Spring naar de content
bron: anp

Ronald! Ja? Een zakenkabinet! Wat? Een ZA-KEN-KA-BI-NET!

Er doen steeds meer partijen mee aan de verkiezingen, er komen steeds meer zwevende kiezers en dat wordt een steeds grotere belemmering voor effectief bestuur, schrijft Jan Kuitenbrouwer. Het gevolg is een politieke metawerkelijkheid van vingerwijzende, handenheffende, schouderophalende participanten die, omstuwd door camera’s en microfoons, uitleggen wat niet kan, of als het wel kon, waarom het mislukt is. Zijn oplossing: een Noodraad.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Gisteren werden de resultaten gepubliceerd van het laatste PISA-onderzoek, een wereldwijde vergelijking van de onderwijskwaliteit per land. Sinds de start van PISA, in 2000, is Nederland fors gedaald. Dit jaar opnieuw. 33% van de Nederlandse schoolverlaters is nu onvoldoende geletterd om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Concreet: zij kunnen een brief van de gemeente niet ontcijferen. Zij begrijpen gesprekken op televisie maar half. Qua leesvaardigheid staat Nederland in de EU nu alleen nog boven Griekenland, Bulgarije, Slowakije en Roemenië. Het aantal schoolverlaters dat onvoldoende gecijferd is, neemt ook al jaren toe. Dat betekent: niet in staat zijn een kassabon te controleren. Of te berekenen hoeveel potten muurverf je moet kopen om de woonkamer te schilderen. Of je bankzaken te doen. Nederland is aan het verdommen.

Wij hebben een premier die een dag in de week leraar is. Zo iemand vindt goed onderwijs belangrijk, zou je zeggen, maar misschien was het toch iets anders dat hem bewoog. In elk geval is het Nederlandse onderwijs in de jaren dat deze leraar in het Torentje zat alleen maar slechter geworden. Misschien is het VVD-logica: hoe hoger mensen zijn opgeleid, hoe meer je ze moet betalen.

Het is niet het enige probleem waar geen greep op krijgen. De woningnood, het bouwen van genoeg huizen voor de inwoners van dit land: kennelijk onmogelijk. Mijnschade in Groningen – de eerste aardbeving dateert van 1986. Oplossing: kennelijk onmogelijk. Van recentere makelij is de Toeslagenaffaire, maar laten we niet vergeten dat die ook alweer in 2004 begon. Negentien jaar, en het einde is nog niet in zicht. Of neem een kwestie die het predikaat ‘crisis’ nog moet verdienen, maar die ook al weer bijna twintig jaar op ons afkomt: de te geringe capaciteit van ons electriciteitsnet. Veel wasrschuwingen, geen actie. Het stikstofprobleem: de eerste rapporten zijn van de jaren tachtig, de zaak zit muurvast. De asielcrisis hoort ook in dit rijtje: de kosten voor asielopvang in Nederland werden in 21 van de afgelopen 23 jaar te laag begroot, constateerde de Algemene Rekenkamer onlangs. En dan is er het wantrouwen in de overheid op zich, waar ook al jaren over wordt gepraat, zonder dat er verder veel gebeurt.

Bekend was zijn uitspraak: ‘Ik weet niet waer ’t over gaet, maar ik ben teg’n.’

Toen ik opgroeide had je de Boerenpartij. Die was opgericht door een man die ‘Boer Koekkoek’ genoemd werd. Tot ieders verrassing won hij een zetel in de Tweede Kamer en daar ging hij op klompen, in zijn overal, met een maispijpje in de mond, Kamerlid zitten wezen. Ho, nee, die attributen heb ik verzonnen, Boer Koekkoek droeg gewoon een zondags pak, maar zijn accent was dermate regionaal – hij kwam uit Bennekom – dat je die rurale attributen er vanzelf bij zag. Bekend was zijn uitspraak: ‘Ik weet niet waer ’t over gaet, maar ik ben teg’n.’

De Noodraad in actie. Bennies vader: derde van links.

