Spring naar de content
bron: ruud pos

Dries Muus: ‘Binnen de voetbalwereld heerst een groot taboe op homoseksualiteit’

Journalist en literatuurrecensent van Het Parool Dries Muus schreef met De Afwijking een debuutroman over uitsluiting en de vernietigende uitwerking van een gerucht.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jelle Brumsen

Is het voor een schrijver ergerlijk als gevraagd wordt het boek samen te vatten?

“Schrijvers doen daar vaak wat weerbarstig over. Het geeft het gevoel dat je het boek waar je jaren aan hebt gewerkt moet terugbrengen tot een banaal reclamepraatje van een paar zinnen. Maar ik vind het een heel logische vraag en heb daar nooit zoveel problemen mee.”

Waar gaat je boek over?

“Het gaat over Mattias Groen, een veertienjarige jongen met veel voetbaltalent, wiens voetbaldroom op het punt van vervulling lijkt te staan. Dan gebeurt er iets in de kleedkamer dat die hele belofte in één keer op losse schroeven zet. Er ontstaat een gerucht dat het leven van de hoofdpersoon gaat beheersen. Hij zou op jongens vallen. Het boek is eigenlijk een verslag van wat er met iemand gebeurt die opeens buiten een groep komt te staan. De roddel zou over alles kunnen gaan, maar tegen de achtergrond van de voetbalwereld was dit het meest effectieve middel om het thema van sociale uitsluiting naar voren te brengen. Binnen die wereld heerst er nog zo’n taboe op homoseksualiteit, op alles dat niet aan die strikte heteronorm voldoet.”

Hoe kwam je op dit onderwerp?

“Ik wilde een roman schrijven waar de voetbalwereld het decor was. Daar zijn er niet zoveel van, terwijl er best wat schrijvers zijn die bijvoorbeeld in Hard gras over voetbal schrijven. Het is niet meer zo dat voetbal van het volk is en literatuur van de hogere klasse. Na twee mislukte manuscripten kwam ik op dit thema. Het is gebaseerd op iets dat ik zelf heb meegemaakt toen ik op de middelbare school zat. Dat was voor mij lang een heel beschamende ervaring. Ik wilde over voetbal schrijven, maar dit was wel het laatste waar ik over wilde schrijven. Na jaren ploeteren had ik zo weinig progressie geboekt dat ik dacht: laat ik dan in godsnaam maar dit proberen. Het gaf het boek uiteindelijk de spanning en lading die er daarvoor steeds aan ontbrak.”

Wat vind je de mooiste zin uit het boek?

Iets wat zo zacht is kan niet breken. Dit denkt de moeder van de hoofdpersoon als ze hem van een afstand observeert. Ik vind dat die zin een lekker ritme heeft, korte eenlettergrepige woorden terwijl het laatste er twee heeft. De zin geeft ook een voor mij belangrijk thema weer. Dat zachtheid soms meer kracht kan geven dan hardheid. Ik vond dat dat in deze formulering goed naar voren komt zonder dat ik het te erg heb uitgespeld.”

Dacht je tijdens het schrijven altijd dat het boek ging slagen?

“Vóór dit boek heb ik twee min of meer voltooide manuscripten geschreven die niet zijn gelukt en waar ik ook jaren aan had gewerkt. Bij dit boek had ik lang geen uitgever en ik was vaak bang dat ik wéér zo’n tijd bezig zou zijn aan iets dat niet levensvatbaar was. Pas toen ik gesprekken voerde over de verschijning en de flaptekst dacht ik: het moet nu wel heel raar lopen als dit geen boek gaat worden. ”

Ik had het wel treurig gevonden als ik na een derde afwijzing nog aan een vierde boek was begonnen. Op een gegeven moment moet je de hint wel oppakken.

Vind je het schrijven moeilijk?

“Heel moeilijk. Het schrijven van fictie is iets heel anders dan journalistiek. Ik moest me een heel nieuwe kunstvorm eigen maken en daar was veel oefenen, vallen, opstaan en mislukte pogingen voor nodig.”

Wat was het zwaarst aan het schrijven van dit boek?

“De onzekerheid. Ik zette mijn wekker vroeg om aan iets te werken dat misschien nooit een boek ging worden. Dat was een verschrikkelijke gedachte. Ik had natuurlijk ook al twee mislukte pogingen gehad. Ik denk dat vrienden en familie het ook al hadden opgegeven of dachten: dit is gewoon een hobby van Dries. Ik vond ook dat dit hem moest worden. Ik had het wel treurig gevonden als ik na een derde afwijzing nog aan een vierde boek was begonnen. Op een gegeven moment moet je de hint wel oppakken.”

Is het moeilijk om humor toe te passen in een boek?

“Het was iets dat ik heb moeten afleren. In mijn studententijd schreef ik voor Propria Cures en daar was de regel dat een stuk in de eerste plaats grappig moest zijn. Bij het schrijven van een roman werkte het toeschrijven naar een grappige situatie of grappige zin voor mij niet. Als het goed is komen de geslaagde zinnen en grappige observaties voort uit de basis: de personages, de plot, de thema’s. Dan is humor hopelijk iets dat extra smaak of kleur kan geven.”

Wat heb je écht nodig tijdens het schrijven?

“Discipline. Ik schreef dit boek vóór mijn ‘gewone’ werkdag begon, ik verdiende er namelijk geen cent mee. Ik stond vroeg op om 2 à 3 uur te kunnen schrijven. Dit lukte alleen als ik op tijd naar bed ging en uitgerust was. Ook betekende het niet te veel drinken, geen katers hebben, gezond eten. Soms had ik daar geen zin in. Dan ging ik ’s ochtends wel zitten, maar dan lukte het gewoon minder goed.”

Wat vind je leuker: een boek lezen of een boek schrijven?

“Goede boeken lezen vind ik altijd geweldig, dus in die zin is lezen leuker. Schrijven staat voor mij wel iets hoger, maar is vaak helemaal niet leuk. Het is best kut als je twee weken hard en geconcentreerd aan iets hebt zitten werken en je dan moet concluderen dat het toch niet goed is.”

Van welke schrijver hoef je geen boek meer te lezen?

“Ik zal niet snel een compleet oeuvre afschrijven. Ik heb te vaak gehad dat ik een boek van iemand niet goed vond maar het daaropvolgende boek wel. Ik dacht een tijdje dat het werk van Ronald Giphart niets voor mij was. Maar toen las ik zijn roman Harem en die vond ik echt heel goed. Die openheid wil ik behouden. Het is goed om niet al te vooringenomen te zijn.”

Tot slot, van welke schrijver hoop je dat hij of zij uw boek leest?

“Ik heb grote bewondering voor Peter Buwalda en Nina Polak. Bijna al hun zinnen hebben iets bijzonders, een originele wending of formulering, op een heel soepele, ongekunstelde manier. Ook heb ik in de laatste twee jaar van het schrijven veel van Oek de Jong gelezen. Stilistisch wat soberder dan iemand als Buwalda, maar een late en aangename ontdekking voor mij. Dat is nu voor mij een schrijver waarvan ik soms denk: wat zou Oek er van vinden?”