Spring naar de content

I.M. Harm Botje (1944 – 2024): ‘Ik wilde zijn als Harm, de romantische oriëntalist’

Arthur van Amerongen herdenkt zijn vriend Harm Botje, de man door wie hij zelf ook Midden-Oosten-correspondent wilde worden. ‘Harm stak zijn homoseksualiteit bepaald niet onder stoelen of banken en hij schreef graag over zijn bezoekjes aan glibberige vloeren en vallende zeepjes in de oude badhuizen van Caïro.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Via een oude vriendin vernam ik dat Harm Botje vorige week is overleden. Zijn dood bleef onopgemerkt in de media. NRC Handelsblad – de krant waarvoor hij vanaf het einde van de jaren zeventig correspondent was in Caïro – zweeg in alle toonaarden en ook op X bleef het muisstil.

Ik werd daar een beetje verdrietig van, want mede door Harm wilde ik ook Midden-Oosten-correspondent worden. Want ik smulde van zijn verhalen en reportages in NRC, vaak een combinatie van highbrow en lowbrow.  

Harm stak zijn homoseksualiteit bepaald niet onder stoelen of banken en hij schreef graag over zijn bezoekjes aan glibberige vloeren en vallende zeepjes in de oude badhuizen van Caïro. 

Botjes’ boek In de Ban van de Nijl is al meer dan dertig jaar verplichte kost voor iedere Nederlander die Caïro en Egypte bezoekt en ik vond een fijne recensie in het Nederlands Dagblad van 12 juni 1991: 

“Ronduit onsmakelijk is Botje namelijk als hij zijn persoonlijke ervaringen in het Caïreense ‘gaycircuit’ beschrijft. Botje mag dan homofiel zijn: de meeste van zijn lezers zitten niet te wachten op de uitspattingen van oude homoseksuele mannen in met veel stoom gevulde afbladderende badhuizen. Maar los van deze – soms misselijk makende – details is het boek een boeiende beschrijving van het onconventionele leven van een correspondent. Jammer dat de grof-sarcastische toonzetting het leesplezier soms wat bederft.”

Harm was de aardigste man van de wereld maar kon net zo vals zijn als Geer & Goor bij elkaar. Meerdere malen zag ik mensen huilend, of bijna huilend weglopen tijdens bacchanalen in bijvoorbeeld de schitterende tuin van het Marriott, op loopafstand van zijn appartement in Zamalek. Botje kon je met een paar woorden helemaal afbranden. 

De meeste recensies over In de Ban van de Nijl waren positief. Een paar voorbeelden: 

“Groots, meeslepend en onbedaarlijk (…) Harm Botjes benadering van zijn onderwerpen kenmerkt zich door het grote en onbevangen oog dat hij heeft voor de meer zonderlinge zijden van de samenleving.” Dick van de Pol, NRC Handelsblad 

“Harm Botje woonde twaalf jaar in Caïro en heeft er een flitsend boek over geschreven (…) Het vormt een geheel dat leest als een roman.’ Nieuwsblad

Botje bracht het Egypte en het Midden-Oosten op een luchtige manier, die niets te maken had met de zwaarmoedige, bloedserieuze sfeer op de faculteit Arabisch.

Voor Botje zijn Caïro en Egypte schier onuitputtelijke reservoirs van kostelijke verhalen. Het tekent zijn vakmanschap dat die verhalen tezamen een beeld vormen van het land en de stad waaraan hij zo verknocht is geraakt.’ Zwolse Courant 

“Uiterst fraaie literatuur waarin het nieuws volledig heeft plaatsgemaakt voor persoonlijke belevenissen.” Hans Warren, PZC

Tijdens mijn studie aan de Universiteit van Amsterdam volgde ik Harm op de voet. Botje bracht het Egypte en het Midden-Oosten op een luchtige manier, die niets te maken had met de zwaarmoedige, bloedserieuze sfeer op de faculteit Arabisch. Een uitzondering waren de colleges van Midden-Oosten-deskundige dr. Leo C. Biegel. Biegel, die nationaal bekend was geworden door zijn enthousiaste ‘radiopraatjes’ uit de jaren zeventig en tachtig, liet vol enthousiasme een vermolmd fruitkistje met het opschrift Product of The Islamic Republic rond gaan en etiketten van wijnflessen uit Arabische landen, die hij in zijn eigen badkuip had losgeweekt.  

