Spring naar de content
bron: matthias giesen

Het nut van desinformatie

In februari krijgt Nederland wegens nieuwe Europese wetgeving een ‘digitale dienstencoördinator’ die internetinformatie moet controleren. Maar wie bepaalt wat desinformatie is? En is dat wel een taak van de overheid? ‘Als je onzin wilt verbieden, kun je half Twitter wel leegtrekken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Het recht op misinformatie – Waarom de overheid niet moet bepalen wat u mag zien, lezen en horen; de titel van het boek van criminoloog en publicist Bart Collard spreekt boekdelen. Aan de strijd tegen desinformatie zitten haken en ogen: wat is desinformatie precies en wie bepaalt dat? Hoe verhoudt de desinformatiestrijd zich tot vrijheid van meningsuiting of voortschrijdend inzicht via trial-and-error? En wat zijn de consequenties van het weren van alles wat niet waar is? Hij is er geen voorstander van, maar volgens Collard kunnen we religie dan ook wel verbieden, want het bestaan van God is niet te bewijzen. 

Een goed voorbeeld van onjuiste informatie die voor waar wordt aangenomen zijn de uitspattingen van Mr. FAFO, geeft Collard als voorbeeld tijdens het interview. Mr. FAFO, zoals een Palestijnse crisisacteur is gedoopt op internet, duikt op in allerlei oorlogsbeelden rond Gaza. Hij is gewond geraakt; even later staat hij weer midden in het oorlogsveld als verslaggever. Hij is twee keer dood geweest, én actief als zanger en radioloog. Een ogenschijnlijk mirakel, maar zelfs reguliere media trappen in wat hoogstwaarschijnlijk propaganda-acteerwerk is, zegt Collard, die daarmee duidelijk wil maken dat het in ons ‘hyperinformatietijdperk’ niet altijd eenvoudig is om te bepalen wat wel en niet ‘echt’ is. 

In een interview met een Hamas- of Palestina-aanhanger zou dit voorbeeld van desinformatie waarschijnlijk niet worden genoemd. Een Zelenskyfan zal evenmin The Ghost of Kyiv noemen, de Oekraïense tegenhanger van Mr. FAFO, die eigenhandig zes of meer Russische gevechtsvliegtuigen zou hebben neergehaald. Voorstanders van het coronabeleid zien beweringen over crisisacteurs in coronatijd als desinformatie. Het laat zien dat het herkennen en bestrijden van mis-, des- of malinformatie (informatie die correct is maar die wordt verspreid met als doel om een land of organisatie te beschadigen) deels wordt gekleurd door voorkeuren.

Het diepere probleem is dat wat de instanties zeggen bij grote groepen mensen niet meer resoneert.

Ad Verbrugge, universitair hoofddocent filosofie

De crux zit hem in het woord ‘hoogstwaarschijnlijk’ dat Collard gebruikt bij zijn beschrijving van Mr. FAFO, die op internet inmiddels een cultstatus geniet. Collard: “Een kritische houding is inderdaad de kern. Of je geneigd bent om iets voor waar aan te nemen wordt door veel verschillende factoren beïnvloed. Het hangt samen met je ervaringen, je levenshouding en politiek-filosofische kijk op de wereld. Als je iemand waardeert zul je die persoon ook eerder op zijn woord geloven. Het is bovendien niet altijd duidelijk wat wel of niet waar is. Maar de vraag is hoe erg dat is en wat de overheid daarmee moet. Als we op de huidige voet doorgaan met desinformatie aanpakken, gaat dat ten koste van het vrije debat, maar ook ten koste van kennisverruiming, want die aanpak staat wetenschapsbedrijving in de weg. Na de toepassing van wetenschappelijke methoden is iets voorlopig waar tot het tegendeel is bewezen.”

Collard vergelijkt desinformatie met goochelen, een activiteit waarin hijzelf ook bedreven is: “Als ik een munt doe ‘verdwijnen’ en jij ziet dat-ie niet meer in mijn hand zit, klopt jouw waarneming, maar als je daaraan de conclusie verbindt dat die munt is verdwenen, is dat niet correct, want die munt is nog altijd ergens. Dat is vergelijkbaar met hoe desinformatie werkt; de waarheid wordt anders voorgesteld of verhuld. Je waarneming klopt doorgaans, maar je interpretatie daarvan regelmatig niet.” Collard: “Misinformatie kan schadelijk zijn; tegelijkertijd geldt dat het uitroeien van misinformatie minstens net zo gevaarlijk is voor een open democratische samenleving. De liberale grondgedachte is dat een burger alles mag doen zolang hij of zij anderen daarmee niet schaadt.” 

