Spring naar de content

Toets der toetsen

Waarom moet het Nederlandse onderwijs steeds maar weer worden vernieuwd? En wordt het daar beter van of slechter?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Dirk-Jan van Baar

De Nederlandse taal krijgt weer een [I) nieuwe spelling, de zoveelste. Omdat werkelijk niemand hierom heeft gevraagd, ga je denken dat er een gezelschap dronkemannen (dronkenmannen) in de weer is dat het Nederlands met opzet wil verhaspelen. Zoveel gekkigheid valt alleen uit groepsdynamiek te verklaren. Het tekent de taalkundige kuddegeest dat sinds de voorlaatste nieuwe spelling, die nog maar tien jaar oud is, het woord ruggengraat met een ‘n’ wordt geschreven, alsof de nieuwe mens meerdere ruggen heeft. Een graat die in mijn keel is blijven steken. Spellingcommissies die zoiets verzinnen, zouden strafregels moeten krijgen. Je vraagt je af of ze wel op school zijn geweest. 

Hetzelfde geldt voor de onderwijsvernieuwers, die ook maar doorgaan zonder dat iemand er greep op krijgt. Je zou denken dat er na alle pedagogische gekte van de laatste decennia een pas op de plaats is gemaakt, maar volgens Martin Sommer, die wekelijks in de Volkskrant uit onderwijsland bericht, is het tegendeel het geval. De scholen zijn totaal door de knieën gegaan voor de ideologie van het ‘leren leren’ van het nieuwe studiehuis. Sommer verbergt zijn scepsis niet en schetst een beeld van vertwijfelde leraren, die geen les meer geven, maar alleen nog leerlingen begeleiden bij hun zelfwerkzaamheid en zelfontplooiing. Zijn beschrijvingen zijn soms zo hilarisch (onderwijsmanagers die op cursussen gehersenspoeld worden en groepsgewijs hun armen in de lucht gooien) dat ze op een karikatuur lijken. Maar als je dan weer de boze ingezonden brieven leest van de profeten van de nieuwe heilsleer, allemaal in onnavolgbaar beleidsjargon, weet je dat Sommer een zenuw heeft geraakt. 

Zelf was ik niet zo leergierig en huiswerk maakte ik nooit (wat natuurlijk ook een bewijs van mijn intelligentie is). 

Is het echt zo erg? Mij ontgaat wat er zich precies in het onderwijs afspeelt, maar ik heb niet de indruk dat ouders de alarmklok luiden. Gemopper over niveauverlaging is van alle tijden; tegenover klaagzangen over scholieren die niks degelijke meer leren, staan de beweringen dat het moderne onderwijs uitdagender is dan vroeger. Misschien verklaart dat waarom veel kinderen tegenwoordig met plezier naar school gaan, wat mij nogal wantrouwig stemt. Een leuke school, kan dat wel? 

Zelf was ik niet zo leergierig en huiswerk maakte ik nooit (wat natuurlijk ook een bewijs van mijn intelligentie is). Laatst zag ik een biologieboek voor de derde klas havo met berekeningen over oogbollingen die zo moeilijk waren dat ik er stil van werd. Uit mijn eigen schooltijd herinner ik me een leraar die enthousiast op het bord tekende wat er misging bij een schaatser die in het donker een iets te laag bruggetje tegenkwam. Ik trok er wit bij weg en kan het niet meer navertellen, maar ik voel de klap nog steeds. Dat was nou aanschouwelijk onderwijs.

Het Nederlandse onderwijs geniet internationaal een goede reputatie en onze bollebozen in wis- en natuurkunde scoren hoog. Dat klinkt geruststellend, zoals alle Cito-toetsen de indruk wekken dat het met die niveauverlaging wel meevalt. De introductie van de computer en visuele hulpmiddelen heeft de jeugd beslist slimmer gemaakt, maar dat betekent ook dat hele werkstukken letterlijk van het internet worden geplukt. Wat volgens mij niet meevalt, is de parate kennis. Uit het hoofd leren, dat geestdodend zou zijn, heeft het afgelegd tegen het aanleren van vaardigheden, hoewel ik niet zie hoe je een taal kunt leren zonder het verplichte stampwerk. Ook kan ik me voorstellen dat het niveau van bèta’s is gestegen en van alfa’s niet. Gezien de prioriteiten van moderne pedagogen, die ‘inzicht’ boven parate (en meetbare) kennis stellen, zou er iets mis moeten zijn als dat niet zo was. Maar over zulke intrigerende zaken hangt een onderwijskundige mist. 

Hier zit mijn grootste vraagteken. Niet alleen gaat het tegen het gezonde verstand in waarom onderwijs dat zich eerder als ‘goed’ heeft bewezen steeds veranderd moet worden, maar we krijgen ook nooit te horen wanneer een experiment echt is mislukt. Hoewel het vaststaat dat kinderen als proefkonijn zijn gebruikt (ook het studiehuis is weer een experiment), is het te pijnlijk om klare wijn te schenken. Iedereen gaat daarin mee. Scholen, ouders en leerlingen hebben er belang bij om de schijn hoog te houden. Dat is minder vreemd dan het lijkt, want het onderwijs is ook een selectiemachine die iemand zijn verdere leven van een stempel voorziet. Vandaar dat de meeste belanghebbenden niet echt willen weten hoe de vlag erbij hangt. 

Het onderwijs is gevoelig voor collectief zelfbedrog. Toch zou het niet moeilijk moeten zijn om vast te stellen of het nu beter of slechter is dan vroeger. De school is nog altijd de toets der toetsen. Cijfers zijn er volop (ondanks pogingen om ze af te schaffen). Onderwijskundigen die geen uitspraken kunnen doen of het onderwijs nu wel of niet is verbeterd, deugen niet. Maar in een land waar schooltypen van naam zijn veranderd (altijd iets orwelliaans) en zelfs het woord school (newspeak: studiehuis) in de ban is gedaan, hebben charlatans vrij spel.