Spring naar de content
bron: anp

‘U schreef: “Dat ik er niet meer zal zijn, is voor mijzelf mijzelf volstrekt onbegrijpelijk”‘

Cri Stellweg (1922) overleed op 26 november 2006. Emma Brunt is journalist en schrijft haar een brief.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Emma Brunt

Geachte mevrouw Stellweg, beste Saartje Burgerhart,

Vanaf de plek waar u nu bent, even aangenomen dat zo’n plek bestaat en dat u van gene zijde zicht hebt op deze, zal het u waarschijnlijk een rotzorg zijn hoe ze achteraf over u praten, al was enige ijdelheid u bij leven en welzijn niet vreemd, als ik mij niet vergis. Ik hoop voor u dat u daar inmiddels boven staat, ook letterlijk, en dat dit verheven uitzicht u bevalt. Maar mij moet toch nog even iets van het hart.

Een paar jaar geleden heb ik u een keer ontmoet in het televisieprogramma Ladies Only, waarin ik destijds weleens als gastvrouw optrad, en bij die gelegenheid heb ik u diep gekrenkt. Ik begroette u recht hartelijk als ‘de schrijfster die ik natúúrlijk kende van haar veelgelezen column in Libelle’ en besefte mijn vergissing pas toen u mij hooghartig toebeet dat de bewuste column meer dan 25 jaar elke week in de Volkskrant had gestaan! Dat was dus nogal dom van mij, en tactloos, want ik kon wel raden wat u op dat moment dacht.

Ten eerste dat u onderschat werd als vrouw, omdat een of ander juffie van de tv klakkeloos aannam dat een vrouw wel voor een damesblad geschreven zou hebben, een vrij tuttig damesblad bovendien. En ten tweede dat u onderschat werd als oudere vrouw, omdat ik – die maar twintig jaar jonger was – liet blijken dat u voor mijn generatie al compleet had afgedaan. Cri Stellweg? Tja, die naam komt me vagelijk bekend voor, maar wie was dat nou ook alweer?

En het ergste was dat u er niet eens zo ver naast zat. Ik wist uiteraard best wie u was, want ik had uw Volkskrant-column vaak genoeg gelezen, maar niet altijd met genoegen, want ik vond uw onderwerpen te ‘klein’, te dicht bij huis, en uw toon was mij inderdaad te Libelle-achtig. Dat oubollige pseudoniem alleen al: Saartje Burgerhart – het kon niet saaier en braver. En tot overmaat van ramp had u het dan ook nog de hele tijd over uw echtgenoot, nota bene aangeduid als ‘Hendrik’; en ging het bij uitzondering eens niet over hém, dan bleef u evengoed in de knusse familiesfeer, want dan kregen we geheid iets te horen over de kinderen en de kleinkinderen. Vooral als het parmantige, voorlijke grut weer eens iets snedigs had opgemerkt. Ik was – en ben nog steeds – geen voorstander van het sentimentele idee dat de waarheid het zuiverst wordt opgetekend uit de kindermond, en op mensen die je te pas en te onpas met een foto van hun kleinkinderen confronteren ben ik ook niet dol. Bovendien was u mij veel te monter, te positief; ik verdacht u van intellectuele gemakzucht en zelfgenoegzaamheid.

Maar ook op dat punt moet ik bakzeil halen, want toen ik dezer dagen een van uw latere boeken over de ouderdom opsloeg bleek dat uw pen soms scherp genoeg was om wat bloed te laten vloeien, uw eigen hartenbloed, en dat vergt lef. U schreef over de dood: ”Dat ik er niet meer zal zijn, dat is voor ieder ander waarschijnlijk gemakkelijk te begrijpen, maar voor mijzelf is het volstrekt onbegrijpelijk.”

Zo is het maar net. Met enige vertraging neem ik alsnog mijn hoed voor u af en maak een lichte maar oprechte buiging.

Emma Brunt