Spring naar de content
bron: anp

Gerard Kornelis van het Reve honderd jaar

Max Pam herdenkt Gerard Reve. ‘Als rechtse reactionair was hij zijn tijd ver vooruit.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Max Pam

Gerard Reve werd op 14 december 1923 onder zijn werkelijke naam Gerard Kornelis van het Reve om half zes in de middag geboren op de Van Hallstraat 25, 2 hoog te Amsterdam. Dat moet dus volgens Google Maps dit hoekhuis zijn, maar misschien is de nummering in de loop der jaren veranderd.

Afbeelding met buitenshuis, hemel, Landvoertuig, voertuig

Automatisch gegenereerde beschrijving

Deze week werd Gerard dus honderd jaar geleden geboren. In de media werd er enige aandacht aan besteed, al hield het niet echt over. In de Volkskrant hadden vier schrijvers betrekkelijk weinig over hem te melden – het ging voornamelijk over hen zelf – en op de televisie zag ik alleen Onno Blom een paar minuten langs komen voor wat algemeenheden. Biograaf Nop Maas zag ik nergens en ook Gerards levensvriend Joop Schafthuizen bleef onzichtbaar, maar wellicht heb ik die gemist. 

Reve gaf zichzelf nog veertig jaar na zijn dood, voordat hij net als een Tweede van der Helst zou worden vergeten. We hebben dus nog tot 2046. Net als fossiele brandstof zal Reve dan aan de rand staan om langzaam te fade-away-en. 

Ik denk nog vaak aan Gerard, die in mijn geheugen blijft staan met zijn volledige geboortenaam. Passages uit zijn boeken herlees ik met enige regelmaat. Vooral het eerdere werk – tot en met Nader tot U – maar bij ouder worden moet ik toegeven dat ook in latere werk nog veel te genieten valt. Die onverschrokken humor is in mijn ogen (en in mijn lendenen) niet kapot te krijgen.

Eigenlijk is het nogal vreemd dat Gerard van het Reve zo lang bij mij blijft. Van de Grote Drie uit de vorige eeuw is hij de enige die ik nooit echt gesproken heb. Harry Mulisch sprak ik, via de schaker Hein Donner, vaak op de Amsterdamse sociëteit De Kring. In tegenstelling tot wat velen denken, kon je met Harry wel degelijk lachen. Als hij met Donner door de Leidsestraat liep, werd hij altijd aangeklampt en ook wel uitgescholden. Meestal kwam het erop neer dat Donner dan de klappen kreeg. Grappig. Ook met Willem Frederik Hermans kon je lachen, maar op een andere manier. Jan Wolkers, Hugo Claus, Hella Haasse, enzovoort, ik heb ze allemaal wel eens ontmoet. Door hen allemaal ben ik wel eens toegesproken.

Alleen door Gerard van het Reve nooit. 

Ja, één keer ben ik door Gerard opgebeld, althans door Joop Schafthuijzen. Joop was weer eens in de media zwaar bekritiseerd, omdat hij zich had opgesteld als die vervelende beschermengel, die hij in werkelijkheid misschien ook is. Maar toen had ik Schafthuijzen verdedigd als de man die de Grote Dementerende Schrijver tenminste nog verzorgde. Hem te eten gaf en zijn po verschoonde. Joop kwam aan de lijn om mij te bedanken en gaf toen de hoorn door aan Gerard. Het was ontegenzeggelijk Zijn stem, die mij uitnodigde naar België te komen, waar zij toen woonden. De uitnodiging ging echter gepaard met zoveel Reviaanse grapjes en uitweidingen, dat ik niet wist wat ik ervan moest denken. Ik ben niet gegaan, mogelijk gevoed door de onterechte angst dat ik daar onvrijwillig in bed zou belanden – je hoorde wel eens rare verhalen. Dat ik op de uitnodiging niet ben in gegaan, daarvan heb ik wel spijt gekregen, want niet lang daarna werd Gerard opgenomen en was hij helemaal onbereikbaar.

