Spring naar de content

Paul Cliteur: ‘We worden onmondig gemaakt’

Filosoof Paul Cliteur (Amsterdam, 1955) voelt zich verplicht de stem des volks te vertolken. Want de heersende regentenkliek maakt de rechtsstaat kapot. ‘De neerbuigende arrogantie van bestuurders als Cohen en Wallage haalt een enorme woede in mij boven.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:

“Toen ik jong was… nee, dat klinkt een beetje oubollig. Ik bedoel eigenlijk: tijdens mijn studie. Toen had ik het idee dat we goed bestuurd werden in dit land. Dat de boven ons gestelden echte autoriteiten waren op hun gebied. Heel geleidelijk aan ben ik tot de ontdekking gekomen dat ik me vergiste. Het is misschien nog niet zo erg als W.F. Hermans zegt, ‘door gevaarlijke gekken omringd’, maar heel erg ver zijn we daar niet van af. Je ziet mensen op allerlei sleutelposities terechtkomen die de meest onverantwoordelijke beslissingen nemen. Of erger nog: helemaal geen beslissingen nemen. Enkele politici uitgezonderd, Maar een groot deel van hen suddert een beetje door op de ambtelijke adviezen die ze krijgen. Veel te veel ministers laten zich souffleren door de ambtelijke top. Het is verschrikkelijk moeilijk on1 als politiek gelegitimeerd bestuurder iets door de bureaucratie te trekken, dat weet ik wel. Maar de meeste ministers probéren het niet eens. Die hebben de strijd al bij voorbaat opgegeven. Een minister is een incident in het leven van een ambtenaar, zo zeggen ze het toch? Als dat echt zo is, dan is dat een beangstigend idee. Want dan hebben verkiezingen weinig zin en dan stelt al dat gepalaver in de Tweede Kamer ook niets voor. 

“Het gaat eigenlijk niet om het kiezen van je volksvertegenwoordigers. Het gaat ook niet om het samenstellen van het kabinet op basis van de krachtsverhouding die uit de verkiezingen naar voren komt. Het gaat om het implementeren van het beleid door die enorme kolossen die in Den Haag staan. Als je daar voortdurend strandt, heeft de hele democratie geen zin. Neem de integratiegedachte. We hebben de Fortuyn-revolutie gehad en daarna kwam meneer Nawijn, die in opdracht van de kiezers een andere aanpak voorstond. Maar die meneer Nawijn moest werken met een enorme afdeling integratieambtenaren die er al jaren en jaren zaten, en die natuurlijk helemaal niets van zijn plannen moesten hebben. Nou, ga dat maar eens veranderen. Dat kan alleen als je heel strikt controleert of de ambtenaren doen wat jij ze opdraagt. Of als er in zo’n apparaat een esprit de corps heerst dat gericht is op flexibiliteit: de vorige minister deed A, maar de huidige wil B, en dus doen we B — nauwelijks denkbaar, natuurlijk. Terwijl het toch eens zo is geweest. Kijk naar de opvattingen van Max Weber, begin twintigste eeuw uiteengezet in Politik als Beruf het is de Ehre des Beamten om de politieke gezagsdragers te dienen. Maar die ambtenaren zijn uitgestorven en hebben plaatsgemaakt voor een heel ander type, mensen als Sweder van Wijnbergen en Joan de Wijkerslooth. Eigenwijze baasjes die een compleet arsenaal aan soorten zand hebben die ze in de machine gooien, om te voorkomen dat bepaalde beleidswijzigingen worden gerealiseerd.” 