Ik wilde net als Harm Botje over het leuke, wilde, geile en spannende Midden-Oosten en Noord-Afrika schrijven en was net als mijn grote voorbeeld een romantische oriëntalist. De term oriëntalisme komt bij de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said vandaan, die in zijn beroemde boek Orientalism (1978) de westerse blik op het Oosten hekelde. Volgens Said stelt het Westen het Midden-Oosten voor als barbaars, irrationeel en verleidelijk, terwijl het Westen beschaafd, rationeel en deugdzaam zou zijn.

Voor studenten niet-westerse Geschiedenis en Arabisch gold Saids magnum opus lange tijd als de Bijbel. Het woord van Said ging er in als Gods woord in een ouderling. Orientalism was een heerlijk boek en een zeer inspirerende grabbelton. Ik haalde de krenten uit de pap en dus bereikte Said bij mij precies het tegenovergestelde. Dankzij zijn tips genoot ik van het oriëntalisme dat hij zo verfoeide. In het Bardomuseum in Tunis – waar overigens in 2015 die een walgelijke terreuraanslag door mohammedaanse jihadisten is gepleegd – hangt een schitterende collectie van de oriëntalisten en met name van Eugène Delacroix. Lekker veel dames in de hamam, de wellust en de geilheid spatten ervan af. De ‘preciezen’ bij de vakgroep Arabisch waarschuwden mij dat mustashriqin, oriëntalisten in het Arabisch, een scheldwoord was in het Midden-Oosten. Daar heb ik niets van gemerkt. Zolang je maar betaalde voor al die zondige uitspattingen was er niets aan het handje. 

Het Caïro van Harm Botje in het midden van de jaren tachtig was een lekker vunzige metropool, met een rigide bureaucratie en veel ongemakken, maar alles kon er. In de wijk Zamalek zat een gaybar, gerund door een voormalig Stasi-pedofiel (ik meen dat hij Freddy heette).

Egypte en Marokko, en met name Tanger, gold ooit als een paradijs en een verlichte vrijhaven voor schrijvers, kunstenaars en bohemiens. Hotel El Muniria en de aangrenzende The Tangerinn waren razend populair bij onder andere Jack Kerouac, William Burroughs, Allen Ginsberg, Truman Capote, Tennessee Williams, Gore Vidal, Jean Genet, Alberto Moravia en Francis Bacon. De Amerikaan Paul Bowles schreef uitgebreid over de beatniks in Marokko in Let It Come Down, zijn The Sheltering Sky werd succesvol verfilmd. Maar al ver voor de beatniks trokken veel kunstenaars naar Marokko en Noord-Afrika: André Gide heeft prachtige dagboeken bijgehouden van zijn reizen door Tunesië, Algerije en Marokko, waar hij zich helemaal suf rookte aan de hasj en kleine jongetjes aan hun pielemuizen trok. En nog daarvoor trokken Arabisten als Richard  Burton, de Nederlander Christiaan Snouck Hurgronje en T.E. Lawrence (Lawrence of Arabia) al dan niet verkleed als moslims naar het Midden-Oosten, dat gold als woest en romantisch. In 1962 schreef de Britse diplomaat Wilfred Thesiger het meesterwerk The Marsh Arabs, over de Arabieren die in de moerassen in Irak woonden die door Saddam Hoessein systematisch uitgeroeid zijn, en de moerassen die zijn drooggelegd. Thesiger sprak vloeiend Arabisch en verbleef een jaar bij die  moeras-Arabieren. Hij maakte foto’s van blote jongetjes in de Tigris (heel onschuldig uiteraard, kuch). Die moslims hadden trouwens biggetjes als huisdieren en noemden hun zonen zelfs ‘biggetje’. 

