Spring naar de content

Auke Kok: ‘Cruijff was ook regelmatig een pain in the ass’

Daar is-ie dan: Johan Cruijff. De biografie. We bellen met een afgepeigerde Auke Kok (Haarlem, 1956), die zijn werk op de ultieme deadline voltooide.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Robbert van Rijswijk

Gaat het weer een beetje?
“Ik leef weer – na een extreem zware tijd. De arbeidsintensieve non-fictie die ik bedrijf, is toch vaak een flinke strijd. Zeker in dit geval. Ik heb 160 à 170 interviews gehouden, stapels Cruijff-boeken gelezen, en vele honderden artikelen, archiefstukken en documentaires doorgespit – en als definitieve biograaf moet je die allemaal kennen, ordenen en in een goed leesbaar verhaal gieten. Mensen denken dat het leuk is, maar het is vooral leuk om het af te hebben. Het was close.”

Welk van die 160 gesprekken staat u nog het meest bij?
“Dat met Carles Rexach, de vroegere Sjaak Swart annex Piet Keizer van FC Barcelona. Hij werd in de jaren zeventig al snel een maatje van Cruijff en toen Cruijff eind jaren tachtig trainer werd van Barcelona, werd Rexach diens assistent. Hij was bovendien Cruijffs partner in crime in de strijd tegen het bestuur, waar Cruijff het regelmatig mee aan de stok had.

“Later zijn ze uit elkaar gegaan door een ietwat onduidelijk ruzie. Rexach kon daardoor zowel de mooie als de minder mooie kanten van Cruijff uit de doeken doen. Zo gaf Cruijff zijn ongelijk bijna pathologisch niet toe. Ook kon hij nogal zwart-wit zijn in zijn oordelen over mensen. Hij kon wrokkig en rancuneus zijn en de deur echt dicht doen. Aan het einde van zijn leven is hem dat toch wel noodlottig geworden, omdat hij betrekkelijk eenzaam is gestorven.”

Die minder fraaie kanten lijken zijn publieke imago toch nauwelijks te hebben aangetast.
“Cruijff ging heel handig om met massamedia en zag media doelbewust als verlengstuk van zijn beroep, image en inkomen. Opvallend vaak wil hij daarin ook zijn gelijk halen en wil hij zijn eigen straatje schoonvegen. Hij liet journalisten echt voor hem werken als het nodig was. Zeker in interviews op late leeftijd poetst-ie schaamteloos zijn imago op, zoals in zijn autobiografie uit 2016. De interviews uit de tijd waarin hij nog voetbalde zijn wat dat betreft een stuk betrouwbaarder.

“Een van de misverstanden over Cruijff is bijvoorbeeld dat hij een linksige democraat was. Dat was hij zeker niet. Hij had een hekel aan belasting en werkte als trainer graag met lagere lonen en hogere prestatiebonussen voor zijn spelers. En hij was vast geen voorstander van het afschaffen van de democratie, maar hij was uiteindelijk niet zo geïnteresseerd in de opvattingen van anderen. Grappig, want thuis had hij eigenlijk juist helemaal niets in te brengen. Zoals Cruijff zelf ooit een keer zei: het lijkt wel of ik twee persoonlijkheden had: eentje voor thuis en eentje voor buitenshuis.”

En hoeveel verdient u hier mee?
“Mijn hoogste voorschot en reiskostenvergoeding ooit. Als je zo’n bedrag hoort, denk je misschien: Jezus, dat is on-Nederlands hoog. Maar uitgesmeerd over drie jaar en drie maanden valt het wel weer reuze mee.”

U heeft net zo’n commerciële mentaliteit als Cruijff?
Lachend: “Nee, helemaal niet. Ik steek altijd weer veel meer tijd in een boek dan ik van tevoren van plan was en dan in overeenstemming is met het voorschot dat ik krijg van mijn uitgeverij. Ik heb er drie-en-een-half jaar aan gewerkt, waarvan ik de laatste drie maanden zeven dagen per week bezig was – tot ’s avonds laat. Mijn uurloon kan ik maar beter niet uitrekenen.

Het leek me wel wat, ‘doctor in de cruijffologie’.

“Bovendien speelde ik in eerste instantie met het idee om er een proefschrift van te maken. Niet bepaald een commerciële bezigheid. Het leek me wel wat, ‘doctor in de cruijffologie’. Ik heb gesprekken gevoerd met Universiteit Utrecht en Rijksuniversiteit Groningen. Na ampel beraad heb ik toch besloten om me puur op het publiek te richten; mijn uitgever vreesde dat het wetenschappelijke ten koste zou gaan van de schwung. Daar zat natuurlijk wat in.”

Wat is de mooiste zin van het boek?
Een verfijnde dwarrelbal met de linker buitenkant van zijn mindere voet: een romantisch kaarsje op een donkere, kille avond.