De term desinformatie klinkt dystopisch. Hij roept beelden op van een ministerie van Waarheid, dat – zoals in George Orwells roman 1984 –bepaalt wat burgers wel of niet mogen denken. Nieuw is desinformatie evenmin. Het bespelen en beïnvloeden van burgers via propaganda of gekleurde informatie is van alle tijden. 

De reuring rond desinformatie kan dan ook niet worden losgezien van de huidige gezagscrisis in de samenleving, waarover filosoof Ad Verbrugge een dikke pil schreef. Het uithollen van traditionele gezagsverhoudingen heeft sommigen vatbaar gemaakt voor ‘desinformatie’, maar ook bij de overheid geleid tot verwoede pogingen om via een ‘wetenschappelijke waarheid’ wanorde te voorkomen. Verbrugge: “De overheid heeft in ons internettijdperk geen informatiemonopolie meer. Het diepere probleem is dat wat de instanties zeggen bij grote groepen mensen niet meer resoneert. Je kunt dat niet herstellen met censuur of dwang. Macht is niet hetzelfde als gezag.” 

Desinformatie begint met het suggereren dat maatschappelijke vraagstukken met wetenschap kunnen worden opgelost, denkt Verbrugge, die werkzaam is als universitair hoofddocent sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. “Daarmee ontken je de verschillende dimensies van de waarheid. Je hebt een voorlopige wetenschappelijke waarheid, maar bijvoorbeeld ook een morele waarheid. De overheid beroept zich op ‘de wetenschappelijke waarheid’ voor het legitimeren van keuzes, en verhult daarmee de ethische en politieke dimensies van veel maatschappelijke vraagstukken. Dat is een voedingsbodem voor vertrouwensverlies.” 

De coronatijd illustreert goed hoe het verbergen van kanttekeningen bij ‘de medische waarheid’ het vertrouwen ondermijnden. Verbrugge noemt een paar voorbeelden: “Het RIVM dat in eerste instantie stellig ontkende dat het virus via aerosolen werd verspreid, en de overheid die met de slogan ‘je oma beschermen’ deed alsof vaccineren besmetting zou voorkomen. Het diskwalificeren en zelfs censureren van geluiden die het tegendeel beweerden hebben eerder wantrouwen aangewakkerd dan tot meer fiducie in ‘de wetenschap’ geleid.” 

Ook zonder draconische maatregelen draagt de desinformatiestrijd onbedoeld bij aan wantrouwen. Een negatief neveneffect van te vaak waarschuwen tegen desinformatie is dat alle informatie gewantrouwd wordt, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Volgens onderzoeker Michael Hameleers, universitair docent politieke communicatie, denken steeds meer mediagebruikers dat andere mensen bewust bezig zijn met het verspreiden van desinformatie. In werkelijkheid is de hoeveelheid desinformatie minder groot: onderzoek laat tot nu toe zien dat hooguit één procent van ons online mediadieet als desinformatie kan worden bestempeld. Hij pleit er dan ook voor om interventies af te stemmen op de context en het exacte aandeel van desinformatie. 

Op dit moment is het middel erger dan de kwaal, bevestigt Bart Collard, die gespecialiseerd is in contraterrorisme. Collard: “De term desinformatie is al misleidend. Desinformatie is bewust verspreide onjuiste informatie, en bij misinformatie gaat het om onbewuste onjuiste informatie. Maar hoe kun je precies bepalen of Henk1098 op internet echt gelooft dat de maanlanding niet heeft plaatsgevonden of dat hij het met kwade bedoelingen verkondigt? Het gaat de overheid in de praktijk om het effect van misinformatie; niet om de intentie erachter.”

Dat effect wordt zodanig gevreesd dat overheden nu volgens de Europese wet inzake digitale diensten (Digital Services Act, DSA) verplicht zijn erop toe te zien dat techbedrijven als Meta en X (voorheen Twitter) ‘illegale’ content verwijderen. Wat illegale informatie is, is aan de lidstaten zelf. Ook Nederland krijgt volgens de planning in februari een ‘digitale dienstencoördinator’ die internetinformatie moet controleren. In crisissituaties kan de Europese Commissie landen grensoverschrijdend dwingen tot actie. Verder bepaalt die dienstenverordening dat techbedrijven transparant moeten zijn, bijvoorbeeld over algoritmes. 

Collard: “Niet alles aan de DSA is slecht, maar overheden hebben daarmee een potentieel gevaarlijk wapen in handen dat de vrije meningsuiting verder onder druk zet. Is het wenselijk dat de EU gaat bepalen welke informatie wij te zien krijgen? Niet alles wat desinformatie heet, is werkelijk schadelijk en niet alles wat als schadelijk wordt gezien, moet daarom meteen worden gecensureerd.”