“Natuurlijk, een klein beetje overdrijving zit er wel in Tegen de decadentie, mijn nieuwe boek. Een beetje theatraliteit ook. Dat moet wel in Nederland, want in het publieke debat is het toch alsof je tegen een zak met veren stompt — het geeft altijd mee. Ik beweer dat de democratische rechtsstaat in verval is. Dat klinkt zwaar, maar ik meen het wel. We worden geregeerd door een politiek correcte, paternalistische elite. We worden natuurlijk niet gemarteld of in de gevangenis gegooid, maar we worden wel onmondig gemaakt. Ik probeer te laten zien dat mannen als Joan de Wijkerslooth (voorzitter van het college van procureurs-generaal), Job Cohen (burgemeester van Amsterdam), Piet Hein Donner (minister van justitie), Jacques Wallage (burgemeester van Groningen) en Jan Peter Balkenende (premier) er een gemeenschappelijke, ondemocratische denktrant op nahouden. Ze treden de bevolking paternalistisch tegemoet. Ze vinden dat ze absoluut niet moeten doen wat dat domme volk wil. Ik voel me verplicht de stem des volks te zijn en hun ideeën onder vuur te nemen. Ik geloof serieus dat de Nederlandse regentenkliek een achteruitgang is ten opzichte van het Verlichtingsdenken van Immanuel Kant. Het proces dat in opgaande lijn was, is omgebogen in tegenovergestelde richting. Verantwoordelijk daarvoor zijn de babyboomers die nu op het pluche zitten, die de belangrijkste posities in het openbaar bestuur bezetten en die sterk regenteske trekken vertonen. Je merkt het in de discussie over integratie, maar ook in de discussie over een aantal belangrijke overheidsinstellingen, zoals het Openbaar Ministerie. Daar beslissen allerlei mensen met bepaalde politieke, vermeend progressieve ideeën over ons vervolgingsbeleid. Ze trekken een lange neus naar de samenleving, want ze zeggen: wij zijn onafhankelijk. Zo’n De Wijkerslooth is overduidelijk PvdA-lid; hij zegt dat ook, geeft aan dat hij het niet eens is met de vigerende opvattingen over misdaadbestrijding in Nederland, en trekt dus gewoon zijn eigen lijn. Het komt erop neer dat wij een niet democratisch gelegitimeerde paus hebben die het vervolgingsbeleid bepaalt, die niet luistert naar de wensen van de Tweede Kamer en die telkens afstand neemt van de minister van justitie. Dat vind ik zeer ergerlijk. In het hart van ons overheidsbeleid zit een ondemocratische enclave. Ja, dat is helemaal in strijd met de Verlichting natuurlijk. 

“Onlangs, die militair die een Irakees doodschoot: wat zegt minister Donner van Justitie als hij over het oppakken van die marinier ter verantwoording wordt geroepen? Dan zegt hij, met het zwaard van Damocles boven zijn hoofd: het is het beleid van het OM, niet van mij. En premier Balkenende zegt hetzelfde. Twee bewindslieden die heerlijk hun handen in onschuld aan het wassen zijn. Het OM kan door niemand ter verantwoording worden geroepen. Er wordt nu niet zoveel meer over dat incident in Irak gezegd, maar de bevoegdheidskwestie is even wollig gebleven. Daar is die Donner een meester in, in het optrekken van rookgordijnen. 

“Het gaat trouwens evengoed op voor individuen. Ad Melkert krijgt een goedbetaalde baan in het buitenland – daar wordt voor gezorgd. Hans Dijkstal en Paul Rosenmöller, die enorm zijn afgestraft bij de verkiezingen, zitten vrolijk in de commissie-Máxima en zijn dus nog steeds bezig met het bepalen van het integratiebeleid, zoals Afshin Ellian terecht heeft gelaakt. Terwijl de Nederlandse kiezer massaal heeft gezegd: de opvattingen van die Dijkstal en die Rosenmöller, die moeten we dus niet. Het is onverteerbaar. Waarom laten we dat gebeuren? Ik ben bang dat het te maken heeft met het niveau van de Kamer. Er zit weinig intellectueel potentieel in. Helaas.”