“Een zin over Cruijffs afscheidswedstrijd tegen Bayern München, de beruchte nul-acht. Ik weet nog dat ik erbij was en dat het zó’n cynische, naargeestige toestand was. Maar opeens was daar die prachtige krommende pass. Hartverscheurend. Jaren eerder vond Cruijff het voetbal opnieuw uit, als jong mager ventje van bescheiden komaf, met slim zijn, en met zulke kromme balletjes. Ik heb het fragment met kippenvel en betraande ogen teruggekeken op mijn computer.”

En de slechtste?
In de voorbereidingen op het nieuwe seizoen, 1965-1966, werd Cruijff net als de andere selectiespelers flink afgebeuld.

“Een volstrekt prozaïsche zin waarmee je de Pulitzerprijs niet gaat winnen. Maar je begrijpt: wel zo’n zin die even moet. Witregel, iets nieuws introduceren, en door.”

Ook een goede zin: ‘Door te roken heb ik minder stress,’ zei hij. ‘En stress is ongezond, dus kan het roken niet echt slecht voor me zijn.’
Lachend: “Een typische Cruijff-redenering.

“Zijn taalgebruik is vaker heel grappig, wat natuurlijk de open deur van de dag is. Overigens heb ik zijn uitspraken zeker niet als uitgangspunt willen nemen. Dat zou ten eerste camp zijn, want hij deed het er niet om; zijn taalgebruik was eigenlijk een soort gebrek. Bovendien waren zijn uitspraken vaak incoherent en soms zelfs tegenstrijdig, wat niet bruikbaar is. Maar de belangrijkste reden: ik wilde het heft in handen houden. Het is míjn boek over hém. Mijn bevindingen moesten het uitgangspunt blijven. Pas als ik klaar was met de beschrijving van een bepaalde fase ging ik nog even kijken of hij daar nog wat over te melden had.”

Bent u van Johan Cruijff gaan houden?
“Dat mocht niet van mezelf. Toen ik begon was hij net een paar maanden overleden. Cruijff was bij leven al een legende en werd dat na zijn dood des te meer. Ik heb me voorgenomen om niet mee te gaan in de emoties, want behalve meeslepend, inspirerend, origineel, autonoom en briljant, was hij natuurlijk ook regelmatig een pain in the ass. Ik moet toch het ware verhaal vertellen.

“Zo stuitte ik in mijn onderzoek op meerdere buitenechtelijke avontuurtjes. Dat druist volledig in tegen het imago van Cruijff als brave family man. Ik ben geen sensatiejournalist, maar dat beeld behoefde dus wel enige correctie.

“Maar hij is wel een metgezel geworden. En dat gaat je ook niet in de koude kleren zitten. De afgelopen drie jaar en drie maanden is de naam Johan hier thuis vaak gevallen. Toen ik aan het laatste hoofdstuk werkte, vroeg mijn vrouw steeds als ik even naar beneden kwam: en, is-ie nou al dood? Het was lastig om afscheid te nemen en uiteindelijk zat ik met een brok in mijn keel achter het toetsenbord. Toch wel.”

Johan is wel een metgezel geworden. En dat gaat je ook niet in de koude kleren zitten.

Wat is de ergste tegenslag die u te verduren hebt gekregen tijdens het schrijven van dit boek?
“Dat ik werd beroofd in Barcelona, waardoor ik een aantal aantekeningen kwijtraakte en dus enkele interviews opnieuw moest doen. Ik had een auto gehuurd en zat nog een beetje nerveus te kijken hoe alles in dat ding werkte. Toen kwam er iemand die in het Catalaans begon te murmelen, dat er iets aan mijn spatborden mankeert. Ik, een beetje onzeker natuurlijk, stapte uit en ondertussen wordt door iemand anders mijn tas van de achterbank geplukt. Dat schijnt dan zo’n beetje de basistruc te zijn.”

Welke schrijvers zijn uw vrienden?
“Ik ga goed om met Peter Buwalda, Jeroen Smit, Kees van Beijnum, Annejet van der Zijl, Ivo Victoria, Herman Koch en Jan Kuitenbouwer. Maar de belangrijkste is natuurlijk Dido Michielsen, mijn schrijvende echtgenote en eerste meelezer.”

Wie zijn uw favoriete Nederlandstalige schrijvers?
Arnon Grunberg en Tommy Wieringa.”

Tot slot: op het huis van welke schrijver zou u wel een precisiebombardement willen laten uitvoeren?
“Dus een schrijver die ik haat, of zoiets? Da’s een leuke zeg. Nou… nee, dat kan ik niet maken…

“Het zou ook flauw zijn om nu niemand te noemen, hè? Ik ben groot fan van Brian Glanville, een inmiddels heel oude Engelse voetbaljournalist. Hij heeft ooit eens een roman geschreven over voetbal, waarvan ik een vertaling kocht, genaamd De prof… Dat boek is zo slecht. Werkelijk weerzinwekkend. Goed, grote schrijvers maken ook fouten. Dus: een precisiebombardement op het huis van Brian Glanville waarbij alleen alle exemplaren van De prof die hij nog in huis heeft terstond worden vernietigd.”

Johan Cruijff – De Biografie verschijnt 15 november bij Hollands Diep. Auke Kok won eerder tweemaal de Nico Scheepmaker Beker voor beste sportboek van het jaar.