Spring naar de content
bron: anp

Voor wie goed kijkt, bestaan er geen zomaar-etappes

Was de twaalfde etappe van de Giro d’Italia, op Dolle Denzdag gewonnen door de Duitser Nico Denz, die jaren zelden won, en toen plots twee keer in drie dagen, een zomaar-rit? Nieuwe column van Frank Heinen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Bestaan er zomaar-etappes?

Was de twaalfde etappe, op Dolle Denzdag gewonnen door de Duitser Denz, die jaren zelden won, en toen plots twee keer in drie dagen, een zomaar-rit? 

Je zou zeggen van wel. Een zoveelste ietwat teleurstellende zomaar-rit waarin minder gebeurde dan verwacht – wat in het gewone leven vaak goed nieuws betekent, maar in de koers eigenlijk nooit – waarin het weer (vies) het grootste nieuwsfeit was. 

Tot Nico Denz de omhelzing van zijn verzorger binnenreed.

Nico Denz sperde zijn mond open, het was alsof zijn gezicht scheurde. Onder zijn neus bleek zich een verlaten hangar te bevinden waaruit een angstaanjagend geluid opsteeg.

Dit was geen juichen meer, dit was iets groters, iets diepers, iets wat jaren diep van binnen had liggen gisten.

Je kunt op duizend manieren winnen, en al die manieren bevinden zich in een ingewikkelde, voortdurend wisselende hiërarchie die ook nog eens uiterst persoonlijk is. Wat de een briljant gespeeld vindt, beschouwt de ander als vals spel. Zo werkt het ook met de omvang van overwinningen: zomaar een etappe in de Giro, verdeeld onder aanvallers die de zegekansen door de kampioenen krijgen toegeworpen als kippen scharrelgraan, wordt, dankzij de verbijstering, de totale van-de-kaart-heid van iemand als Nico Denz, iemand van wie wij op zo’n dag alles horen, van z’n oma die in Italië woont, in de buurt van het parkoers van rit zeven, tot zijn liefde voor schlagers en Oostenrijkse hoempamuziek, een dag om te onthouden.

Je kunt op duizend manieren winnen, en al die manieren bevinden zich in een ingewikkelde, voortdurend wisselende hiërarchie die ook nog eens uiterst persoonlijk is.

De aanhoudende schittering van het rondewielrennen zit hem erin dat zich elke dag een Nico Denz-verhaal aandient. Dat je elke dag kunt denken: ja, deze renner, deze persoon, die ga ik volgen, ik ga hem leren kennen, ik ga hem mailen dat ik zijn biografie wil schrijven, ik ga hem een aanzoek doen – en dat je dat dan vervolgens vergeet omdat er een nieuwe dag aanbreekt met nieuwe verhalen, nieuwe anekdotes, een nieuwe Nico Denz.

Wat heet: wel dertig.

Een dag na Nico Denz reden Thibaut Pinot en Jefferson Cepeda tweedrachtig de laatste klim richting Crans-Montana op. Ze lagen vele minuten voor, zij mochten uitmaken wie de etappe zou gaan winnen.

Ook nu leek er geen groot verhaal te zijn, slechts wat kleine, faits divers-achtige anekdotes.

Ook nu leek de etappe een zomaar-rit. We moesten het doen met Pinot, de geitenliefhebber die nooit de Tour zal winnen – even leek het erop, maar angsten en een gebrek aan talent braken hem op. De laatste jaren is Thibaut Pinot af en toe de Nico Denz van de dag: steracteur in een losse aflevering, maar geen rol voor het hele seizoen.

Pinot demarreerde.

Cepeda volgde.

Pinot viel aan.

Cepeda haalde bij.

Pinot attaqueerde.

Cepeda hees zich uit het zadel.

Het was een dans van twee voormalige geliefden waarvan je weet dat slechts één het zal overleven.

En elke keer dat Pinot werd ingehaald, ging hij bozer kijken. Zijn zachtaardige, wat trage geitenhoederuitstraling maakte plaats voor de blik van iemand die voor de lol zuigelingen tegen de muur smijt: er kwam iets over hem dat de verbetenheid ver, ver voorbij was en na een zoveelste mislukte aanval vertraagde hij het tempo, zodat Cepeda wel naast hem moest komen rijden. Het zou flauw zijn om er de harmonica van Ennio Morricone bij te verz- ah nee, te laat, daar is-ie al.

Pinot wees naar hem, riep naar Cepeda, een kleine Venezolaan die in het Giro-hansopje van zijn ploeg EF Education deed denken aan een marshmallow met een bril op.

Jij wint vandaag niet, leek Pinot te zeggen.

Of: Als je zo wil winnen…

Achter hen, een onoverbrugbare vijftien meter verderop, klom de Colombiaan Rubio. Rubio is een uitstekende renner, maar het meest bekend is hij als de man die ooit zó hardnekkig niet meehielp met Thomas de Gendt in een ontsnapping in de Giro dat ze ruzie kregen en zich uit de kop van de koers lieten zakken. Sindsdien wordt Rubio in Vlaanderen ‘De Rugzak’ genoemd. Zo, in zomaar een zomaar-rit, kan een bijnaam voor het leven ontstaan.

Rubio is een uitstekende renner, maar het meest bekend is hij als de man die ooit zó hardnekkig niet meehielp met Thomas de Gendt in een ontsnapping in de Giro dat ze ruzie kregen en zich uit de kop van de koers lieten zakken.

Omdat er duizend manieren zijn waarop je kunt winnen, won Rubio vrijdag de zomaar-rit naar Crans-Montana Liever dan zelf winnen, wilden Pinot en Cepeda elkaar doen verliezen. In je vijand naar de bodem helpen kan schoonheid schuilen, al is het vaker lelijkheid met zo’n heel dun crème brûlee-achtig karamelvliesje.

Vierde, achter deze drie, eindigde een Canadese vogelspottende reus, Derek Gee.

Een dag later, toen Denz weer won en geroutineerd, bijna verveeld met deze nieuwe tenDenz over de streep reed, werd Gee tweede. Het was de derde keer deze Giro dat hem dat overkwam.

Ik had twee weken geleden nog nooit van Gee gehoord, maar de vergeefsheid van zijn pogingen maakt sindsdien van elke zomaar-rit meer dan zomaar een rit. En het kan nog jaren duren – zie: Denz – maar er komt een dag waarop Derek Gee de derde hond van de rit zal zijn, de Denz van de dag. 

Tot die tijd zijn er andere renners, met andere verhalen, die klein lijken, tot je wat dichterbij gaat staan. 

Wat ik bedoel te zeggen, geloof ik, is: er bestaan geen zomaar-etappes voor wie goed kijkt.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.