“Misschien gaat het wat te ver om dat blik nu open te trekken, maar ik heb wel een idee hoe het komt dat er zoveel regenten zijn in een land dat zichzelf regentloos acht. Het heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog, met Eichmann, met een bepaalde mentaliteit. De Tweede Wereldoorlog was zo verschrikkelijk dat de vraag zich opdrong wat nu eigenlijk kwaad was geweest. Dat is op een gegeven moment geïdentificeerd als Befehl ist Befehl. Later bleken bij een experiment proefpersonen bereid te zijn om elektrische schokken toe te dienen, alleen maar omdat iemand in een witte jas hun vertelde dat te doen. Dit zijn de constituerende ervaringen geweest voor de protestgeneratie van na de oorlog: gezag is verkeerd, autoriteit is altijd fout. Prachtig beschreven, vind ik, in De zaak 40/61 en Bericht voor de rattenkoning van Harry Mulisch. Er is een generatie opgevoed die een afkeer heeft van het Weberiaanse model, van de gezagspiramide, van bovengeschiktheid. Maar in de publieke dienst is die generatie toch – anders is het niet werkbaar – allerlei nieuwe hiërarchieën gaan instellen. Niet formeel, op basis van het aantaI strepen op je uniform, maar informeel, in een netwerkachtige structuur. Zeg maar het apenrots-model. Dat gaat uit van het alleszins vriendelijk klinkende adagium dat je gezag moet verdienen. Dat vinden wij héél belangrijk, maar het is eigenlijk heel gevaarlijk. Want dat betekent dat degene dielangs informele weg gezag weet af te dwingen, zich kan opwerpen als degene naar wie geluisterd wordt. Het leidt tot oncontroleerbare gezagsrelaties. Waardoor iemand als de ex-secretaris-generaal Sweder van Wijnbergen tegen minister Wijers of minister Jorritsma kan zeggen: luister eens, ik ben hier de vakman. Wie denkt u wel dat u bent? Hetzelfde geldt voor iemand als Hans Couzy, de ex-landmachtbevelhebber. We zijn in Nederland te belabberd om gewoon eens duidelijk te zeggen wie de baas is. Wij willen er zo graag in een goed gesprek uitkomen. Bij elke wetswijziging halen we alle betrokkenen erbij. Het leidt tot een giroot moeras. Tot het wollige staatsrecht á la Piet Hein Donner. Het enige dat in die situatie nog resteert, is het Job Cohen-principe: je moet in dialoog gaan en dan maar kijken waar je uitkomt. 

“De neerbuigende arrogantie van bestuurders als Cohen en Wallage haalt een enorme woede in mij boven. Cohen had een debatje met zijn collega Opstellen in Rotterdam over het integratiebeleid. Wat was nou nodig in een multiculturele samenleving? Volgens Cohen was het nodig te begrijpen waarom Ayaan Hirsi Ali denkt zoals ze denkt. Ik heb lang over dat zinnetje nagedacht. Maar hoe vriendelijk de uitstraling van die man ook is, ik kan er niets anders in zien dan een neerbuigende kwalificatie. Zo van: deze mevrouw is totaal getraumatiseerd en daar moeten we begrip voor hebben; het is intellectueel niet serieus te nemen wat ze zegt. Schandalig, natuurlijk. De arrogantie van zo’n man, die een flutintegratiebeleid heeft, die de meest naïeve plannen heeft, die zijn Cleveringa-lezing hier in Leiden helemaal omringde met een aura van het zware oorlogsverleden… Hij profiteerde van het sfeertje dat hij zelf opriep. Hij weet zelf niet hij bedoelt als hij pleit voor integratie via de religie. Wat betekent dat? Spreektijd aanvragen in de moskeeën? Nee? Toch niet? Ja, zwemlessen zijn leuk als die georganiseerd worden door de moskee. Maar dat is toch niet de core business van de islam, wel? Het is de arrogantie van de softheid. 

Paul Cliteur: ‘In het hart van ons overheidsbeleid zit een ondemocratische enclave

“En Wallage dan, die vond dat Ayaan Hirsi niet aan kinderen mocht vragen of ze in Allah geloofden. Nee, stel je voor. Dat kunnen ze niet aan. De islamitische medemens wordt geacht dom te blijven. Die kun je alleen maar tegemoet treden met fabels en mythes van de religie, want gewone, autonome burgers wordden ze nooit. De brief over Hirsi Ali die Wallage aan Van Aartsen schreef, kun je op internet vinden. Als je die brief leest, dan zie je dat er een excessieve zorg uit spreekt dat we dezelfde kant opgaan als in de jaren dertig. Ik vind het pathologisch, ik bedoel: wie gaat er eens met die man praten? Wallage heeft therapeutische zorg nodig.

“Als je je schuurtje niet regelmatig schildert, bladdert de verf af. Als je vriendschappen niet onderhoudt, groei je uit elkaar. Als je niet blijft werken aan de liefde die je voor je partner voelt, heb je op een gegeven moment geen liefdesrelatie meer. Zonder zorg vergaat en verpulvert alles — in de natuur, maar ook in de cultuur. Als je niet blijft nadenken over de idealen van de democratische rechtsstaat, dan verdwijnt die ook. Op het moment wordt onze westerse cultuur op allerlei manieren uitgedaagd. Dat zou er eigenlijk toe moeten leiden dat we de beginselen weer eens scherp definiëren. Maar dat gebeurt niet. Het is laksheid, denk ik. Ik zou graag wat meer de Franse mentaliteit in Nederland zien. Hun laïcité, de strikte scheiding tussen kerk en staat, is terecht. Het recente rapport van de commissie-Stasi, over het dragen van hoofddoekjes, is geweldig. Dat heldere denken… Wat zijn onze beginselen? Waar staat de Republiek voor? Wat is democratie in essentie? Kom daar eens om in Nederland! Dat is hier he-le-maal niet ontwikkeld. Wij hebben een Grondwet die met touwtjes en elastiekjes aan elkaar hangt. 