Binnen de Boerenpartij brak al snel ruzie uit en er kwam een afsplitsing, de Noodraad. De leider van de Noodraad was de vader van mijn beste vriendje Bennie, een flamboyante autodealer met een hang naar glamour. Op een vrachtwagen liet hij een metershoog portret van zichzelf plaatsen, breed lachend, met een witte telefoon aan zijn oor geklemd. Zo ging hij op campagne, maar het mislukte, de Noodraad kwam niet in de Kamer en Bennie’s vader verzon iets anders om mee in de publiciteit te komen. Vanaf het dak van een hoge flat in de nieuwe Utrechtse wijk Overvecht liet hij een splinternieuwe auto naar beneden vallen. Ik was daarbij. Hij had hier een politieke bedoeling mee, dat weet ik nog, ik ben helaas vergeten welke. Toch, Bennies vader was zijn tijd ver vooruit, want het is precies wat Nederland nu nodig heeft: een Noodraad.

U lacht misschien, maar ik meen dit serieus.

Met veel plakband en elastiek zal het misschien lukken om een meerderheidscoalitie samen te te stellen, inclusief de VVD, of een hybride constructie met de VVD als ‘gedoogpartner’, of juist de PVV, of juist NSC, of een minderheidskabinet, of een extraparlementair kabinet, al dan niet met deelakkoorden, enzovoorts, enzovoorts. Maar geen van die varianten is een oplossing voor het echte probleem: dat er grote partijpolitieke verdeeldheid heerst, voortdurend op allerlei onderwerpen polarisatie uitbreekt, er te weinig goodwill is om elkaar iets te gunnen en het Nederlandse electoraat op dit moment dermate wispelturig is, dat het voor politici al gauw aantrekkelijker is om nieuwe verkiezingen te forceren dan om problemen op te lossen – zie de manier waarop Rutte dit kabinet liet vallen op een geschil van niets. Waarna het allemaal weer van voren af aan begint en de al veel te lang etterende problemen nog langer onbehandeld blijven. De media vinden dit allemaal best, hoe meer kouwe drukte hoe beter, en in plaats van daar weerstand aan te bieden gaan de meeste politici er liever in mee, om er zo nu en dan spijt over de betuigen, want daar houden de media óók erg van. Het gevolg is een politieke metawerkelijkheid van vingerwijzende, handenheffende, schouderophalende figuranten die, omstuwd door camera’s en microfoons, uitleggen wat niet kan, of als het wel kon, waarom het mislukt is. En zo modderen we voort.

Wij moeten juist van weg van die naargeestige, zelfzuchtige, partijpolitieke naijver, waarbij schijn het wint van wezen, stijl van substantie, korte termijn van lange. Waarbij partijbelang voorgaat op landsbelang. Waarbij de inwoners van Noord-Groningen, de toeslagenouders, de woningzoekenden en de leerplichtige kinderen uiteindelijk slechts sluitpost zijn. Waarbij goede voorstellen van de concurrent sneuvelen en slechte van een bondgenoot het halen. Een bondgenoot die morgen een concurrent kan zijn, enzovoorts.

De hele Kamer is oppositie, waardoor er eigenlijk geen oppositie meer is.

Dit is inherent aan een parlementaire democratie, natuurlijk, maar er doen steeds meer partijen mee aan de verkiezingen, er komen steeds meer zwevende kiezers en dat wordt een steeds grotere belemmering voor effectief bestuur. En dus moet er een ‘Noodraad’ komen. Een zakenkabinet. Een verzameling deskundige bestuurders, liefst zo ver mogelijk verwijderd van de politiek, die zich op de belangrijkste problemen richten. Het parlement keurt die plannen goed of af, maar uitsluitend op hun ware, niet-partijpolitieke merites. De hele Kamer is oppositie, waardoor er eigenlijk geen oppositie meer is. Het gekrakeel sterft weg, het land komt tot rust, de Noodraad gaat aan het werk. De problemen zullen zich niet als bij toverslag oplossen, dit is geen wondermiddel, maar er zal meer focus zijn, om een vermaledijd modewoord te gebruiken. De politiek doet een stapje terug, het wordt saai in Den Haag, de publieke zaak komt weer centraal te staan. Nederland herademt, ontspant en wordt weer gelukkig. Enfin, een ietsiepietsie minder ongelukkig?

Dus: Ronald!

Ja?

Een zakenkabinet!

Een wat?

Een ZA-KEN-KA-BI-NET!

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.