Spring naar de content
bron: Jaco Klamer/Hollandse Hoogte

‘Eerst waren er de mensen, toen pas goden en tenslotte God’

Harry Kuitert (1924) was theoloog. Hij overleed op 8 september. Carel ter Linden schrijft hem een brief.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Carel ter Linden

Beste Harry,

Deze brief zal je niet meer bereiken. Toch schrijf ik hem graag, om je nog eens te bedanken voor de weg die je gegaan bent en die voortdurend ons dominees uitdaagde om méé te denken.

Ik moet bekennen dat ik geprobeerd heb me jou een beetje van het lijf te houden, omdat ik voorzag dat ik er om zo te zeggen God zelf mee zou kwijtraken. Ten dele is dat toch ook gebeurd: er is in mijn ogen geen aan deze wereld voorafgaande zelfstandige werkelijkheid, die wij ‘God’ noemen, die de kosmos heeft geschapen en die het leven van ons mensen op aarde volgt, en die wij na onze dood eindelijk zullen mogen ontmoeten.

Mijn humanistische collega uit mijn legerpredikantentijd vroeg mij een keer hoe ik in een God kon geloven: “De Tien Geboden komen toch niet wérkelijk van God vandaan? Dat wij niet moeten stelen, liegen, het huwelijk van een ander ondermijnen, een ander doodslaan – dat heeft de mensheid sinds eeuwen en eeuwen toch zélf door schade en schande als essentieel voor het leven ontdekt?” En ik heb hem gelijk gegeven. Daarom heb ik mij ten slotte gewonnen moeten geven aan die oneliner van jou: “Eerst waren er de mensen, toen pas goden en tenslotte God.” Ik vond het terecht om je dat een keer, inmiddels twee jaar terug, te schrijven.

Je reageerde heel hartelijk en instemmend, maar je had ook een kritische vraag: “De waarden die je terecht onopgeefbaar noemt, en die je ook – ja ook – in de Bijbel kunt terugvinden, zijn niet typisch Bijbels, maar dragen elke cultuur. Dat je het woordje ‘God’ erbij haalt, lijkt me overbodig en verwarrend voor de lezer.”

Ik zou zeggen: dat is ook vreemd. Maar achter die essentiële beginselen vermoedde het oude Israël een onbenoembaar geheim, dat zij – in de geest van díe tijd! – zich als een ‘God’ bleven denken. Als een Hemels Appèl om ook naar die beginselen te leven. Wij ervaren die elementaire beginselen toch óók als ‘bovenpersoonlijk’? En in het ‘heilig theater’ van de zondagmorgen heeft die Stem een grote rol, met een sterke en vaak ontroerende tekst. En geen dominee kan het zonder, wil hij die oude, beeldende, diepzinnige verhalen tot leven brengen. In die geest schreef ik je.

Je schreef terug: “We zijn het wel eens, denk ik.” En ik neem je laatste zin maar als huiswerk mee: “Je wilt graag iets houden, en ik denk dat je daarom enigszins onvrij wordt. Zie het geloof als een traditie die niet bindt, geen gezag heeft maar om zich zelfs wille de moeite al dan niet waard is, en je bent vrij, hoeft geen Bijbel en geen god meer en houdt toch alles over…”

Carel ter Linden