In de desinformatie-aanpak gaat het overheden om veiligheid door het voorkomen van schade door de verspreiding van misinformatie, zegt Collard. “In het huidige tijdsgewricht valt mentaal ongemak ook onder onveiligheid. In de cancel-cultuur heet wat niet in het eigen straatje past algauw desinformatie. Haat zaaien en (groeps)belediging kunnen dan redenen zijn om tot censuur over te gaan. Maar wat haat of belediging is, is subjectief. Hoe kun je bewijzen dat mentaal letsel daardoor komt? Zo’n uitgangspunt leidt al snel tot willekeur.” 

Illustratief voor het subjectieve karakter van de desinformatie-aanpak vindt Collard de uitspraken van staatssecretaris Digitalisering Alexandra van Huffelen daarover: “In een interview met BNR stelde zij dat het verwijderen van informatie belangrijk is als het ‘totale onzin’ is, schadelijk is of haat zaaien tot gevolg heeft. Als je onzin wilt verbieden, kun je half Twitter wel leegtrekken.” 

Collard stelt dat onjuistheid van informatie een gevaarlijk criterium is voor een repressieve overheidsaanpak. Hij trekt de grens bij oproepen tot geweld. Daarbij maakt het medium minder uit: “Er is veel onrust over AI-beelden die niet van echt zijn te onderscheiden. Ook hier geldt dat dat niet per definitie erg is, zolang die beelden niet oproepen tot geweld, geen onderdeel zijn van andere strafbare feiten of bijvoorbeeld heimelijke beïnvloeding door andere staten.”

In zijn boek doordenkt hij de consequenties van het uitroeien van onwaarheid. “Hoe bepaalt de overheid wat niet waar is? De overheid zal zich beroepen op de wetenschap. Dan krijg je een database met uitspraken die ‘waar ‘of ‘niet waar’ zijn. Daarmee kun je dus nooit hypotheses bevragen of weerleggen, terwijl dat juist de essentie is van wetenschappelijke vooruitgang.” 

Om grondrechten als vrije meningsuiting en vrije kennisvergaring te beschermen pleit de criminoloog voor weerbaarheid. In plaats van de overheid een totalitair wapen in handen te geven, is het volgens Collard beter om burgers te bewapenen tegen ongewenste beïnvloeding: “Geef kinderen op de basisschool al het vermogen om kritisch te kijken naar informatie. Daar hoort kennis van bijvoorbeeld filterbubbels bij, maar ook het onderzoeken van bronnen. Wie zegt iets? Welke belangen spelen er en is deze persoon een anonieme internetter of een professor? Daarin moeten ook nuances worden ingebouwd, want een hoogleraar kan het net zo goed verkeerd hebben.”

Op het informatieoorlogstoneel spelen op de achtergrond waarheid en vertrouwen de hoofdrollen. Het vanzelfsprekende vertrouwen in gezagsdragers is in de woorden van Verbrugge ‘poreus’ geworden. In zijn boek De gezagscrisis – een filosofisch essay over een wankele orde koppelt hij de vatbaarheid voor ‘desinformatie’ aan de psychosociale conditie van de moderne mediamens. Die wordt op haast infantiele wijze geleid door ‘gevoel’. Het gezag zelf is evenmin immuun voor manipulatie via misinformatie: in onze ‘impressionistische democratie’ draait alles om beeldvorming. “De waarheid vinden is minder relevant dan burgers verleiden tot het volgen van het gezag, desnoods via het bespelen van de waarheid.”

In zijn woning in Leiden waar ook de opnames voor zijn internetkanaal De Nieuwe Wereld plaatsvinden legt de filosoof met zijn ogen dicht (‘dan kan ik beter nadenken’) uit ‘wat er met ons aan de hand is’. Verbrugge: “Gezag komt van het woord gezeggen. De gezagsdrager heeft zeggenschap: ouders hebben bijvoorbeeld zeggenschap over hun kinderen, de overheid heeft dat over burgers. Zeggen en luisteren hangen met elkaar samen: degene die onder het gezag valt, is bereid om te luisteren naar de gezagsdrager, omdat wat de gezagsdrager zegt als zinvol wordt ervaren. Gezag is dus een verinnerlijking van de machtsverhoudingen.”