Ik ben niet gegaan, mogelijk gevoed door de onterechte angst dat ik daar onvrijwillig in bed zou belanden – je hoorde wel eens rare verhalen.

Mijn vader daarentegen heeft Gerard redelijk goed gekend. In de biografie van Nop Maas worden twee anekdotes over Reve verteld, die afkomstig zijn van mijn vader. De eerste kent u wellicht, want die heb ik opgeschreven. Reve stond vlak na de Bevrijding bij een bioscoop, toen iemand voor hem in de rij een antisemitische opmerking maakte. Reve pikte dat niet, raakte slaags en rende daarna naar de redactie van Het Parool, de krant waarvoor hij toen werkte. Kwaad tikte hij een commentaar, waarin hij betoogde dat een antisemiet niets anders verdient dan een ‘stomp in het gezicht’. Vervolgens holde hij ‘naar steen’ en maakte zelf zijn stukje op. Even later ging hij opgelucht naar huis, maar een oplettende mederedacteur kon het stukje nog net uit de krant houden. Alleen in de Twentse editie van Het Parool schijnt het te hebben gestaan.

De tweede anekdote is minder bekend. Na de oorlog werd het illegale Parool legaal en vond de krant huisvesting in het gebouw van De Telegraaf, die toen een publicatieverbod was opgelegd wegens heulen met de vijand. Het gebouw van De Telegraaf, dat zich nabij de Dam bevond aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam, had hele hoge ramen met hele lange en hele zware gordijnen. Volgens het verhaal schepte Reve er een eigenaardig genoegen in om in zo’n gordijn te klimmen, eenmaal boven zijn gulp te openen en zijn geslachtsdeel te tonen, een optreden dat hij afsloot met masturberende bewegingen.

Eerlijk gezegd heb ik moeite met het geloven van deze anekdote, hoewel die door mijn eigen vader is verteld. Zouden die gordijnen zo sterk zijn geweest dat ze een volwassen man konden dragen? Mij lijkt het onwaarschijnlijk, hoewel Reve zo vlak na de oorlog niet de wereld zal hebben gewogen.

Lang heb ik gedacht dat ik ongevoelig was voor Gerards openlijke bekering tot de Griekse beginselen. Zodra hij met zijn directe homo-dialogen aankwam, begon ik het  – als hetero – minder interessant te vinden. Op Weg naar het Einde en Nader tot U waren nog prachtig, maar daarna kwam de klad erin. 

Tegenwoordig denk ik daar anders over. 

Als rechtse reactionair was hij zijn tijd ver vooruit.

Reves toenmalige vrouw Hanny Michaelis was de eerste die bewust werd van Gerards homoseksualiteit. Misschien voelde ze ‘het’ nog eerder aan dan de schrijver zelf. Collega Willem Frederik Hermans schreef in 1987 het volgende aan Hans van Straten: “Ik herinner me nog dat Simon van het Reve mij bij die gelegenheid toevertrouwde dat Oorthuys (de fotograaf – MP) een flikker was en over ‘een pikkie’ beschikte van maximaal twee centimeter lengte. Weinig kon ik toen vermoeden dat ‘Simon’ misschien wel van eigen aanschouwing uitging, want destijds maakte hij de ene wrange grap over flikkers na de andere.”

Het antwoord van Van Straten: “Die homo-witzen van Gerard: dat klopt toch allemaal met het handboekje! Die fase gaat toch vooraf aan het moment waarop de homo zijn aard accepteert! Toevallig vertelde Rik Roegholt mij dezer dagen dat Gerard op een moment rondliep met de mededeling: ‘Ik heb nou een vrouw met een kraan’.”

Reviaanse humor. Een vrouw met een kraan. Als rechtse reactionair was hij zijn tijd ver vooruit.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.