Het Caïro van Harm Botje in het midden van de jaren tachtig was een lekker vunzige metropool, met een rigide bureaucratie en veel ongemakken, maar alles kon er. In de wijk Zamalek zat een gaybar, gerund door een voormalig Stasi-pedofiel (ik meen dat hij Freddy heette). De kroeg hing vol met DDR-shit en als Freddy met een belletje rinkelde, renden slaafjes in oriëntaalse apepakkies naar de grote baas om de bestelling op te halen. Ik vind het, als oriëntalist, bijzonder jammer dat ik de jaren voor de coup van Nasser niet heb meegemaakt. Ik lees daarom dolgraag boeken over koning Faroek, die in 1952 van zijn troon werd getrokken en zei: “Op een dag zijn er nog maar vijf koningen over: schoppen, aas, ruiten, klaver en Engeland.” Uiteindelijk stierf hij in ballingschap, in zijn geliefde osteria Ile de France in Rome, na een copieus diner: twee dozijn rauwe oesters met Tabasco, een kreeft thermidor, abbaccio al forno en als toetje een enorm bokaal Mont Blanc. Daarna stak de koning een Havana op en viel dood uit zijn stoel. Dit boek – over een Joodse familie in Caïro – kreeg ik recentelijk van mijn goede vriendin Annelies en heb ik in een dag uitgelezen. En dit boek moet iedereen  die iets met Cairo heeft gelezen hebben: Beer in the Snooker Club

Na zijn vertrek kwam ik Harm regelmatig tegen in Tunis, waar hij een vaste kamer had in een oud, maar nog steeds deftig hotel, en in Algiers, waar we beiden logeerden in het prachtige Es Safir. De kroeg tegenover het hotel waar we altijd borrelden, werd opgeblazen door islamitische terroristen.

Na zijn vertrek kwam ik Harm regelmatig tegen in Tunis, waar hij een vaste kamer had in een oud, maar nog steeds deftig hotel, en in Algiers, waar we beiden logeerden in het prachtige Es Safir. De kroeg tegenover het hotel waar we altijd borrelden, werd opgeblazen door islamitische terroristen. Harm schreef een prachtig boek over de toestanden in Algerije en was op een gegeven moment wel klaar met de moslimterreur. Hij wilde naar landen als Mali, naar de zachte onderbuik van de islam, zoals hij de subhara noemde. Hij schreef samen met Fong Leng haar biografie en publiceerde Een eiland in het westen, over Berbers in Marokko versus Berbers in Nederland, afgezet tegen Harms eigen jeugd in Eindhoven. 

Harm vertelde mij ooit dat hij een parodistische homoseksuele doktersroman ging schrijven met Stephan Sanders, mijn oud-collega bij De Groene Amsterdammer en de Volkskrant

Ik mailde zojuist naar Sanders en ontving deze : 

“Wat een treurig bericht, ik heb zoveel lol met die man gehad in Cairo en later in Tunis, en ook in Nederland, waar ie ontheemd was, niet op z’n plek, etc. Zoals je zegt: elegant, chic, zeer onnadrukkelijk dat laatste en ongelooflijk gul, in velerlei opzichten: traktaties van eten, kennis, gevoelens (altijd geserreerd) en levenslust. Die roman is er wel degelijk gekomen, onder pseudoniem geschreven van ‘Floris van Vollenbroek’, maar wel degelijk in z’n geheel van Harm ‘De verjaardag van dokter Sanders, een liefdesgeschiedenis’, 1995, Contact. Ik citeer de flaptekst  ..’een onthullende verplegersroman’.  Het boek staat in mijn kast. Ik had een weddenschap gesloten in Tunis met Harm, dat ie dat niet kon, een pornoroman schrijven en verdomd: hij deed het, ook nog eens met eigen tekeningen verluchtigd, waar ene Simon Sanders, chirurg, een bronstig beest, bruin, zwaar behaard, voorzien van grote pornosnor uit de jaren 90 en dito geslacht uiteindelijk valt voor de charmes van ‘de jonge blonde verpleger Herman Manders’. Het is erg uit mijn leven gegrepen en dat van mijn toenmalige vriendje. Ik stond perplex toen ik het boek kreeg, heb het nog reuze gevierd met Harm. Het was meer dan een grap, ik heb het opgevat als een uit de hand gelopen vriendschapsbetuiging, en ook een ‘proeve van bekwaamheid’, want Harm was, zoals jij ook weet ambitieus in schrijven, stijl, kennis, kunde en snelheid.”

