Spring naar de content

‘Na afloop doken we zoals gewoonlijk het café in, niets aan de hand, dacht ik toen nog’

Sylvia Millecam (1956) was comédienne, actrice en presentator. Ze overleed op 20 augustus. Hans Böhm schrijft haar een brief.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans Böhm

Lieve Sylvia,

Hoe ben je nu? Denk je alleen nog maar in grote concepten; glimlach je om alle aardse heisa; ben je al gereïncarneerd of ben je al een engel; zweef je ergens gewichtloos en vormloos of besta je slechts in de herinneringen van de achterblijvers?

Het is pas — en alweer — vier maanden geleden dat je lichaam begraven werd, maar je nagedachtenis is nog springlevend. Jouw dood heeft veel stof doen opwaaien, dat nog lang zal nadwarrelen. Veel vrouwen zijn gaan nadenken over de keuze van behandeling bij kanker, juist ook vrouwen die die dodelijke ziekte niet hebben. Mensen met kanker onder de leden hebben hun mening door jouw ervaringen bijgesteld. Het alternatieve circuit is onder vuur komen te liggen. Iedereen hoopt op een duidelijker afbakening van rechten en plichten.

Jouw dood was het begin van een golf van publiciteit, waarin de gevoelens van patiënten, de grenzen van het beroepsgeheim, de invloed van kwakzalvers, het recht op zelfbeschikking en het recht van anderen om daarin in te grijpen aan bod kwamen. Naast het vele plezier dat je anderen hebt bezorgd, komt de waarde van jouw leven dus ook tot uiting na je dood.

Het was een mooie kerkdienst, vond je niet? En ook tijdens de begrafenis werd treffend gesproken. Hoe simpeler, hoe rechter uit het hart, hoe beter. Maar toch ook, tussen de regels door, en in de wandelgangen, was er dat onbestemde gevoel van kwaadheid en verdriet omdat je nog zo kort daarvoor onder ons was. Begin 2000 maakten wij nog een filmpje over de invoering van de euro. Jij speelde de taxichauffeur die vaak zei ‘pas in 2002 in je portemonnee’. Het is nu bijna 2002… Na afloop doken we zoals gewoonlijk het café in, niets aan de hand, dacht ik toen nog. Je was gelukkig, vrolijk en zorgeloos. Meelevend, want je sterkste kant was gevoel.

Natuurlijk schiet ik in de lach als ik terugdenk aan sommige scènes in die twaalf jaren dat we samenwerkten. Je gevoel voor humor. Die heisa toen we voor de Koningin en haar ministers moesten optreden in de Ridderzaal, die keer in de Brabanthallen voor achtduizend werkers in de thuiszorg, of voor vijftienduizend verzekeringsagenten in het Feyenoord-stadion. Echter, net zo lief ben je me als publiek ‘de doofstomme’, het typetje dat je alleen voor een klein publiek speelde omdat je niemand voor het hoofd wilde stoten.

Maar je leeft ook in mij voort als de stem die in een restaurant tot snelheid maant bij het bestellen. Om de ober niet te laten wachten.

Je leefde op gevoel, Sylvia.

Hans Böhm