“Artikel 1, het antidiscriminatiebeginsel, is in 1983 in de Grondwet gekomen. Dus toen Pim Fortuyn zei dat dat artikel wat hem betreft ondergeschikt was aan artikel 7, de vrijheid van meningsuiting, zei hij helemaal niets geks. Maar Thom de Graaf kwam met Anne Frank aan, Ad Melkert zei: ‘Nederland is gewaarschuwd’, en Hans Dijkstal deed alsof de cultuur op instorten stond. Fortuyn had natuurlijk moeten zeggen: luister eens, heren, als dat grondwetsartikel werkelijk zo belangrijk is, dan is de beschaving in Nederland pas in 1983 begonnen en was het daarvoor duisternis, Middeleeuwen, onderdrukking en terreur. Het is typisch Nederlands dat we geen enkel beginsel als belangrijkste aanmerken; wij hebben geen principes, het is altijd modderen. In de Grondwet valt de term ‘democratie’ niet. Het woord ‘rechtsstaat’ ook niet. Ik zou zeggen: maak een mooie preambule waarin staat dat wij ons in Nederland oriënteren op de beginselen van de democratische rechtsstaat; regel een strikte scheiding tussen kerk en staat en schrijf de monarchie eruit. Want iemand die de Nederlandse Grondwet nu leest, krijgt de indruk dat we nog een monarchie zijn, waarin de koning belangrijk en onschendbaar is. Ja, dat is mooi, zeg! 

“Het is allemaal weer business as usual. Als je het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bekijkt, over waarden en normen, dan denk je toch: er is helemaal niets van Fortuyn blijven hangen. Het is niet eens doorgedrongen. Zelfs de WRR heeft geen flauw idee waar we staan. Ja, ze gaan uit van wat westerse waarden, die in verband worden gebracht met de joods-christelijke cultuur. Daar heb ik zo’n hekel aan. Hoezo geworteld in de joods-christelijke traditie? Wat doet het ertoe? Wat van belang zou zijn, is of onze waarden alleen maar gerechtváárdigd kunnen worden door te verwijzen naar de joods-christelijke cultuur. Als dat zo is, quod non, heb je een interessante ethische uitspraak gedaan. Maar nee, wij gaan gratuit geschiedenislesjes geven en suggereren dat we dat corpus aan waarden en normen niet overeind kunnen houden als we de band tussen het jodendom en het christendom doorsnijden. Dat is toch de suggestie? Typische CDA-talk. Vreselijk. Bovendien onwetenschappelijk. 

“Het storendste vind ik dat Nederland in naam een democratie is, terwijl het de facto niet zo is. De belangen van de burgers worden geschaad vanwege de eigenwijsheid van de klasse die over ze regeert. Ik wil niet overdrijven, want het is natuurlijk slechts een softe tirannie waaraan we zijn overgeleverd. Maar we glijden wel af. We zouden ons moeten emanciperen van de regenten. Het is niet in hun belang dat we dat doen, natuurlijk. Uiteindelijk zijn wij zelf degenen die bijvoorbeeld hier door de Leidse Breestraat moeten gaan lopen en onze ruggen moeten geselen, omdat we überhaupt iemand als Wallage serieus nemen. Die man had natuurlijk alláng afgevoerd moeten worden. Ik bedoel, eigenlijk zou heel Nederland in zo’n homerisch gelach moeten uitbarsten dat Wallage zich nergens meer zou kunnen vertonen. Maar ik heb goede hoop. Ik ben geen Schopenhauer, die zegt: het wordt nooit wat met de mensheid. Ik ga ervanuit dat we met vallen en opstaan steeds een stukje verder komen. Ik heb ook kompanen. Als ik Frits Bolkestein of Ayaan Hirsi Ali of Afshin Ellian of Hafid Bouazza hoor, dan denk ik: het gaat de goede kant uit. Anders was ik allang opgehouden met het schrijven van boeken. Het moet natuurlijk wel een beetje helpen wat ik doe.”