Een jaar na het uitbreken van de Arabische Lente keerde Harm Botje terug naar Caïro. Dat leverde een heerlijke verhaal op in Vrij Nederland, met een schitterende ouverture: 

“De eerste vraag was: stond het er nog wel, mijn huis aan de Nijlboulevard in Caïro? Ooit bezat het een onnavolgbare grandeur, zo was me verteld toen ik er in 1980 ging wonen. Dikke rode lopers met koperen roeden liepen dwars door de hal tot aan de straat. De bawaabs, conciërges, droegen rode kaftans met rode fezzen met daarop de koninklijke halve maan in goud geborduurd. Toen het begin jaren dertig werd opgeleverd, gold het pand zelf als stijlvol en chic. Er hing ook de verrukkelijke geur omheen van schandaal in de hoogste kringen. De eigenaar, prins Seif el-Din, had om zijn zuster prinses Shewikar te wreken een pistool afgevuurd op haar echtgenoot, prins Fuad Ahmed en dat nog wel in de hyper-exclusieve Mohammed Ali Club, waar le tout Caire het kon zien. Veroordeeld tijdens een opzienbarend proces werd prins Seif el-Din afgevoerd naar een gekkenhuis in Engeland. Prins Fuad Ahmed overleefde het pistoolschot ternauwernood, stuurde prinses Shewikar een scheidingsbrief en bracht het na de Eerste Wereldoorlog tot koning Fuad I van Egypte. Of Fuad I zelf ooit het pand betrad weet ik niet, diens zoon Farouk was er een geregelde gast. ‘Hij was moddervet,’ herinnert zich een van de oudere bewoners. ‘Hij kwam hier met z’n Rolls-Royce voorrijden, z’n nieuwe vrouw Narriman naast zich op de achterbank. Hij nam ruim tweederde van die bank in beslag, zij moest zich echt naast hem wringen.’ De appartementen in het gebouw waren gigantisch, ook het mijne. De liften met hun opengewerkte gietijzeren liftkooien waren Duits, de badkuipen Engels, het marmer kwam uit Italië. De bewoners behoorden tot de voormalige Ottomaans-Egyptische elite, even goed thuis in Istanbul-Constantinopel als in Caïro en Alexandrië, om niet te spreken van Londen en, natuurlijk, Parijs. ‘Naar Londen ging je voor je tanden, naar Parijs voor je manicure,’ was me ooit verteld. Er woonden voormalige grootgrondbezitters, generaals, fabrikanten en ook een van Egyptes beroemdste schrijvers. Alles hadden ze meegemaakt: de Britse overheersing, Nassers staatsgreep, de opeenvolgende oorlogen tegen Israël, Sadats vredesoffensief, islamistische terreurgroepen en het dertig jaar durende bewind van Mubarak dat eindigde in een moreel failliet. En dan nu de Arabische Lente, die tweehonderd meter hemelsbreed verderop dreigt te verpieteren in een ‘Arabische winter’. Hoe is het met mijn oude huis en mijn oude buren gesteld? Wat is er gebeurd met de dikke Adel die Egyptische jongens ronselde voor zijn Saoedische werkgever, prins F.? Woont de generaal er nog die grote feesten met whisky aanrichtte en wiens dochter plotseling de sluier aantrok? En hoe denken mijn voormalige medebewoners over de smadelijke aftocht van Mubarak, de eerste vrije verkiezingen sinds de jaren dertig en de militaire junta die het land nu bestuurt? Zijn ze hoopvol? Of juist niet?”

Harm Botje (links)

Het contact tussen Harm en mij was verwaterd. Ik zag hem voor het laatst op de redactie van de VPRO. De tropenjaren hadden hun tol geëist, hij zag er wat verfomfaaid uit. Maar hij groette mij nog steeds op zijn uitbundige, vrolijke wijze: ‘Tuurtje! Kom, we gaan drinken!’

Mensen zoals Harm Botje worden niet meer gemaakt. 

Descanse em paz, habibi. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.