Spring naar de content
bron: anp

Tadej Pogacar en de lol van het nu

Frank Heinen legt uit waarom Tadej Pogacar afgelopen zaterdag de vierde etappe won in de Ronde van Andalusië.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Op YouTube kijk ik de slotkilometer van de vierde rit van de Ruta del Sol terug.

Je moet wat met je leven, al kun je je afvragen of dit echt dat wat is.

Ach, ik heb er nu zin in. Dus waarom niet?

Het is een steile kilometer, richting het stadscentrum van het witte stadje Iznájar.

In de zomer wemelt het in Iznájar van de toeristen die er het kasteel komen bezichtigen. Nu, half februari, is er geen mens. Behalve als de Ruta del Sol langskomt. Voor de Ruta del Sol komen de Iznájarezen wel even buiten.

Met nog zo’n negenhonderd meter te gaan valt Enric Mas aan. 

Ik heb een zwak voor Mas, die in de Netflix-serie over zijn ploeg Movistar vooral opvalt door zijn glazige blik als anderen aan het woord zijn. Mas verbeeldt in die reeks op schitterende wijze de mens voor wie het moderne leven te snel gaat. In zijn eerste jaren als profrenner viel Mas zelden aan. Hij spaarde zijn krachten en volgde de beste renners zo lang mogelijk, om zo vooraan in het klassement te blijven. Die strategie, die bijna altijd wordt ingegeven door zelfkennis en fysieke beperkingen, maakt wielrenners niet populair. Saaie wielrenners hebben meestal geen grote fanclubs. Het publiek wil aanvallen zien, liefst zo vroeg en zo vermetel mogelijk. Als ze vervolgens verliezen van concurrenten die hun kruit droog hebben kunnen houden omdat hun vorm beter is, hun ploeg sterker of hun natuurlijke aanleg groter, noemt datzelfde publiek renners als Mas ‘dom’.

Nadat Mas een paar jaar saai was geweest, moet hij vorig jaar besloten hebben om dom te gaan koersen. Een slimme keus.

Dom of saai, dat is de vraag.

Nadat Mas een paar jaar saai was geweest, moet hij vorig jaar besloten hebben om dom te gaan koersen. Een slimme keus. Plots reed hij overal vooraan, won na enthousiaste demarrages een paar keer bijna een etappe – wat, in tegenstelling tot wat cijferaars ook mogen beweren, wel degelijk meer betekent dan bijna een etappe winnen zonder te hebben aangevallen. Bovendien groeide zijn zelfvertrouwen zienderogen. Met andere woorden: dat domme rijden van Mas bleek zo dom nog niet.

Slechts één ander kan zaterdagmiddag Mas’ aanval in Iznjájar beantwoorden. 

Tadej Pogacar, die op dat moment bezig is aan zijn vijfde koersdag van 2023. Op de eerste won hij de Spaanse versie van de Strade Bianche door veertig kilometer alleen te rijden, op de tweede won hij een bergritje in de Ruta del Sol, en op de derde deed hij exact datzelfde nog eens. Alleen op de vierde dag won hij niet: de winst ging die dag naar zijn knecht Tim Wellens, die uit een kopgroep ontsnapte – Pogacar reed achter die kopgroep nog even weg van zijn directe tegenstanders.

Is Pogacar te goed?

Rouleur schreef dit weekend dat gevreesd moet worden voor een gigantische overmacht van één coureur, met enorme solo’s en dito verschillen. Dat klinkt spectaculairder dan het in de praktijk is. In feite zegt Rouleur: Pogacar is vandaag zo spectaculair goed dat het spektakel morgen wel eens snel over zou kunnen zijn.

Pogacar is een goeie wielrenner. Zo’n goeie wielrenner zelfs dat alles wat vóór hem waar leek opnieuw getoetst moet worden. Te vroeg in vorm zijn? Skiën in de winter? Tegenstanders in onbelangrijke koersen zó verpletteren dat je ze extra brandstof geeft? Lange aanvallen in je eentje? In je kaarten laten kijken, nog vóór de Omloop? Mocht lang allemaal niet, in de koers. Als topwielrenner moest je concentreren, en de eerste pannenkoeken waren voor de kinderen.