Gezag hoeft niet altijd goed te zijn, benadrukt Verbrugge. “Hitler had ook een zeker gezag, en dat heeft geleid tot de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Mede daarom zijn we in de jaren zestig gezag met macht gaan verwarren.” De bevrijding van het individu in de jaren zestig leidde tot het verder uithollen van gezagsverhoudingen in traditionele instituties als kerk of familie. Hielden voorheen zuilen de boel bij elkaar, in de jaren tachtig kwam daar – na de anarchistische jaren zeventig – een nieuwe zakelijke orde voor in de plaats: een optimale inrichting van economie, samenleving en wereld, geleid door ‘systeembouwers’ als bedrijfskundigen en andere deskundigen.

In die efficiënte, multiculturele, globalistische architectuur verliest de politiek zijn ideologische veren. Verbrugge: “Traditionele gezagsverhoudingen zijn gegrond in levensbeschouwelijke overtuigingen; daarvoor in de plaats is de beleving van het individu als consument centraal komen te staan. De politiek doet daaraan mee: die wil via het bespelen van het sentiment kiezers voor zich winnen. Politiek wordt marketing. Het onbehagen is ook groot: tegenstemmen zoals die van Pim Fortuyn vinden bij grote groepen mensen meer weerklank dan technocratische ‘systeembouwers’ als Ad Melkert.” Het weerhoudt de overheid er niet van om verder te rationaliseren: “‘De wetenschap’ wordt leidend voor beleid. Iedereen die daarbij vragen stelt is dan ouderwets of extreemrechts.” 

Het diskwalificeren van tegengeluiden bevestigt het beeld van een repressief gezag; ‘zwermen’ of groepen individuen gaan argwanend op zoek naar alternatieve gezagsdragers, ziet Verbrugge. “Die zwermen kunnen ook kwaadaardig worden, maar dat voorkom je niet met meer dwang; daarmee los je de gezagscrisis niet op. Je krijgt dan mensen die het gezag volgen omdat het moet, maar dat is niet hetzelfde als gezonde gezagsverhoudingen.” 

‘De wetenschap’ waarmee de overheid zijn beleid legitimeert erkent zijn eigen grenzen niet. Terwijl die grenzen wel zichtbaar zijn, zegt Verbrugge. De kredietcrisis van 2008 toonde de grenzen van de financiële deskundigheid, religieus-extremistische terroristische aanslagen ondermijnden de seculariseringsthese van vele sociologen, en de coronacrisis liet zien dat de medische wetenschap maatschappelijke vraagstukken niet kan vervangen. Als ik vind dat we op een andere manier moeten omgaan met het virus en je bestempelt dat als desinformatie, dan ga je een politiek gesprek uit de weg.”

De onwil van de overheid om de waarheid open en bloot te onderzoeken is een bedreiging voor de liberale democratie, schrijft Verbrugge in zijn boek. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg: in de corona-aanpak of de omgang met de toeslagenaffaire. “Wetenschap staat niet gelijk aan waarheid, de wetenschap moet ‘waarachtig’ zijn; open en eerlijk. Dat is niet hetzelfde als anything goes, maar de feitenkaart wordt nu te snel getrokken. Bij het trekken van conclusies speelt interpretatie een grote rol, maar factcheckers plaatsen feit tegenover interpretatie en verbeelding tegenover de waarheid, terwijl die grenzen in werkelijkheid minder zwart-wit zijn.”

In het huidige tijdsgewricht valt mentaal ongemak ook onder onveiligheid.

Bart Collard, criminoloog en schrijver

“Wie zou jij als je censuurmeester aanwijzen?” is een vraag die Bart Collard stelt in zijn boek. “Bij techbedrijven zijn factcheckers verantwoordelijk voor het modereren van online informatie. Het is prima dat mensen uitzoeken wat wel en niet klopt. Het probleem is dat vaak niet transparant is wie die mensen zijn, wat hun voorkeuren zijn en hoe ze tot bepaalde conclusies komen. Hun woord moet niet dwingend zijn én controleerbaar; zo niet, dan conflicteert dat met een gezond opiniesysteem.”

Collard en Verbrugge plaatsen transparantie (‘eerlijk duurt het langst’) en het toelaten van twijfel tegenover de dwingende desinformatie-aanpak. “Een overheid die alleen maar de orde wil handhaven en elke vorm van chaos wil voorkomen versteent en brengt zijn eigen ineenstorting nabij,” schrijft Verbrugge. Zijn pleidooi voor discussie en dialoog biedt bescherming tegen een dystopie waarin een kleine club mensen bepaalt wat de waarheid is en de rest ontgoocheld achterblijft. 

En de waarheid? Die komt meestal wel boven water, maar niet zonder vrijheid, voortschrijdend inzicht en vertrouwen. En juist die voorwaarden staan op het spel. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.