schoon.

Nog niet zo lang geleden verklaarde de gemeente nog plechtig dat het Wallengebied wat schoonhouden betreft prioriteit heeft. Ontegenzeggelijk verkeren er voortdurend veel medewerkers van de reinigingsdienst in het Wallengebied, die even voortdurend rondjes rijden en vuil verwijderen. Maar opvallend is dat bij een recente vaststelling van de prioriteitsgebieden voor de reinigingspolitie uitgerekend het Wallengebied niet is ingedeeld. Sterker nog, het is geheel weggelaten.

„Dat komt omdat de Wallen een verrekt moeilijk gebied vormen,” zegt De Bree. „Daarbij komt dat de bewijsvoering voor de reinigingspolitie altijd een erg moeilijke zaak is. En we hebben het geld niet om ook op de Wallen reinigingspolitie in te zetten.

De bewoners vrezen eigenlijk dat de gemeentelijke overheid zich aan het terugtrekken is uit gebieden waar ze de problemen niet meer aankan. Zeggen sommige ambtenaren niet ronduit dat het voor sommige diensten te gevaarlijk is om in het Wallengebied te werken?