In feite zegt Rouleur: Pogacar is vandaag zo spectaculair goed dat het spektakel morgen wel eens snel over zou kunnen zijn.

De Tour, het ging om de Tour – en om een paar klassiekers.

Deze week wordt de UAE Tour verreden, in de Emiraten, de verenigde oliestaten die ook Pogacar betalen. Pogacar had daar moeten rijden, moeten winnen zelfs, zoals wielrenners nu eenmaal altijd moeten winnen voor de deur van de matrassenfabriek die hun ploeg sponsort. Alsof die matrassenfabrikant geen tv kan kijken, denk ik dan, maar goed. Maar er was iets – ziek, of geblesseerd aan zijn geen zin-spier – en nu fietst Pogacar in Zuid-Europa, in een veel minder belangrijke wedstrijd die er desondanks voornamer, klassiek-wielerachtiger uitziet dan dat racen door lege zandvlakten. In hem, in Pogacar, schuilt de paradox van het wielrennen: hij is het dankzij wie het wielrennen is teruggekeerd naar een tijd die voorgoed voorbij leek, een tijd van eindeloze solo’s, het hele jaar door vooraan rijden, kleine wedstrijden bestaan niet en vooruit met de geit, we zien wel. Tegelijk is hij in dienst van een ploeg van een oliestaat die om positieve publiciteit verlegen zit – Bahrein en Saoedi-Arabië hebben ook eigen ploegen, Qatar kan onmogelijk lang achterblijven. Pogacar blijft echter wat de Franse schrijver Paul Fournel een ‘eenvoudige machine noemt’: het enige motief van het koersen is het koersen zelf.

‘I don’t really care too much if I lose,’ zei hij jaren geleden eens tegen Rouleur, Hij moest toen nog prof worden. Dat is makkelijk gezegd voor iemand die zo goed is, zo vaak wint dat een verlies haast een verzetje lijkt. Tegelijk: de meeste grote sporters worden angstig voor de nederlaag, voor het verlies aan aanzien dat ermee gepaard gaat. Ze worden allengs defensiever, efficiënter, doelmatiger, ze decimeren de kans op niet-winnen tot een minimum. Altijd zijn ze bezig met morgen, met het consolideren van hun macht. Hoewel Pogacar al bijna iedere belangrijke wedstrijd al eens gewonnen heeft, lijkt hij zijn onverschilligheid omtrent winst of verlies te hebben behouden: na de Tour van vorig jaar, toen hij tegen iedere verwachting in instortte en tweede werd, is hij dit seizoen gewoon weer als een maniak met winnen doorgegaan. Zonder vrees, zonder terughoudendheid, ogenschijnlijk zonder de gedachte aan een sponsor die hem toch vooral in de Tour wil zien. Want de Tour, het gaat om de Tour, het gaat, als je de cijfers mag geloven, steeds meer om de Tour.

Pogacar fietst nu. Hij valt nu aan. Hij wint nu. 

Pogacar neemt het op tegen morgen, en tegen de almacht van de Tour, die hij heus wil winnen, maar niet ten koste van zijn lol van het nu. Hij neemt dit jaar deel aan Parijs-Nice, omdat-ie de tegelijk verreden Tirreno-Adriatico al twee keer heeft gewonnen. Hij staat aan de start van de Ronde van Vlaanderen, omdat hij zich daar vorig jaar zo vermaakte. Hij heeft al twee keer de Ronde van Lombardije gewonnen, terwijl hij al twee keer genoeg gewonnen had om half augustus de kerstvakantie voor geopend te verklaren.

En daarom wint Pogacar zaterdag weer, vóór Mas.

Pogacar fietst nu. Hij valt nu aan. Hij wint nu. 

Morgen lijkt hem weinig te kunnen schelen.